Liefde tot de Heer en van daaruit tot de naaste leidt tot de volmaaktheid van het leven

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 53 / 127 »»
[1] Daar jullie nu goed hebben rondgekeken, kunnen jullie ook wel beginnen te vertellen wat jullie hier allemaal gezien hebben. Jullie zeggen: lieve vriend en broeder, we hebben hier heel veel wonderbaarlijke dingen gezien, maar wie is in staat om deze met behulp van ons beperkte begripsvermogen en onze beperkte woordenschat zo volledig te schilderen dat iemand daaruit wijs zou kunnen worden en uit de beschrijving duidelijk zou kunnen opmaken, wat voor dingen het zijn! Daarom denken we dat het nu heel goed zou zijn als jij in zekere zin voor tolk zou willen spelen.
[2] Ja, mijn lieve vrienden en broeders, de bedenkingen die jullie uitspreken met betrekking tot de beperktheid van jullie begripsvermogen en jullie woordenschat zijn inderdaad heel begrijpelijk, maar desondanks moeten jullie over alles wat jullie gezien hebben toch zoveel vertellen als met jullie begripsvermogen en woordenschat mogelijk is; want willen jullie van mijn uiteenzetting geestelijk profijt hebben, dan moeten jullie steeds voor ogen houden dat jullie je hier eigenlijk op eigen bodem bevinden. Zeg ik jullie, zonder dat jullie vooraf je verhaal hebben gedaan, wat jullie gezien hebben, dan haal ik jullie daarmee de grond onder de voeten weg en vanaf dat moment bestaat er geen aanknopingspunt meer tussen mijn uiteenzetting en jullie innerlijke opnemingsvermogen.
[3] Deze aangelegenheid verhoudt zich net zo als wanneer twee vrienden, waarvan de een de ander in zijn huis ontvangt, elkaar met een handdruk willen begroeten. Volgens de regels van de vriendschap zal de heer des huizes de hem bezoekende vriend toch het eerst de hand reiken, dan pas is de beurt aan de bezoeker.
[4] Jullie zouden nu wel kunnen denken en zeggen: met zulke regels nemen wij het nooit zo nauw; daarom kunnen ze voor ons niet als een gangbare regel gelden, waaruit zou volgen dat wij het eerst een verslag over hetgeen we gezien hebben zouden moeten uitbrengen.
[5] Maar ik zeg jullie, beste vrienden en broeders, als dit vriendelijke huiselijke voorbeeld jullie niet steekhoudend genoeg lijkt, kan ik jullie wel met een overtuigender dienen.
[6] Kijk eens naar de relatie tussen jullie aarde en de zon. De aarde is toch zeker thuis bij zichzelf en de zon is ten opzichte van haar slechts als een op bezoek komende gast te beschouwen. Wat moet echter de aarde eerst doen als ze door de zonnestralen verlicht wil worden?
[7] Jullie zeggen: de aarde moet eerst de ene na de andere kant naar de zon toewenden, pas dan vallen ook dadelijk de zonnestralen op het naar haar toegewende deel.
[8] Goed, mijn lieve vrienden en broeders, kijk eens tijdens de nacht naar de aarde: zijn er dan niet eveneens de meest veelsoortige dingen in overvloed als overdag? Jullie kunnen echter slechts van een heel klein deel echt onderscheiden wat het is en hoe het eruitziet; maar dat er iets is, is zeker, wis en waarachtig. Zou de aarde echter blijven stilstaan en willen wachten tot de zon boven haar onbelichte gedeelte zou komen, waarlijk, dan zou ze ten eerste heel ontzettend lang moeten wachten en zouden ten tweede de zich op haar bevindende voorwerpen nooit voltallig en in hun ware gedaante zichtbaar worden. Wanneer de aarde voortdurend blijft draaien, waarbij de ene na de andere kant onder de zon doorschuift, dan zullen de voorwerpen die zij draagt en die men tijdens de nacht nauwelijks kon onderscheiden, spoedig volkomen zichtbaar worden.
[9] Kijk, zo moeten ook jullie je als huiseigenaren eerst uit jezelf naar mij toewenden, want ik ben nu volledig in naam van de Heer bij jullie en het gedeelte dat jullie naar mij toewenden, zal dan eveneens dadelijk belicht worden, zodat jullie het duidelijker herkennen en beschrijven kunnen.
