[2] Hoe echter hun innerlijke, geestelijke gesteldheid zoals hun liefde, hun verlangen alsook hun inzicht er bij een nadere beschouwing uitziet, zullen we uit hun gesprekken opmaken, want waar het hart vol van is, loopt de mond van over. De Heer heeft in elk mensenhart een neiging gelegd waardoor hij nooit helemaal tevreden is met wat hij heeft, maar voortdurend naar iets hogers streeft. Deze neiging heeft, zoals alles, twee kanten: een licht- en een schaduwzijde. In de schaduwzijde is de mens blind en het hogere dat hij verlangt, is lager dan wat hij heeft; maar in de lichtzijde van deze neiging verafschuwt de mens al het gegevene en wil beslist slechts het allerhoogste, namelijk niet meer en niet minder dan de Heer Zelf!
[3] Zodoende zullen we dan ook weldra horen dat deze mensen hier helemaal niet tevreden zijn met wat ze hebben. Naar de onbeschrijfelijke pracht van hun woning, van deze tuin en van deze hele wereld, waarvoor jullie aardse koningen duizend jaar oorlog zouden voeren om het in bezit te krijgen, kijken deze mensen met dezelfde ogen als waarmee jullie op aarde naar een allereenvoudigst hutje kijken. Zij hebben daardoor een voortdurend verlangen naar iets verheveners, grootsers en verreweg waardigers. Maar wij zullen naar henzelf luisteren om te horen welke neigingen in hun geest heersen.
[4] Kijk, daar voor ons bevindt zich een eerbiedwaardige grijsaard die zojuist ter gelegenheid van het feit dat het offerhout op het altaar vanzelf is gaan branden, een toespraak voor de bewoners van dit paleis zal houden, want zo'n verschijnsel wordt door de bewoners van deze wereld immers voor een heimelijk teken gehouden, waaruit ze opmaken dat de Heer hun wensen zal vervullen. Luister dus! Hij zegt:
[5] Jullie allen die hier in mijn stamhuis wonen, zijn er getuige van dat op ons roepen een heilige vlam op het altaar is gekomen om het welriekende offer te verteren. Velen die op deze wereld leven, slaan er geen acht op en houden het slechts voor bedrog en zinsbegoocheling. Wij bewoners van ons huis echter blijven trouw aan de oude openbaring waarin wordt gezegd dat God, onze Heer, de enige God is, die deze wereld voor ons ter bewoning heeft gemaakt en ons de vrije wil heeft gegeven om ofwel gelukzalig in de geest voor altijd op deze wereld te verblijven, ofwel van deze wereld weg te gaan naar een andere, waar Hij eeuwig thuis is te midden van Zijn kinderen.
[6] Wie van jullie dus het grote verlangen heeft om de weg daarheen op te gaan, mag zich nu tot de Heer wenden, die Zijn oor naar ons heeft toegekeerd, opdat de Heer hem mag transformeren en op die wereld mag plaatsen waar Hijzelf te midden van Zijn kinderen thuis is.
[7] Jullie weten dat de Heer, onze enige God, tweeërlei wezens heeft geschapen, die vrij over zichzelf kunnen beslissen. De eerste soort zijn wij schepselen, begiftigd met een vrije wil en een verstandig gemoed, zodat wij tot onze vreugde en grote welvaart zelfwerkzaam kunnen zijn. Maar deze, Zijn schepselen, heeft de Heer slechts deze wereld zowel lichamelijk als geestelijk voorgoed als woonplaats toebedeeld.
[8] Het is heel gemakkelijk om deze aangename bestemming te bereiken. Want wie gelooft dat de Heer de enige God van de hemel is en heel de wereld die we met onze voeten betreden, en vanuit deze gedachte de Heer der heerlijkheid eert door offers en aanbidding op de manier zoals dat op deze hele wereld voor zover we haar kennen gebruikelijk is, die heeft zich zoals jullie allen weten voor deze aangename bestemming waardig getoond. De transformatie zal zoals jullie allen bekend is op een hoogst aangename en weldadige wijze geschieden. En iedere bewoner van deze wereld heeft het volste recht om zich daarop ten zeerste te verheugen.
[9] Wanneer we echter de tweede soort schepselen beschouwen, waarvan er waarschijnlijk veel minder zullen zijn, dan merken we volgens de openbaring dat zij niet slechts schepselen zoals wij, maar waarachtige kinderen van de ene God zijn. Deze kinderen bevinden zich in de gehele volmaaktheid van Gods macht en hun zaligheid is gelijk aan de zaligheid van God, want zij hebben alles wat God heeft en ze doen alles wat God doet, en God doet wat zij doen!
[10] Voor hen is God niet meer de God die Hij voor ons is: een eeuwig ontoegankelijke, die nooit door een oog van deze wereld aanschouwd kan worden, maar voor hen is Hij een waarachtige Vader die altijd onder hen is, hen leidt en met hen spreekt zoals ik met jullie, voor hen zorgt, verbouwt en kookt, zodat zij eeuwig geen zorgen hoeven te hebben. En in hun volmaaktheid zijn ze dan, evenals hun almachtige Vader, volkomen heer over de hele oneindigheid en ze verheugen zich over hun eindeloze machtsvolkomenheid, die ze vanuit hun Vader bezitten!
[11] Zo'n lot is weliswaar heel wat anders dan het onze; ja, het is met het onze op geen enkele manier meer te vergelijken!
