Schoolgebouw van de twaalf goddelijke geboden. Eerste zaal - uitleg over het eerste gebod

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 73 / 127 »»
[1] We hoeven van hieruit helemaal geen grote of verre reis te maken, de volgende tuin zal dadelijk voor onze ogen liggen. Kijk daar, niet ver hiervandaan begroeten ons reeds onafzienbaar lange bomenrijen, waarachter we een buitengewoon groot en prachtig mooi gevormd paleis ontdekken. Daar is de tuin, waar we naartoe willen en hier zullen jullie zelfs ook die kinderen aantreffen, die de Heer jullie op aarde heeft ontnomen.
[2] Of jullie hen ook dadelijk zullen herkennen, is trouwens een andere vraag, want in de geest lijken de kinderen niet meer zozeer op hun aardse ouders maar meer op de Heer, naarmate zij in staat zijn om de liefdesgoedheid en geloofswaarheid uit de Heer op te nemen. Desondanks kunnen ze bij bepaalde gelegenheden ook hun aardse gelijkenis, die met hun ziel verbonden blijft, aannemen, waardoor zij zich uiterlijk kenbaar kunnen maken voor degenen die van de aarde hier aankomen en van de geestelijke toestanden nog niet zoveel afweten.
[3] We zullen daar vooreerst niet te lang over praten maar ons liever dadelijk in de tuin begeven om ons daar met eigen geestelijke ogen te overtuigen van al datgene wat we anders alleen met woorden zouden moeten afhandelen.
[4] We zijn al bij de bomenrijen of lanen, waarin jullie de mooist bloemrijke wegen ontdekken waarop hier en daar kinderen vrolijk wandelen. Laten we nog maar wat verder gaan, dan zullen we ons weldra bij het eerder ontdekte paleis bevinden.
[5] Kijk, daar staat het reeds voor ons, en dat in een bijna onafzienbaar ver uitgestrekte lengte. Duizendmaal duizend ramen lopen in één rij door. Elk raam is ongeveer zeven klafter hoog. Boven de ramen ontdekken we nog een rij kleinere ramen, die echter overal precies boven de onderste grote ramen geplaatst zijn.
[6] Jullie vragen nu: maar in 's hemelsnaam, bestaat dit hele gebouw, dit onafzienbaar lange paleis, slechts uit één enkele zaal? Ik zeg jullie: nee, volstrekt niet, het bestaat uit twaalf afdelingen. Maar bovenin, waar jullie de tweede rij kleinere ramen zien, loopt ononderbroken, rondom de gehele zaal een prachtige brede galerij, van waaraf men zonder de leerlingen op de begane grond op de een of andere manier te storen, alle twaalf afdelingen na elkaar kan overzien en zich ervan kan overtuigen, wat daar allemaal gebeurt. Laten we nu maar naar binnen gaan, opdat jullie alles duidelijk zal worden.
[7] Kijk, we zijn reeds bij de ingang. Wij hoeven echter niet de galerij op te gaan, omdat we voor deze kleine kindergeesten toch grotendeels onzichtbaar moeten blijven. We zullen alleen door de leraren worden opgemerkt; maar deze zijn reeds op de hoogte gebracht van de reden waarom wij hier zijn.
[8] Wel, nu zijn we al in de eerste zaal. Zien jullie wat er geschreven staat op een wit bord, dat in het midden van deze grote zaal op een zuil rechtopstaand is aangebracht? Jullie zeggen: bovenaan het ons welbekende cijfer 1, dat zeker het nummer van deze zaal zal zijn en daaronder: 'Weg naar de vrijheid van de geest!' Ik zeg jullie dat het cijfer 1 niet het nummer van de zaal is, maar dat het het eerste gebod van God door Mozes aangeeft.
[9] Jullie vragen: maar wat moeten de vele kinderen, die we hier al tamelijk volwassen zien, met de aardse wet van Mozes, die wel voor sterfelijke, aardse ongelovige mensen geldt, maar toch zeker niet voor kinderen die als zuivere geesten hier allang van het bestaan van die ene God overtuigd zijn? Dit werd hun toch reeds bij het eerste elementaire onderricht, zoals we hebben gezien, bij elke gelegenheid meer dan voldoende en levensecht aanschouwelijk getoond.
[10] Mijn lieve vrienden en broeders, het is allemaal heel anders dan jullie denken. Iets soortgelijks vinden jullie echter ook op aarde, waar jullie de kinderen kunnen vragen en observeren waar je maar wilt en overal zullen jullie bij hen een echt levendig geloof in God aantreffen. Er is niemand geloviger dan het kind en er is toch niet makkelijk een of ander kwaadwillig ouderpaar te vinden dat zijn kinderen, zeker aan het begin van hun leven, zou willen beletten God te leren kennen, omdat elke religie dat immers voorschrijft en de ouders op z'n minst om politiek-morele redenen verplicht zijn om dit hun kinderen te leren en te laten inzien.
