Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 127 / 127
[1] We hebben in de voorgaande verhandeling voor ieders oog een treffend beeld neergezet, waarmee iedereen vanuit de uiterlijke verschijningsvorm zonder enige moeite tot de innerlijke betekenis kan komen. Aangezien dit terrein echter heel groot is en de verschijningsvormen daarop talloos zijn, heeft de mens nooit teveel aan juiste beelden om zich in iedere situatie van zijn aardse bestaan goede raad te kunnen verschaffen. Daarom zullen wij naar een ander, op zich weliswaar heel eenvoudig, maar inhoudelijk des te rijker en algemener beeld overgaan om onze zaak toe te lichten.
[2] Zou er iets eenvoudigers kunnen bestaan dan een onschuldig, armzalig mensenkind? Het heeft twee voeten, waarop het zich kan voortbewegen, dan een romp vol ingewanden, twee beweegbare armen en daarboven op de hals een beweegbaar hoofd. Aan het hoofd zitten twee oren, die altijd even ver van elkaar verwijderd blijven, terwijl het ene altijd hetzelfde hoort als het andere. Zo heeft het ook twee ogen, die hun vaste plaats in het hoofd hebben en niet dichter bij elkaar kunnen worden gebracht, hoewel ze op zich tot bewegen in staat zijn. Met deze beide ogen kan elk voorwerp apart bekeken worden. Midden tussen de ogen zit de neus met twee neusgaten. Ze ademt de levenslucht in en laat de onzuiverheden van het hoofd afvloeien. Zo heeft het ook een mond, waarvan alleen het onderste gedeelte kan bewegen. Daarin heeft het weliswaar onbeweeglijke tanden, maar een des te beweeglijkere tong. De rest van het lichaam bestaat uit huid, vlees, bloed, zenuwen, vezels, aderen en beenderen, waarin zich beenmerg bevindt. Kijk, dat is het beeld van ons kind.
[3] Maar wie vermoedt wat er allemaal achter deze heel eenvoudige uiterlijke vorm schuilgaat? Wie ziet daarin een hele hemel? Wie het gehele oneindige universum?
[4] Wie zoekt er achter dit eenvoudige beeld het conflict van de gehele schepping, zowel in de geestelijke als in de natuurlijke sfeer?
[5] Zou nu niet iemand willen zeggen: in het kind is dat nauwelijks te zien, maar laten we het tot man worden, dan kan in zijn denken en handelen misschien heel veel worden gevonden waaruit men kan afleiden dat de mens op z'n minst een wezenlijk tot het geheel behorend deel van de schepping is.
[6] Ik zeg echter: dat is niet nodig; het kind alleen is voldoende. Zijn twee eenvoudige voeten getuigen van Mijn vaderlijk dragende, liefdevolle zorg, die in de tien eenvoudige geboden die jullie bekend zijn, wordt weergegeven. De voeten zijn vanuit deze ordening ook ter ondersteuning en voor de stabiliteit van tien tenen voorzien.
[7] In de natuurlijke sfeer echter stellen zij het planetensysteem voor, dat eveneens de onderste steun van een zonnestelsel is. Ja, het planetensysteem noopt, evenals de voeten, door zijn beweging het grote hoofdlichaam van de zon tot haar grote hoofdbeweging.
[8] Uit deze heel korte beschrijving kunnen jullie opmaken dat al in de voeten van het kind de gehele liefdevolle zorgzaamheid in geestelijke zin, evenals het hele wezen der planeten op natuurlijk gebied aanwezig is.
[9] Op de voeten rust de romp als voornaamste werkplaats van het leven. Wie ziet hier in geestelijke sfeer niet dadelijk het wezen van de levenschenkende liefde uit Mij? En wie ziet in de romp niet onmiddellijk de zon, als levensschenkend lichaam van het gehele planetensysteem?
[10] In de romp bevindt zich het hart als basis van het leven en het allerduidelijkste beeld van de liefde. Deze liefde is voortdurend werkzaam en voert het voedsel naar alle delen van het lichaam.
[11] Dicht bij zich heeft deze liefde de maag. Deze is de gastvrije keuken, waarin de liefde met haar vuur de spijzen kookt en deze dan, heerlijk toebereid, naar alle delen van het lichaam stuurt.
[12] De longen zijn dan als het ware een tweede maag, een tweede keuken, die aan de spijzen die in de eerste keuken werden toebereid nog etherische kost toevoegt, zodat de spijzen van de eerste keuken worden geactiveerd en ter ondersteuning van het leven geschikt worden gemaakt.
[13] Hoe prachtig toont het beeld van deze twee keukens, waar het actieve hart zich middenin bevindt, hoe het geestelijke in het natuurlijke ingrijpt om dat te vergeestelijken, en als zodanig naar een hogere bestemming te leiden. En dat alles geschiedt door de steeds actieve bemiddeling van het hart, dit meest getrouwe beeld van de liefde!