[12] Maar zijn wij, schepselen van deze wereld, dan voor eeuwig uitgesloten van het verkrijgen van dit onuitsprekelijke lot? Wat zegt daarover de openbaring die we eens in de oertijd der tijden van een machtige geest voor alle tijden van deze wereld hebben ontvangen?
[13] In het kort luidt deze als volgt: bouw een altaar in jullie woning en zorg dat op dit altaar altijd welriekend hout dwars over elkaar gelegd is. Wanneer iemand de ene God in geloof heeft erkend, die moge zijn hart vragen of het ontbranden wil. Dan zal de vlam van zijn hart het hout op het altaar aansteken en het met heldere vlammen verteren. In deze vlammen zal hij, wiens hart ontbrand is, de grote heilige, maar loodzware voorwaarden lezen waaronder hij een kind Gods kan worden.
[14] Nu zeg ik jullie: wie van jullie, beste huisgenoten en kinderen, de voorwaarden in de vlammen wil lezen moge hier komen en lezen! Stemt iemand met de loodzware voorwaarden in, dan mag hij - volgens de openbaring - zijn hand op het altaar leggen en God de Almachtige zal zijn geest opnemen en hem naar de wereld leiden waar Hij woont. Dan zal Hij die geest omvormen tot een nieuwe mens die, al is het slechts voor korte tijd, een sterfelijk, pijnlijk lichaam zal moeten meeslepen en zich in dit lichaam tot aan de dood zal moeten verdeemoedigen. En wanneer hij dan al door en door verdeemoedigd is, dan zal hij zich nog pijnlijk moeten laten doden om pas dan als een waarachtig kind van God uit de dood op te staan!
[15] Kijk nu, er treedt een man vanuit de zeer aanzienlijke menigte naar voren die uit de vlammen de volgende voorwaarden leest: ontevredene met jouw zalige lot! Wat wil je? Waar wil je naartoe? Je kent tot op heden geen lijden en nog nooit werd jouw wezen door pijn aangeraakt. De dood is jou vreemd en jouw nek heeft nog nooit een zware last getorst. Blijf je op deze wereld volgens de eeuwige ordening van God, dan kun je eeuwig nooit vallen, in het verderf gestort worden en te gronde gaan. Wat jouw hart maar wenst en voelt, heb je en zul je altijd hebben.
[16] Maar ben je daarmee niet tevreden en wil je daarheen gaan, waar de gods-kinderen worden voortgebracht, weet dan dat God de Heer jou door veel en groot lijden, door pijnen en tegenspoed tot de laatste levensdruppel krachtig zal laten beproeven vóórdat je door de dood tot Zijn kind wordt omgevormd. Maar wee jou, als je de beproeving niet goed doorstaat. Dan zul je voor de ijdelheid van jouw streven eeuwig in het vuur van Gods toorn moeten boeten en het zal met jou nimmer beter gaan maar jouw eeuwige toestand zal steeds erger en smartelijker worden!
[17] Je zult echter op de wereld waar de kinderen Gods worden voortgebracht met volkomen blindheid worden geslagen en niets van alles wat je hier nu ervaart ten behoeve van je verdere leiding, zal in je bewustzijn overblijven. Je zult daar genoodzaakt zijn een heel nieuw, moeilijk en zorgelijk leven te beginnen. Er zal voor jou dus niets anders overblijven dan slechts het grote gevaar van de begeerte, dat het leven op die wereld met zich meebrengt.
[18] Je zult vurig verlangen naar alle vergelijkbare volmaakte en prachtige dingen, en je zult duidelijk grote bekwaamheden en talenten van de geest bespeuren; maar in jouw zware, met lasten beladen lichaam zul je deze niet kunnen verwezenlijken. Mocht je echter desondanks daarginds toch middelen vinden om datgene waarnaar jouw geest als gevolg van een nog overgebleven neiging verlangt, op een wereldse manier te bewerkstelligen, al is het nog zo onvolmaakt, dan zul je daardoor al zondigen voor God. En wil je er geen afstand van doen, dan zal een eeuwige verdoemenis in het eeuwige vuur van Gods toorn je lot zijn!
[19] Hier mag je datgene het jouwe noemen wat je van God hebt gekregen; daar op gindse wereld zul je je nog geen grassprietje mogen toe-eigenen. Rijkdom en pracht zijn hier deugden, maar daar worden ze jou als een dodelijke zonde aangerekend. Hier mag je willen en de aardbodem gehoorzaamt je op je wenken, maar daar moet je je voedsel in het zweet des aanschijns zelf pijnlijk en moeizaam zoeken en toebereiden.
[20] Dat zijn de voorwaarden die je te wachten staan en waaraan je moet voldoen als je je tot een kind van God wilt ontwikkelen. Het is niet onmogelijk dat je bij God genade en ontferming zult vinden als je Hem boven alles zult liefhebben en de kleinste en geringste wilt zijn en al het leed en de pijn met groot geduld en in volledige overgave aan de wil van God zult verdragen. Maar het is veel eerder mogelijk dat je valt, dan dat je opstaat. Daarom, bedenk je goed en leg dan je hand op het altaar, opdat er met jou moge gebeuren wat je wilt!
[21] Kijk, zo staan die zaken ervoor. Wij willen ons hiermee echter nog niet tevreden stellen, maar deze gebeurtenis nog wat gadeslaan. Voor jullie zal daaruit spoedig in jezelf een geweldig licht opgaan en jullie zullen het waar, waarvandaan en waarheen heel duidelijk beginnen te begrijpen.
«« 16 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.