[10] Begin dus maar in ieder geval het voor jullie herkenbare te beschrijven. Tel eens de zuilen van een zuilenrondeel; hoeveel vinden jullie er op deze tiende verdieping?
[11] Jullie zeggen: lieve vriend en broeder, als we ons bij het tellen niet vergissen zijn er hier nu twee minder dan op de vorige galerij, dus slechts tien. Daarentegen zien we in het midden van het zuilenrondeel in plaats van een of andere versiering twee geweldig sterke, stevig tegen elkaar geplaatste zuilen, die zoals de tien andere, het plafond van het zuilenrondeel, evenals dat van de hele galerij helpen dragen. Een nog hogerop leidende trap gaat niet meer langs de binnenkant van de kring van de tien zuilen, maar langs de twee zuilen in het midden. Overigens lijkt hier alles volkomen glad en we kunnen kijken zoveel we willen, maar er is nergens iets van een versiering te ontdekken. Ook is het plafond van deze galerij, voorzover we kunnen onderscheiden, niet meer gewelfd, maar geheel vlak. Alles is doorzichtig en heeft overal dezelfde meer dan sneeuwwitte kleur, alleen de vlakke binnenmuur lijkt enigszins in het roodachtig-blauwe over te gaan, terwijl de poorten van doorzichtig zilver lijken te zijn.
[12] Hiermee beste vriend en broeder, zijn we dan ook al klaar met de beschrijving van de dingen hier, voorzover het tenminste in ons vermogen ligt. De vluchtige vormen echter, die zich zowel in de vaste massa van de zuilen als in de andere delen van deze galerij voortdurend afwisselend vertonen, kunnen we onmogelijk beschrijven. Ten eerst zijn ze te vluchtig en wisselen te snel en ten tweede zijn hun vormen niet intensief genoeg en daarom zijn onze ogen niet in staat daar veel meer te ontdekken dan slechts een voortdurende chaotische mengeling van vormen. Zodoende zijn we geheel en al aan het einde gekomen met de beschrijving van alles wat we hier gezien hebben. Het verklaren van de betekenis ervan laten we, lieve vriend, liever aan jou over.
[13] Welnu, lieve vrienden en broeders, ik ben met jullie verhaal volkomen tevreden en het zou bijzonder dwaas van mij zijn om meer van jullie te verlangen dan jullie kunnen geven. Let nu echter goed op, we zullen meteen alles wat jullie gezien hebben, wat nader belichten.
[14] De betekenis van de tien zuilen van dit rondeel ligt voor de hand, want ze vertegenwoordigen toch kennelijk de tien geboden, die eigenlijk uit de goddelijke wijsheid voortkomen. Want de liefde stelt geen wetten; dat doet alleen de goddelijke wijsheid, die de basis van de goddelijke ordening is. De wetten zijn een voorgeschreven weg die men moet bewandelen om het doel van het leven te bereiken. Zij zijn tevens het fundament waarop het leven volgens de goddelijke ordening berust.
[15] Wat heeft iemand echter aan de weg in de pikdonkere nacht, al zou hij daarop ook nog zo graag willen wandelen? Evenmin zou een ergens geplaatst steunpunt iemand iets baten als hij het eerst in een pikdonkere nacht zou moeten zoeken.
[16] Daarom moeten de wetten, die aan de, overigens nog in de nacht verblijvende liefde gegeven zijn als weg en als steunpunt, licht uitstralen, opdat de wandelaar op de weg niet zal verdwalen, maar het aan het ordening beantwoordende steunpunt van het leven altijd kan vinden.
[17] Zo is hier toch duidelijk zichtbaar hoe deze tien witstralende zuilen op tastbare wijze de tien geboden van de goddelijke levensordening weergeven. In de lagergelegen galerij zagen we dat de twee zuilen van de liefde nog in de buitenste ring waren ingedeeld, en in plaats daarvan bevond zich in het midden het merkwaardige kruis dat eveneens de lijdende liefde voorstelt.