[11] Zou men dan soms ook moeten geloven dat zulke kinderen die over God onderricht zijn, na verloop van tijd geen verder onderwijs over God meer nodig hebben? Jullie moeten zelf toegeven en zeggen: ja, zulk onderricht heeft iedereen tot aan het eind van zijn leven nodig, want maar al te gemakkelijk worden de eerste indrukken uit de kinderjaren uitgewist en dan staan de mensen die hun kinderschoenen ontgroeid zijn, daar alsof ze nooit iets over God gehoord zouden hebben. Ik zeg jullie: dat uitwissen is hier weliswaar niet licht mogelijk, maar jullie moeten er wel van uitgaan dat deze kinderen ten gevolge van hun vroegtijdige overgang naar hier, op aarde geen gelegenheid hebben gehad om de vrijheidsproef voor hun geest, die de eigenlijke levensproef is, door te maken. Daarom moet deze uiterst belangrijke activiteit voor het leven van de geest hier volledig in werking worden gezet. Tot nu toe waren deze kindergeesten in zekere zin slechts geestelijke, levende machines. Hier is het echter zaak dat zij uit zichzelf tot leven komen en daarom moeten ze ook alle geboden leren kennen, deze dan daadwerkelijk zelf uitproberen, en ondervinden hoe hun zelfstandig levend geestelijke wezen zich onder een bepaalde wet gedraagt.
[12] Zo is dan ook hier het eerste gebod gegeven en het luidt: 'Je zult in één God geloven en nooit denken dat er ofwel geen God zou bestaan of dat er twee, drie of verscheidene goden zouden bestaan.'
[13] Nu is het trouwens weer de vraag: hoe kan men iemand gebieden om in God te geloven, die toch al levendig in God gelooft en daarover geen twijfels heeft? Dat is werkelijk een goede opmerking; daarom worden hier de kinderen nu juist door hun leraren door allerlei leerstellingen en daden in een situatie geplaatst, waarin zij met allerlei twijfels over het bestaan van God belast worden. Deze manier van onderwijzen noemt men hier het leegmaken van de eigen geest.
[14] Om dit echter bij deze kinderen te bewerkstelligen, laten de leraren niet zelden de merkwaardigste dingen als bij toeval voor de ogen van hun leerlingen ontstaan; ze laten deze door hen bekijken en vragen hun dan of God, die zij daarbij toch niet aan het werk hebben gezien, daarvoor nodig was. Zeggen de kinderen dan: God kan dat enkel met Zijn wil tot stand brengen, zonder daarbij noodzakelijk werkelijk aanwezig te zijn, dan laten de leraren hun leerlingen zelf verschillende dingen uitdenken en hetgeen door de kinderen wordt gedacht, staat dan al kant en klaar voor hen. Dan vragen de leraren weer aan de kinderen, wie dat gemaakt heeft.
[15] Daardoor worden reeds verscheidenen aan het twijfelen gebracht. Enkelen zeggen dat zij dat zelf gedaan hebben, anderen denken weer dat de leraren, nadat zij inzicht in de gedachten van de leerlingen kregen, het hebben gedaan. Enkelen echter zeggen dat zij dit wel hadden gedacht, maar dat toch een almachtige God het moest hebben toegelaten dat het door hen gedachte als een voltooid werk voor hen verscheen.
[16] Wanneer de leerlingen dan nog steeds tamelijk sterk aan hun geloof in God vasthouden, dan vragen de leraren hun hoe ze dan weten dat er een God bestaat. Dan antwoorden de leerlingen hun gewoonlijk: dat hebben de eerste wijze leraren ons geleerd. Nu vragen echter deze leraren verder en zeggen: wat zouden jullie dan zeggen als wij, de kennelijk wijzere leraren, zeggen en leren dat er geen God bestaat en dat alles wat jullie zien door ons is gemaakt en tot stand gebracht? En wat zouden jullie ervan zeggen als wij beweren dat wijzelf de eigenlijke goden zijn?
[17] Kijk, nu staan de kinderen totaal versteld en vragen aan de leraren wat zij dan nu in dit geval moeten doen.
[18] Deze leraren zeggen dan tegen hen: zoek in jezelf, wat jullie moeten doen; bestaat er een God, dan moeten jullie Hem in jezelf vinden, bestaat er geen, dan zullen jullie er ook eeuwig geen vinden.
[19] Wanneer de kinderen vragen hoe zij dat zoeken in zichzelf moeten aanpakken, dan zeggen de leraren: probeer God, waarvan jullie denken dat Hij bestaat, in jullie harten zo lief te hebben alsof Hij echt bestaat. Laat deze liefde groeien en als God bestaat, dan zal Hij jullie liefde beantwoorden; bestaat Hij echter niet, dan zullen jullie in je hart geen antwoord krijgen.
[20] Kijk, nu beginnen de leerlingen zich in zichzelf te keren en beginnen God, waarin zij eerder slechts kinderlijk geloofden, werkelijk lief te hebben. Maar dan kan het gebeuren dat God de Heer zich niet dadelijk aandient waardoor onze kinderen sterk aan het twijfelen raken. - Hoe zij echter deze twijfel leren overwinnen, zal het vervolg ons laten zien.
«« 73 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.