Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 20 / 127 »»
[1] Daar staan we al bij de toegangspoort, maar naar het mij voorkomt en jullie zeker ook, komen we rechtstreeks van de regen in de drup. Kijk maar eens naar de nauwelijks onder woorden te brengen pracht van de toegangspoort zelf? Ze heeft de volle hoogte van de eerste verdieping, dus een hoogte van ongeveer dertig klafter en een breedte van twaalf klafter. De zijpilaren van de poort zijn massieve diamanten palen, precies vierkant en de vlakken van beide pilaren zijn nog versierd met drie naast elkaar gelegen stroken van rode, blauwe en groene helder glanzende sterren. De boog van dit portaal is vervaardigd uit kostbaar witte zonnesteen en is eveneens versierd met mooi gerangschikte rode, blauwe en groene sterren. Boven het portaal, dat wil zeggen boven de boog daarvan, bevindt zich nog een massieve roodgouden balustrade en bovenop de leuning van de balustrade zijn op gelijke afstand ronde bollen van allerfijnste en kostbaarste witte zonnesteen geplaatst die een buitengewoon mooi wit licht uitstralen. De poortdeuren zijn vervaardigd van kunstig opengewerkt, fijn goud en zijn met kruisbanden van wit goud overtrokken, waarin alle mogelijke soorten allerzuiverste en mooi geslepen edelstenen bijzonder sierlijk zijn ingelegd.
[2] Dat is alleen nog maar de poort. Daarna komen we in het wondermooie voorportaal, dat aan beide kanten met drievoudige galerijen van louter witte zuilen is versierd. De gangen van de galerijen hebben balustrades die uit robijnen en diamanten bestaan. Kijk eens naar de vloer van de onderste gelijkvloerse galerij. Het is een echte mozaïekvloer, waarin jullie de mooiste guirlandes van helder stralende bloemen ingelegd zien. De kleuren van de bloemen in de guirlandes wisselen bij elke wending en glinsteren als in een kunstig vervaardigde regenboog, dat wil zeggen als het de mens mogelijk zou zijn om de regenboog te vervangen door een veelkleurige bloemenboog waarin de bloemen steeds zo van kleur zouden veranderen als een goed geslepen briljant in de stralen van de zon.
[3] Wel, wat zeggen jullie van deze onmetelijke pracht? Is dat niet meer dan een menselijke geest in één keer kan verdragen?
[4] Maar laten we nu de centrale ruimte van dit gebouw binnengaan vanwaar ons reeds stromen van licht tegemoetkomen. Kijk, het is een heel grote ronde hal. De vloer is azuurblauw en is helemaal ingelegd met de jullie welbekende sterrenbeelden van jullie zichtbare hemel. De sterren stralen echter veel sterker dan die welke je 's nachts vanaf jullie aarde ziet. De wanden van deze ronde hal bestaan eveneens uit drie boven elkaar geplaatste machtige zuilenrijen. De onderste rij bestaat uit louter robijnen, de middelste uit louter smaragd en de bovenste uit de meest zuivere hyacint. De zuilen van elke rij zijn onderling verbonden door witte bogen waarboven prachtige galerijen van doorzichtig goud zijn aangebracht.
[5] Achter de zuilenrijen zien jullie een vlakke wand, die is uitgevoerd in een lichtgevende zacht rozenrode steen. In de muur bevinden zich naar verhouding grote ramen en deuren die uitkomen op de prachtige galerijen.
[6] Maar richten jullie je blik nu nog hoger naar het plafond van deze hal! Kijk, het is niets anders dan de wondermooie grote koepel die we al van buitenaf als een geweldige keizerskroon aanschouwd hebben en die met de prachtigste lichtgevende edelstenen van deze centraalzon is bezet. Deze edelstenen verspreiden binnen in de ronde hal een fantastisch licht.
[7] Wat staat daar echter in het midden van de hal? Kijk, het is alweer een altaar en nog wel uit één brok robijn, waarin in de mooiste cirkels witfonkelende sterren zijn ingelegd. Op het altaar zien we wederom dwars over elkaar gelegd hout. We hoeven niet lang te vragen waar dat voor dient, maar slechts ons vroegere paleis in de herinnering terug te roepen en het antwoord is er al.
[8] Maar nu zie ik iets in jullie en dat is het volgende: onuitsprekelijk verkwistend is de eindeloos rijke pracht van dit paleis. Waarlijk, als er op aarde zoiets verwezenlijkt zou kunnen worden, dan zouden zelfs de grootste keizers en koningen zich al te gering voelen om heer te zijn van zo'n eindeloze pracht. Zij zouden zo'n paleis vol eerbied tot een algemene tempel van de Heer wijden. Ja, deze eindeloze pracht is werkelijk zelfs voor de stoutmoedigste geest volkomen onverdraaglijk om te aanschouwen.
