[2] Kijk eens hoe in die straat, die de hoofdstraat, straat van de Heer of straat van het centrum van alle licht wordt genoemd, heel veel allerzaligste engelgeesten, als kinderen zo blij, ons van alle kanten tegemoetstromen.
[3] Kijk, alles straalt van de allerhoogste liefde en wijsheid. Maar kijk daarentegen eens naar de Heer; Hij loopt er nog steeds even eenvoudig bij als we Hem vanaf het begin hebben gezien. Een blauwe mantel is alles wat Hem uiterlijk siert. Ook Zijn broeders zien er net zo eenvoudig uit als Hij en zoals jullie kunnen zien, draagt ieder van hen op zijn mantel een klein insigne dat aangeeft wat hem op aarde wezenlijk van zijn broeders onderscheidde en waaruit men bovendien kan afleiden welk beroep hij op aarde uitoefende om in zijn onderhoud te voorzien.
[4] Zo zien jullie bij deze gelegenheid hoe Petrus is gesierd met twee sleutels die kruisgewijs over elkaar liggen. Onder de twee sleutels zien jullie een visnet van klein formaat dat lijkt te zijn gemaakt van kleine diamantjes. De betekenis van deze beide insignes hoef ik jullie zeker niet meer uit te leggen. Soms, bij bijzondere gelegenheden, krijgt deze apostel nog meer insignes. Zo ziet men soms als boetesieraad ook wel een haan of een zwaard.
[5] Kijk eens naar Paulus, hij heeft een tweesnijdend zwaard; maar onder het zwaard een klein tapijtje, waarin kleurige diamanten zijn verwerkt. Bij bijzondere gelegenheden heeft hij ook nog een rossig paard met daarboven iets dat op een vuurstraal lijkt maar onder het paard een rol en een griffel. En net als deze twee eerste apostelen hebben ook al de anderen bij zulke gelegenheden insignes op hun kleren die betrekking hebben op hun leven en werken op aarde.
[6] Deze insignes zijn van zeer grote betekenis en dienen de bezitters ervan in allerhoogste en diepste geestelijke zin daartoe, waartoe eens, maar dan slechts als uiterlijk voorbeeld, de Thumim- en Urimplaatjes de hogepriester van de joodse kerk gediend hebben. Want ook hier zijn de allerzaligste geesten niet in een steeds even hoge graad van innerlijke wijsheid uit de Heer, maar er vindt ook hier een wisseling van toestand plaats, die te vergelijken is met een werksituatie en een daarop volgende rustsituatie. Tijdens de werksituatie is iedereen naar behoefte uitgerust met de diepste wijsheid van de Heer; tijdens de rustsituatie heeft echter niemand zo'n diepte nodig, maar wel een zekere sabbatsrust in stille hemelse liefde tot de Heer.
[7] Om die reden zijn de apostelen evenals de andere zalige geesten tijdens hun werksituatie dan ook van dergelijke insignes voorzien; niet dat ze zonder deze niet in de volle wijsheid uit de Heer zouden kunnen worden geplaatst, maar omdat deze insignes in zekere zin de wortel aangeven en ook de oorspronkelijke zaadkorrel waaruit heel hun wijsheid uit de Heer is voortgekomen. Daarom worden ze dan ook diepwijze en waarachtige 'hemelvorsten' genoemd, wat ze ook werkelijk zijn.
[8] Maar kijk nu, we bevinden ons reeds voor een heel machtig groot en buitengewoon glanzend paleis. Voor de majestueuze poort waaruit alweer nieuwe heerlijke lofzangen ons tegemoetkomen, blijft de Heer staan en zegt tegen de prior: wel Mijn zeer geliefde zoon, hier zijn we thuis in onze onveranderlijke, eeuwige woning. Hoe bevalt het je hier? Zeg Mij eens of jij echt een groot verlangen zou hebben om hier te blijven. Verzonken in duizendvoudige deemoed zegt de prior: o Heer, enige eeuwige Koning van majesteit en glorie, heilige, allerheiligste God, almachtige schepper van alle hemelen en alle werelden! Toen ik door U in de eerdere hemel werd binnengeleid, bleef er in mijn hart nog zoveel plaats over dat ik nog in staat was om een of andere wens te uiten; maar hier, waar Uw oneindige heerlijkheid zich in zo'n nooit vermoede eindeloze overvloed ten toon spreidt, waar het is alsof ik talloze scheppingen voor mijn ogen zie opkomen en ondergaan en waar ik Uw eindeloos uitgestrekte vlakten en wegen vol van het allerverhevenste licht aanschouw, hier, o Heer, is mijn hart niet meer in staat om voor U te spreken, want U bent te groot, te heerlijk en te heilig, en ten opzichte van U ben ik een eindeloos niets.