[18] Hier echter zien we de twee zuilen van de liefde in plaats van het kruis in het midden van ons zuilenrondeel. Ze zitten stevig tegen elkaar aan en de trap die naar boven leidt, loopt niet meer langs de tien buitenste, maar alleen nog om de twee middelste zuilen omhoog.
[19] Ik denk dat de betekenis van die plaatsing eveneens niet moeilijk te raden zal zijn. Jullie hoeven slechts het evangelie van de Heer ter hand te nemen en jullie zullen ontdekken dat Hij de gehele mozaïsche wet evenals ook alle profeten in de enige dubbele wet van de liefde heeft ondergebracht, namelijk: 'Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf!' Deze twee geboden heeft de Heer Zelf als gelijkluidend aangemerkt; daarom zijn de twee zuilen hier in dit midden ten eerste geheel gelijk aan elkaar, en ten tweede ook nog stevig aaneengesmeed en zijn zij de enige steunpilaren van de weg naar boven. Ik denk dat jullie dat begrijpen.
[20] Wat de voor jullie zo wonderbaarlijk lijkende chaotische vormenwisseling in de zuilen betreft, dat betekent het veranderlijke van het menselijke gemoed dat zich binnen deze wetten bevindt. Vanwaar komt dan die voortdurende golvende chaotische vormenwisseling in deze zuilen? Wat is wel de oorzaak van zo'n verschijnsel?
[21] De oorzaak is het sterke, van buitenaf inwerkende licht, waardoor deze lucht in een voortdurende vibratie wordt gebracht. Daar het materiaal van deze zuilen volkomen spiegelblank gepolijst en bovendien nog zeer doorzichtig is en een straalbrekend vermogen heeft, schitteren deze luchtvibraties of luchtbewegingen tamelijk levendig en wij menen daardoor dat we bepaalde vormen in de zuilen heen en weer en op en neer zien bewegen. Nu plaatsen we hier een mens, die onder de wet staat. Hij bevindt zich daardoor in het heldere licht van de wet, die van binnenuit steeds levendig op hem inwerkt, en verder bevindt zich deze mens uiterlijk in het licht van de wereld, dat echter van buitenaf eveneens steeds als het ware golvend op hem inwerkt.
[22] Wat ontstaat er daardoor in de mens? Een voortdurende wisseling van ideeën; nu eens besluipen hem vormen van de wereld, dan weer de vormen van zijn innerlijke licht. Werkt het uiterlijke licht sterk op de mens in, dan worden de vormen van het innerlijke licht verduisterd en hebben zij geen helderheid meer. In het tegenovergestelde geval worden de vormen van het uiterlijke licht steeds vager en minder zichtbaar naarmate het innerlijke licht meer begint te reageren.
[23] Wanneer dan iemand de vormen van het innerlijke licht oppakt en deze met zijn geest steeds meer fixeert, dan ontstaat er uit de vroegere, steeds wisselende flexibele lichtvormen een constante vorm die voortdurend een deemoedigende weerstand biedt aan het van buitenaf inwerkende licht. Daardoor is de mens dan tot een bepaalde, heldere visie op het innerlijke, eeuwige leven van de geest gekomen.
[24] Het overeenstemmende beeld wordt jullie getoond door de twee middelste zuilen, waarin en waaraan jullie zo'n vormendans niet meer ontdekken. Als jullie er echter nauwkeuriger naar kijken, zullen jullie in elke zuil precies dezelfde, volmaakte en alleredelst gevormde mensengestalte aanschouwen, waarvan de lichaamsdelen overal even helder en van licht doordrongen zijn.
[25] Kijk, dat toont aan dat de mens enkel en alleen door de liefde tot de Heer en van daaruit tot de naaste tot de volmaaktheid van het leven in zijn oerfundament kan komen. Ik denk dat jullie daarmee nu toch aardig in het reine zijn gekomen. Wat de overige delen van de galerij betreft, zij betekenen niets anders dan de volmaakte ordening van de ware wijsheid, die de grondwaarheid in de geest is en een licht zonder enige versiering of opsmuk; zij is wat jullie de naakte waarheid noemen. Nu we dit weten, zullen we ons ook weer dadelijk via de trap rond de twee zuilen naar boven, op het grote open plein begeven.
«« 53 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.