[2] Omdat we er nu eenmaal zijn, ervaren we in ons bestaan eigenlijk helemaal geen moeilijkheden; het leven verloopt heel gemakkelijk ononderbroken door. Willen we echter de in ons aanwezige bekwaamheden tot leven brengen, willen we in de diepte van de wijsheid doordringen, dan is het leven geen spel meer, maar dan vergt het diepe ernst en een ingespannen zoeken naar datgene wat met de goddelijke wijsheid overeenstemt.
[3] Mensen die de grote schat in de diepte van hun levenszee hebben gevonden, worden dan ook als de zee zelf. Uiterlijk gezien deinen ze mee, net als andere mensen, en dit deinen is het gevolg van hun verschillende en wijze activiteiten.
[4] Het verschil tussen de deinende activiteit van gewekte en van gewone mensen bestaat hierin dat de zichzelf innerlijk gewekte handelt volgens de in hem aanwezige eeuwige wetten der goddelijke orde. De gewone mens echter handelt volgens van buitenaf gegeven wetten, die afkomstig zijn van de levende wetten van hen die in zichzelf de innerlijke wijsheid hebben gevonden, welke de allerhoogste wijsheid van de Schepper reeds vanaf het oerbegin in hen heeft gelegd.
[5] Wanneer er echter tussen de in zichzelf gewekte en de slechts uiterlijk navolgende mensen bijna geen wezenlijk verschil te zien is, hoe kan men dat dan ontdekken en uit ervaring afleiden, zodat men kan zeggen: kijk, dit is een zelfgewekte en dat is slechts een navolger?
[6] Mijn geliefde kinderen en kindskinderen, kijkt allen naar het altaar, waar de geheiligde vlam nog brandt. Wie van jullie heeft de moed om na het vernemen van de voorwaarden ter verkrijging van het kindschap Gods, zijn hand op het altaar te leggen?
[7] Toen ik jullie vanuit mijn wijsheid de eisen had getoond, stonden jullie allemaal te beven en iedereen trok zich huiverend van het altaar voor transformatie tot het kindschap Gods terug. Maar een jong meisje, dat wel het eenvoudigste in mijn paleis was, zodat niemand van ons zou vermoeden dat er juist in dit heel eenvoudige, maagdelijke wezen zo'n diepe, volkomen gewekte wijsheid aanwezig was (haar daad garandeert ons dat), liet ons allen zien, hoe die mensen geaard zijn en moeten zijn, in wie de innerlijke wijsheid door stille zelfwerkzaamheid en door zelfonderzoek van de eigen geest, gewekt is.
[8] Wij zijn bewoners van dit hoofdpaleis. Diepe, innerlijke wijsheid zou ons van alle andere, gewone mensen moeten onderscheiden. Hoe staat het echter met onze mannelijke wijsheid als zij te schande wordt gemaakt door een zwak meisje? Ja, hoe is het dan met onze wijsheid gesteld als er in de huizen van de ondergeschikte mensen eveneens dappere wijzen blijken te zijn die moed genoeg hebben om - in alle deemoed en liefde voor God - hun handen op Gods altaar te leggen?
[9] Jullie trekken je schouders op en maken met hoofd en ogen een beweging die voor tweeƫrlei uitleg vatbaar is, maar ik zeg jullie: waarlijk, onze wijsheid is als het schuim van de zee, waarvan de bellen aan het oppervlak weliswaar ook een mooi glinsterend kleurenspel bieden, maar men hoeft slechts tegen zo'n glinsterende bel te blazen en ze is met haar kleurenspel totaal uit het bestaan verdwenen.
[10] De wijsheid die lijkt op die van dit jonge meisje dat moed genoeg bezat om haar hand op het altaar te leggen, is te vergelijken met dat prachtige gesteente op de diepe zeebodem, waarmee wij de muren van onze huizen in de vorm van uit sterren opgebouwde figuren versieren en daarin de woorden van de profeten beeldend vastleggen. Maar wijzelf zijn nauwelijks te vergelijken met de vlakke bouwstenen waarvan wel het oppervlak maar niet het innerlijk met de stralende stenen is beschreven.