[14] Wie kan hier Mijn eigen, werkende liefde miskennen, waarmee Ik enerzijds ook steeds het verlorene opneem, het in de grote keuken van de natuurlijke schepping laat opkoken en het dan levend maak door de ademtocht van Mijn genade en ontferming uit de tweede grote keuken, die de hemel is en die overeenkomt met de longen in de mens.
[15] Elke ademtocht kan aan ieder mens vertellen hoe Ik juist vanuit de hemel voortdurend op het leven inwerk, zodat het kan bestaan, en dat Ik juist door dit instromen er steeds naar streef de dood in leven te veranderen.
[16] Wie nu maar enigszins helder kan denken, zal door dit wonderbaarlijke, overeenstemmende beeld zeker niet zonder licht blijven. Maar laten we verdergaan.
[17] Aan elke zijde van het lichaam bevindt zich een hand. Deze twee handen stellen in geestelijk opzicht de daadwerkelijke liefde voor die zich in de wijde ruimten overal vrij kan bewegen en voortdurend werkt en schept.
[18] Door deze handen wordt dus ook Mijn vrij werkende, ongebonden macht uitgebeeld, die echter toch niet buiten de bepaalde eeuwige oerordening werkt, want ook elke hand heeft als uitlopers de vingers, waarvan het aantal overeenkomt met dat van de tenen aan de voeten. Alleen zijn de uitlopers aan de voeten aan dezelfde, gerichte ordening gebonden, terwijl de uitlopers aan de handen de vrije werkzaamheid in deze ordening betekenen.
[19] Zo zou bijvoorbeeld een niet in de geest wedergeboren mens vergeleken kunnen worden met de gebonden ordening van de voeten en een in de geest wedergeboren mens, met de vrije ordening van de handen.
[20] Wie nu weer kan denken, zal de overeenstemmende waarheid vinden; vooral als hij ook nog de natuurlijke zon beschouwt, die ook met het uitzenden van haar stralen duidelijk haar vrij werkende handen aanschouwelijk uitbeeldt.
[21] Nu hebben we nog het hoofd, een vast deel op de romp, dat op zich, in afgeronde vorm een volledig mens in zijn geestelijke sfeer voorstelt. De oren zijn de voeten waarop hij gaat. De ogen zijn de armen waarmee hij ver om zich heen kan grijpen. De neus is de long, de mond is de maag, waarin zich de tong, te vergelijken met het hart, bevindt, en deze helpt zowel de materiële als de geestelijke spijzen te verwerken; de materiële door deze onder de malende tanden te schuiven en daarna bij het doorslikken. Dat is haar materiële bezigheid. Maar de tong geeft ook aan de stem een verstaanbare, gearticuleerde klank en zij is het die de innerlijke gedachten in verstandige woorden omzet.
[22] Het inwendige van het hoofd stelt de gezamenlijke overeenstemmende ingewanden van de mens voor, ofwel zijn verfijnde en vergeestelijkte leven.
[23] En zo laat de mens in zijn gehele omvang, in zijn heel eenvoudige, zichtbare vorm, zich in zijn drie trappen zien: met zijn voeten de gebonden natuur, met zijn romp zijn geestelijke sfeer, die nog met verschillende dingen te maken en te strijden heeft, en met het hoofd zijn hemelse sfeer, waarin de mens op zich weliswaar vast en onveranderlijk aanwezig is, maar waardoor juist de sfeer van zijn activiteiten des te verder reikt, zoals bij de natuurlijke mens de bestanddelen van het hoofd reeds eindeloos verder reiken dan de bestanddelen van de romp.
[24] Kijk, dat is nu een heel eenvoudig, maar duidelijk beeld. In de uiterlijke verschijningsvorm van dit beeld ligt de gehele hemel, de gehele geestenwereld, die ondergeschikt is aan de hemel en eveneens, tot in alle details, de gehele natuurlijke wereld, die weer ondergeschikt is aan de hemel en de geestenwereld, besloten.
[25] Ik denk, als jullie dit beeld, vooral in de eenvoud van een onschuldig kind, beschouwen, jullie in deze verschijningsvorm elke andere met groot gemak zullen vinden en overal met evenveel gemak in staat zullen zijn om tot het fundamentele te komen. - Nu hebben we dan ook beelden genoeg en er blijft ons verder niets anders meer over dan enkele 'nabeschouwingen' (Deze zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Bijbelteksten en hun verborgen betekenis) aan dit werk toe te voegen; daarin staat hoe het gelezen moet worden, zodat het vruchten afwerpt en daarna ook kan worden toegepast.
«« 127 / 127
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.