[2] Deze vraag kan men met recht stellen omdat men in de heilige Schrift zoveel voorbeelden heeft waarbij bepaalde zondaars in de hel kwamen en zondaars van dezelfde soort gered werden. Maar ik, Johannes, zeg: deze vraag klinkt weliswaar als zou er een wijze reden voor zijn, maar toch is dat hier helemaal niet het geval. Als ik een beschrijving van de hel geef, dan geef ik ook indirect aan, wie er ook eigenlijk de hel verdient. Men zal zich toch hopelijk bij dit beeld van het begrip hel geen concreet oord van opsluiting voorstellen, maar slechts een toestand waarin een vrij wezen zichzelf door de geaardheid van zijn liefde, door zijn handelswijze, kan brengen. Ieder mens die maar enigszins in staat is volwassen te denken, zal nu toch gemakkelijk begrijpen dat een mens aan de hel gebonden is, zolang hij volgens haar principes handelt. Haar principes zijn heerszucht, eigenliefde en zelfzucht. Deze drie staan lijnrecht tegenover de hemelse principes, namelijk deemoed, liefde tot God en liefde tot de naaste.
[3] Hoe gemakkelijk zijn zij van elkaar te onderscheiden, ja gemakkelijker dan de nacht van de dag. Wie bij zichzelf duidelijk wil ervaren of hij tot de hel of tot de hemel behoort, moet zijn gemoed zorgvuldig ondervragen. Zegt dit vanuit zijn wezenlijke neiging en liefde voortdurend: dit is van mij en dat is ook van mij, en dit wil ik hebben en dat wil ik ook nog, deze vis is van mij en die andere wil ik ook nog vangen, geef mij alles, want ik zou graag alles willen hebben, ja ik moet alles hebben, - dan is, waar het gemoed zich zo laat horen, de hel nog de overheersende pool.
[4] Maar wanneer het gemoed zegt: er is niets, noch het een noch het ander, dat ik als mijn eigendom mag beschouwen; alles is van Hem en ik ben het geringste niet waard, en als ik al iets heb of zou hebben, zal het niet van mij, maar van mijn broeders zijn. Als dat het innerlijke antwoord van het gemoed is, dan is de hemel de overheersende pool.
[5] Als bijvoorbeeld iemand een meisje heeft uitverkoren waarop ook een ander zijn oog heeft laten vallen, en de eerste wordt, als de tweede ook geaccepteerd wordt, meteen vreselijk jaloers, dan is bij hem de hel reeds de overheersende pool. Maar zegt de eerste: lief meisje, alleen jij bent de baas over jouw eigen hart. Ik heb je waarachtig lief en daarom verlang ik geen offer van jou; wel ben ik bereid om voor jouw bestwil elk offer te brengen; daarom ben je, wat mij betreft, volkomen vrij. Doe derhalve wat je wilt en zoals het jou goeddunkt; mijn oprechte genegenheid en vriendschap zul je daardoor nooit verliezen. Want zou ik je dwingen, mij jouw hand te geven, dan zou ik alleen mijzelf in jou liefhebben en jou tot slavin maken. Ik heb echter niet mezelf lief in jou, maar alleen jou in mijzelf. Daarom heb je, wat mij betreft, ook de volle vrijheid om alles uit te kiezen, wat jou voor jouw geluk het meest geschikt lijkt.
[6] Kijk, in deze taal straalt reeds het licht van de hemelburger door, want zo spreekt men in de hemel. En wie zo vanuit de grond van zijn hart kan spreken, heeft al geen druppel meer van een potentiële hel in zich.
[7] Wie zichzelf bij deze hoogst gevoelige kwestie zo kan verloochenen, zal zichzelf bij andere, minder gevoelige kwesties des te gemakkelijker verloochenen. Wie daarbij echter jaloers wordt en dadelijk de banden met zijn geliefde verbreekt, haar in zijn hart met verachting, wrok en woede verwenst en zijn rivaal evenzo bejegent, die handelt reeds vanuit de hel, die bij hem duidelijk de overheersende pool is.
[8] Voor de hemelse mens geldt de volgende regel: wie bij een bepaald streven merkt dat iemand anders dezelfde ambities heeft, moet zelf onmiddellijk een stapje terugdoen en zijn naaste, bij het verwezenlijken van zijn liefde, geen strobreed in de weg leggen. Want het is beter om in de wereld bij iedere gelegenheid met lege handen te blijven staan dan met een of andere nog zo onbeduidende strijd iets te winnen.
[9] Hoe meer iemand hier opoffert, des te meer zal hij in het hiernamaals vinden. Wie hier een wollen jas offert, zal daar een gouden vinden; wie er twee offert, zal er daar tien vinden en wie hier een uitverkoren vrouw offert, hem zullen er daar honderd onsterfelijke tegemoet komen. Wie hier aan iemand ook maar een schraal stukje grond afstaat, hem wordt daar een hele wereld gegeven. Wie er hier één heeft geholpen, naar hem zullen in het hiernamaals honderd hun armen uitstrekken en hem helpen in het eeuwige leven! En zo zal niemand iets verliezen van hetgeen hij hier offert. Wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig oogsten, maar wie karig zaait, zal ook karig oogsten.
[10] Ik denk, dat dit nu wel voldoende zal zijn om iedereen goed duidelijk te maken, wanneer de hel en wanneer de hemel bij hem de overheersende pool wordt. Daarom zal wel niemand het nog nodig vinden om voor de dag te komen met de belachelijke vraag: wie komt er in de hel, wie in de hemel en hoe en wanneer komt men daarin? Niemand komt in de hel noch in de hemel, want iedereen draagt beide in zich.
[11] Overheerst de hel, dan is de hele mens zelf al helemaal hel; maar overheerst de hemel, dan is de hele mens zelf ook al helemaal hemel. Daarom hoeft ook niemand te vragen: hoe ziet het er in de hemel uit en hoe in de hel? Laat eenieder naar zijn eigen polariteit kijken, dan zal hij precies zien, hoe het er in de hel of in de hemel uitziet.
[12] Want er is nergens een oord dat hemel of hel heet, maar dat alles is ieder mens zelf. Niemand zal ooit in een andere hemel of in een andere hel komen dan in die, welke hij in zich draagt.
[13] Jullie hebben je er voldoende van overtuigd toen wij ons in die centrale zon bevonden en daar wonderlijke dingen hebben gezien. Waar bevond zich deze zon? In jullie zelf. Waar zijn wij nu? Ogenschijnlijk weliswaar op de geestelijke zon, maar in werkelijkheid in onszelf.
[14] Hoe zoiets mogelijk is, laat elke droom jullie zien en daarover hebben jullie reeds de meest afdoende verhandelingen ontvangen. En precies zo is het dus gesteld (met uitzondering van de droom, waarin hetgeen zich voordoet onwerkelijk is) met de grootste en helderste bestaansvorm in de absoluut geestelijke toestand. Om dat nog grondiger te begrijpen, zullen we in het vervolg enkele voorbeelden beschouwen.
«« 118 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.