[9] In het vorige hemelgebied zou ik nog wel de wens hebben durven uitspreken eventueel de allerminste huisknecht van een of andere zalige broeder te zijn; maar hier waar mij alles zo oneindig heilig voorkomt, waar ik nauwelijks durf te ademen of mijn alleronwaardigste voet op de grond van deze allerheiligste stad durf te zetten, een stad die een heel wat sterkere lichtglans uitstraalt dan het licht van alle zonnen bij elkaar en waar de te oneindige majesteit van deze heilige woningen met haar bewoners mijn nietigheid totaal verteert, blijft mij, o Heer, niets meer te wensen over! Als ik U echter toch om iets mag vragen, dan zou het zijn, of U mij niet ergens buiten naar zo'n heel eenvoudig landhuisje zou willen verplaatsen, want voor deze oneindige zaligheid ben ik toch echt te onwaardig!
[10] De Heer zegt: maar Mijn lieve zoon, het was toch jouw grootste wens om bij Mij te zijn. Wanneer Ik nu hier woon, hoe kun je dan terugschrikken voor Mijn woning? Je hebt er toch zelf om gevraagd; je zei: o Heer, waar U bent, daar is het overal goed toeven. Wanneer Ik echter hier voor eeuwig bij voorkeur regelmatig thuis ben, zou het hier dan niet goed toeven zijn? Denk er dus over na en spreek!
[11] De prior zegt: o Heer, allerbeste, almachtige, heilige Vader! Wat ik gezegd heb zal wel eeuwig juist zijn, maar het is ook waar dat het hier al te oneindig verrukkelijk en zalig is om te wonen. Slechts één ding, o Heer, merk ik hier op, dat hier louter vorsten wonen en dat niemand van hen een of andere knecht of een eenvoudige bediende heeft. Als het mogelijk zou zijn ergens in een uithoek van deze heilige stad een werkplekje van de laagst mogelijke soort te krijgen - vooropgesteld dat dergelijke posten hier bestaan - dan zou ik hier zeker om zo'n plekje, dat mij liever zou zijn dan alle andere plaatsen in de hele oneindigheid, willen vragen. Maar in een paleis zoals dit, waar we nu voor de poort staan, daar komt me het allergeringste werkplekje reeds te eindeloos groot, belangrijk en heilig voor, zodat ik er bij lange na niet voor in aanmerking zou kunnen komen.
[12] De Heer zegt: heb je dan niet gehoord dat in Mijn rijk degene die de kleinste en laatste wil zijn, de grootste is? Als jij dus zo heel klein en ver weg wilt zijn, dan blijft Mij niets anders over dan jou hier zo groot mogelijk te maken.
[13] De prior zegt: o Heer, allerbeste, heiligste Vader, als ik zeker wist dat hier werkelijk hij de geringste en onbeduidendste is, die zich voor de voortreffelijkste en grootste houdt, maak me dan maar vlug tot grootste en schitterendste vorst van deze stad, zodat ik dan de onbeduidendste en allergeringste word!
[14] De Heer zegt: Mijn liefste zoon, wie op jouw manier groot wil worden, is bij Mij werkelijk groot. Daarom zeg ik nu dan ook tegen jou: je zult in dit huis geen bediende en geen knecht voor Mij zijn, want dit huis heb Ik voor jou als jouw eeuwig, heerlijk eigendom opgericht. Ga daarom, met je vrouw en je broeder, aan Mijn zijde naar binnen. Ik zal je hier installeren en jou de heerschappij over dit gehele huis verlenen. Het personeel van dit huis heb je reeds gezien. Het bestaat uit die zalige geesten die ons bij de eerste binnenkomst in Mijn rijk in talloze heerscharen tegemoet kwamen. Ga dus met Mij naar binnen en Ik zal jou in jouw huis je volledige, eeuwige bestemming onthullen.
«« 6 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.