[2] Wat het overige van deze galerij betreft, valt er voor onze ogen niet veel belangrijks te ontdekken, want al het bouwmateriaal, op de vlakke binnenmuur na, is al volkomen helder en doorzichtig, zodat men slechts uit de glanzende vlakken kan opmaken dat het een materiaal is; maar verder is alles, zoals gezegd, zo volkomen doorzichtig als de lucht. De vlakke binnenmuur is echter stralend wit en de poorten die toegang geven tot de vertrekken zijn lichtblauw. Nu zijn we dan ook met de kleuren, voorzover het de bouwstijl van de galerij betreft, al klaar. Daarom begeven we ons dadelijk in een zuilenrondeel, om daarin iets merkwaardigs te aanschouwen dat ons eigenlijk een hele geestelijke galerij hoger zal brengen.
[3] We zijn in het rondeel en jullie zeggen: lieve vriend en broeder, hier moet men de zuilen van dit rondeel eerder vastpakken dan bekijken. Ze glanzen wel buitengewoon als men recht voor hun spiegelvlak gaat staan, maar wanneer men vluchtig kijkt, werkelijk, dan zou je er heel goed tegenaan kunnen botsen, zonder eerst te zien, welke steen des aanstoots je te wachten staat.
[4] Je hebt eerder gezegd dat we het ornament van dit zuilenrondeel bijzonder scherp in het oog moesten houden, omdat er iets groots achter zou steken. We kijken nu al van links naar rechts en van boven naar beneden en kunnen met moeite slechts de zuilen zien en daarbinnen een heel bijzonder schone, ijle en heel doorzichtige wenteltrap, die aan beide kanten van gelijksoortige leuningen is voorzien, maar, al kijken we nog zo goed, van een ornament is in dit zuilenrondeel niet het minste spoor te ontdekken. Wanneer we er echter iets nuttigs voor ons innerlijke verlangen naar kennis en wijsheid uit willen halen, moeten we toch wel iets zichtbaars voor ogen hebben, want uit dit niets zal toch zeker onmogelijk iets meer dan weer niets kunnen komen.
[5] Ja kijk, geliefde vrienden en broeders, het gezichtsvermogen van de mens is doorgaans zo ingericht dat het, wanneer er plotseling een wisseling van de twee extremen plaatsvindt, een tijdlang onbruikbaar is. Heeft iemand lang in het felle licht gestaan en komt daarna in een donker vertrek, dan zal hij zelfs met het beste gezichtsvermogen de voorwerpen daarin niet kunnen onderscheiden. Precies zo is het ook omgekeerd. Is iemand langere tijd in een donker vertrek geweest en komt daarna plotseling in het felle licht, dan zal hij ook in de eerste ogenblikken van louter licht niets meer zien, net als bij de nachtvogels, die overdag niets zien. Pas na enkele seconden zullen de beelden voor de ogen steeds duidelijker zichtbaar worden.
[6] Zo gaat het ook hier, want het verschil in licht van galerij tot galerij en van verdieping tot verdieping is heel groot, hetgeen wordt veroorzaakt door het gebruik van steeds helderder, doorzichtig bouwmateriaal. Daarom moeten we hier in deze lichtsterkte een poosje blijven opdat onze ogen zich daarop kunnen instellen. En dan zullen er nog wel zaken tevoorschijn komen die we nu op dit moment nog niet kunnen onderscheiden.
[7] Jullie vragen: hoe moeten we dat nu eigenlijk aanpakken? Ik zeg jullie: kijk maar eens naar die witte muur; jullie ogen zullen spoedig aan de sterke witte glans gewend raken en dan zullen jullie al snel de omtrekken van ons ornament onderscheiden. Jullie zeggen nu: beste vriend en broeder, het lijkt ons dat dit eigenlijk niet de juiste manier is, want als het geestelijke oog net zo werkt als het lichamelijke, zal het door langer naar deze lichtsterkte te kijken slechts worden verblind, maar zeker niet worden gesterkt en verlevendigd. Daarom zijn wij van mening dat het beter zou zijn om met de ogen in het donker te gaan, zodat ze sterk genoeg worden om het licht op te nemen.
[8] Ja, mijn lieve vrienden en broeders, ogenschijnlijk lijkt het wel zo, maar deze veronderstelling gaat hier ter plekke niet op. Willen jullie echter de reden daarvan beter begrijpen, dan zal ik jullie die aan de hand van een duidelijk voorbeeld verklaren.
[9] Wat vinden jullie zo op het eerste gezicht van de ochtend- of de avondzon? Jullie zeggen: beste vriend en broeder, we vinden haar onverdraaglijk fel schijnen en we kunnen de ronde vorm van haar lichaam niet onderscheiden, want haar gestalte lijkt op een vormloze vuurbal. Goed, vrienden en broeders, maar wat gebeurt er wanneer jullie jezelf overwinnen en onafgebroken naar deze vuurbal gaan kijken? Jullie zeggen: de glans verdwijnt geleidelijk aan en voor onze ogen staat slechts een sneeuwwitte schijf die aan haar rand voortdurend lijkt te vibreren en wanneer we echt lang toekijken, kunnen we zelfs de grootste vlekken op haar oppervlak als heel kleine zwarte puntjes waarnemen.