[9] Maar bij deze pracht missen we toch alweer het voornaamste, namelijk de mensen. Zonder hen is de grootste pracht dood en kunnen we er geen innerlijk welgevallen aan hebben. We kunnen wel zeggen: oneindig groot is de wonderbaarlijke macht en wijsheid van de Heer die alleen zulke heerlijkheden maken kan. Moesten wij er echter zonder broeders of zusters in leven, dan zou het eenvoudigste hutje op aarde met broeders en zusters ons onuitsprekelijk veel liever zijn.
[10] Ja mijn lieve broeders en vrienden, jullie oordelen weliswaar volgens een goed en juist gevoel, maar weten jullie hoe het komt dat jullie altijd eerder de woningen van de mensen zien dan de mensen in de woningen zelf?
[11] Kijk, dat komt doordat jullie als natuurlijke mensen voor ruim tweederde meer gehecht zijn aan de materie dan aan het inwendig geestelijke. Maar deze materie is dood omdat ze een gericht is, en bedoeld om verder te worden ontwikkeld. Daarom zien jullie vanuit je natuurlijke sfeer dan ook datgene wat met haar verwant is.
[12] Willen jullie het levende zien, dan moeten jullie dat tweederde doorbreken en weer op het centrum van de liefde teruggrijpen, waar het leven thuis is. Dan zal het hout op dit altaar gaan branden en we zullen ons er meteen van kunnen overtuigen dat de hallen en vertrekken van dit grote paleis niet zo zonder leven zijn als het jullie bij de eerste natuurlijke aanblik toescheen.
[13] Jullie vragen nu waarom hier dan altijd het aansteken van het hout op het altaar nodig is om de mensen te kunnen zien die zo'n paleis bewonen?
[14] Ik zeg jullie: om de reden hiervan in te zien, zijn er op aarde al heel veel voorbeelden. Ik zal jullie er slechts enkele laten zien, en dan zullen jullie meteen wijzer worden.
[15] Kijk eens naar de grote pracht van een winterdag en ook van een heldere winternacht. Heel het wijde oppervlak van de aarde is overdekt met talloze diamanten die bij het licht van de zon als talloze sterren fonkelen en het oog van de toeschouwer door de overdadige lichtglans bijna verblinden. De takken van de bomen zijn met louter diamantkristallen bezet en bij heldere nacht fonkelen de sterren overvloedig en prachtig glanzend aan de hemel. Maar wanneer jullie deze, met talloze glinsterende diamanten overdekte, wijde vlakte overzien, dan lijkt ze dood, want het leven zoekt warme vertrekken en schept geen genoegen in deze koude verstarde pracht. Als echter in het voorjaar de stralen van de zon niet slechts licht maar ook warmte beginnen te geven, dan vergaat die grote pracht van de aarde; maar in plaats daarvan ontstaat vanuit de binnenste vertrekken leven dat zich voor de koude pracht had teruggetrokken. Dit leven verteert de winterpracht en vormt haar om tot iets veel mooiers.
[16] Jullie hoeven niets anders aan dit voorbeeld toe te voegen dan dat de warmte gelijk is aan de levengevende liefde en dat die warmte voortkomt uit het midden van de zon. Daarom zullen jullie heel goed begrijpen waarom hier op dit altaar het hout eerst door jullie liefde moet worden aangestoken voordat jullie de levende bewoners van deze pracht kunnen zien.
[17] Aan een tweede voorbeeld kunnen jullie nog beter zien hoe dit bij twee mensen op aarde werkt. Neem bijvoorbeeld een paleis dat bewoond wordt door een heel de mensheid verachtende vrek. Ga erheen en jullie zullen niet eens veel vliegen rond het paleis zien rondzwermen, laat staan mensen. Waarom ziet het er hier dan zo leeg uit? Omdat er geen liefde in dat huis heerst.
[18] Maar ga naar een ander, ook werkelijk mooi huis dat bewoond wordt door een welgestelde grote mensenvriend. Kijk, daar wemelt het van de mensen, oud, jong, groot en klein. De bomen worden bevolkt door de vogeltjes, de daken van het huis door de duiven en het erf door pluimvee en andere nuttige tamme huisdieren. Ook voor de vliegen is hier altijd wat te snoepen en alles wat jullie zien is vrolijk en opgewekt. Ja, waarom gaat het hier dan zo levendig toe? Omdat in het huis de liefde woont! De warmte van de liefde is tot op verre afstand voelbaar en trekt alles naar zich toe.
[19] Ik denk dat jullie uit deze twee voorbeelden nog gemakkelijker kunnen opmaken waarom we nu juist hier het hout moeten aansteken voordat het leven van dit paleis zich om ons heen zal gaan verzamelen. Omvatten jullie dus de Heer en allen die uit Hem zijn voortgekomen met jullie liefde, en dan zal het hout gaan branden en zullen we al gauw omringd worden door de duizenden mensen die dit prachtige woonoord altijd bewonen.
«« 20 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.