[11] Wie van jullie kan deze uitspraak van mij daadwerkelijk weerleggen? Wie van jullie heeft nog de moed om zijn hand op het altaar te leggen, waarop de vlam nog brandt? Ik zie niemand van jullie opstaan en naar voren gaan, maar jullie trekken je allemaal terug en niemand van jullie geeft mij antwoord.
[12] Wat moeten we dan doen, nu de vlam nog brandt? Ik zal jullie een goede raad geven en deze luidt als volgt: val allemaal voor het altaar van God ter aarde, loof en prijs de almachtige God, opdat Hij ons allen ten minste in zoverre dieper mag wekken dat we daardoor in het diepst van ons hart mogen inzien hoeveel ons nog ontbreekt om te worden wat onze zuster, onze wijze maagd geworden is.
[13] Al zouden we ook nimmer de bijzondere moed hebben om onze handen op het altaar te leggen, dan vragen we God de Almachtige toch dat Hij ons, tenminste op deze wereld, zodanig door Zijn oneindige wijsheid mag opwekken dat we dan voor altijd als waarachtige wijze voorbeelden voor de grote menigte onderdanen van dit hoofdpaleis kunnen dienen, want zij beschouwen het als het hoogste geluk om van dit hoofdpaleis een of andere gunst of zelfs een bruid te ontvangen. Maar wij zijn zoals nu blijkt, met al onze wijsheid dom genoeg om, als het om een bruid gaat, zeker altijd de meest wijze weg te geven, terwijl we denken juist die weg te schenken, die voor ons paleis het minst deugt. Maar is het ook juist, dat wij zo handelen?
[14] Ik zeg jullie: zoals wij het doen is het eigenlijk verkeerd, maar gelet op het feit dat de almachtige God van hemel en aarde Zich ook van onze domheid weet te bedienen, is het volkomen terecht wat er gebeurt, en heel in het bijzonder bij het wegschenken van een bruid, wanneer onze domheid ons parten speelt en de alwijze God een bloem uit ons hoofdpaleis wegneemt, voor wie nu juist ons paleis onwaardig is, evenals wij het zelf niet waard zijn dat deze heilige vlam nog even sterk op het altaar van God blijft branden.
[15] In hoeverre ik echter met mijn tot jullie gerichte woorden gelijk of ongelijk heb, daarvan getuigt hier de buitengewone wonderpracht van onze grote patriarchale woning.
[16] Zeg me eens, wie van ons heeft er ooit een steen aangedragen en wie heeft er ooit een bouwplan ontworpen? Kijk, dat alles is het werk van de mensen daar beneden in het laagland, die aan ons, dat wil zeggen aan onze zogenaamde diepe wijsheid, liefdevol onderdanig zijn. Wanneer dat echter onloochenbaar het geval is, dan volgt daaruit ook vanzelfsprekend dat er in de diepe laagvlakten van onze grote landstreken mensen wonen, voor wie wij het aankijken niet waard zijn.
[17] Wanneer derhalve zulke mensen, die zich met hun wijsheid verdienstelijk hebben gemaakt, naar ons paleis komen om zich een betere bruid te verwerven, is het dan niet volkomen terecht en billijk dat hun de meest waardevolle ten deel valt? Ja, mijn lieve kinderen en kindskinderen, alleen wat God de Almachtige doet, is welgedaan. Bijgevolg is het toch ontegenzeggelijk beter dat we tot vreugde van Gods vrienden aan hen onze dochters geven, dan dat wij hun deze onthouden en hen behouden voor onze eigen grote domheid.
[18] Kniel dus samen met mij voor het altaar neer en bid dan om zoveel wijsheid dat jullie je niet heimelijk hoeven te schamen voor hen die tegenover ons gering willen zijn. Dan zullen we heel duidelijk in de vlam lezen wat ons verder te doen staat om datgene van God te verkrijgen, wat ons meer van nut zal zijn dan onze domheid. - Aldus geschiede! Amen!
«« 23 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.