[10] Weer goed vrienden en broeders, maar waarom kunnen jullie dit nu? Zijn jullie ogen misschien sterker geworden door de aanblik van het voortdurende felle zonlicht? Nee, jullie ogen zijn daardoor eigenlijk afgezwakt, hetgeen jullie heel goed kunnen merken wanneer jullie de ogen nu van de zon afkeren en op een ander voorwerp richten. Hoe zullen jullie zo'n ander voorwerp nu zien? Wel, als in een droom of in een reeds aanmerkelijk nachtelijk duister.
[11] Wanneer we dat nu uit ervaring weten, dan zullen we ook gemakkelijk begrijpen waarom het goed is wat langer naar de witte, vlakke muur van dit gebouw te kijken, namelijk, om dezelfde reden dat het goed was langer naar de zon te kijken. Jullie hebben toen, door langer te kijken de complete zonneschijf en zelfs haar vlekken gezien en wij zullen hier in deze zee van licht geleidelijk aan het ornament van dit zuilenrondeel beginnen te onderscheiden.
[12] Jullie vragen nu nog eens: maar beste vriend en broeder, hebben de bewoners van dit gebouw der gebouwen ook zoveel tijd nodig als wij om de ornamenten waarmee zij hun zuilenrondelen hebben versierd, te ontwaren? O nee, mijn vrienden en broeders, hun ogen zien dit alles met hetzelfde gemak als jullie de verschillende voorwerpen op jullie aarde, maar jullie ogen moeten een beetje oefenen om de dingen hier te onderscheiden.
[13] Jullie zeggen nu: lieve vriend en broeder, jouw oefening voor het aanpassen van onze ogen vinden wij niet erg reëel, want wij bevinden ons toch op onze aarde en kunnen met de beste wil van de wereld zo goed als niets zien van hetgeen je ons door de genade van de Heer meedeelt. We schrijven alles wel op, maar zien daarbij alleen maar wat om ons heen is; maar voor al deze heerlijkheden zijn niet onze ogen de waarnemers, maar dat zijn tot nu toe nog altijd slechts onze oren.
[14] Lieve vrienden en broeders, dat is vanaf een heel sterk natuurlijke kant gezien volkomen duidelijk en juist, maar van een ook maar enigszins meer geestelijke kant al volkomen onjuist. Als jullie een beroep doen op je uiterlijke, grove zintuigen, dan zal het aanschouwen van deze prachtige dingen inderdaad wel wat moeilijk worden. Ik spreek hier echter over het aanwennen om de geestelijke zintuigen te gebruiken; en het oog van de geest is jullie voorstellingsvermogen, jullie gevoel en de met beide levendig verbonden fantasie.
[15] Dit oog moeten jullie openen en op het witte licht van de geest concentreren, en dan moeten jullie die concentratie een tijdlang in alle rust vasthouden. Dan zullen jullie hetgeen hier besproken wordt met jullie geestelijk oog evengoed beginnen te zien als wanneer jullie het met je natuurlijke ogen zouden zien.
[16] Daarom is het ook noodzakelijk dat eenieder die het leven van zijn geest wil binnengaan, zich dagelijks enige tijd in de volkomen rust van zijn geest begeeft. Tijdens deze rust moet hij zich niet met allerlei gedachten bezighouden, maar slechts één gedachte vasthouden en deze als een bepaald object onafgebroken beschouwen.
[17] De beste gedachte is hier vanzelfsprekend de Heer. Wanneer iemand dat vol ijver met alle mogelijke zelfverloochening en volharding zal doen, zal daardoor zowel het gezichtsvermogen als het gehoor van zijn geest steeds meer aan innerlijke scherpte winnen, en na een niet al te lange tijd zullen deze beide zintuigen van de geest zo sterk ontwikkeld worden dat hij met het grootste gemak daar geestelijke vormen van de wonderbaarlijkste soort zal waarnemen, waar hij eerder niets dan een vormloze leegte meende te zien. Zo zal hij eveneens met hetzelfde gemak klanken en woorden vernemen, waar hem eerder een eeuwige stilte leek te zijn. Ik denk dat jullie begrijpen wat ik jullie daarmee heb willen zeggen, en hoop dat jullie ook zullen inzien dat jullie argument wat het schouwen betreft beduidend minder te betekenen had dan mijn advies over de manier waarop jullie je gezichtsvermogen moeten sterken om deze heerlijkheden voortaan te kunnen aanschouwen.
[18] Neem daarom alleen mijn raad in acht en beschouw de witglanzende wand ofwel in jezelf die kant van je gemoed die vrij is van ijdele wereldse gedachten; dan zullen jullie het heel eenvoudige maar veelzeggende ornament van dit zuilenrondeel heel spoedig en gemakkelijk ontwaren.
[19] Kijk maar eens: aan een doorzichtig wit koord hangt een heel eenvoudige, glasheldere, doorzichtige bol met een doorsnee van ongeveer een klafter. Vanaf de vloer van het zuilenrondeel reikt een volkomen ronde, heel smalle kegelpiramide, die even doorzichtig is als de bol zelf, met zijn punt omhoog tot aan de bol. Zien jullie dat? Jullie zeggen: we nemen dat al waar als een heel zwak beeld in onszelf. Goed, zeg ik jullie, maar denk daar nu zelf eens wat over na en kijk eens of jullie de betekenis van dit ornament niet bij benadering kunnen vinden. - Bij een volgende gelegenheid zal ik jullie vondst dan naar behoren toelichten.
«« 44 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.