[2] In elke volgende zaal wordt een nieuw gebod op praktische wijze geleerd en geoefend, doorgaans op dezelfde manier als hier bij het eerste gebod in de eerste zaal, waarbij jullie ruimschoots de gelegenheid hebben gehad om dat gade te slaan.
[3] Zo wordt dadelijk in de volgende zaal het gebod: 'Gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken' behandeld. Jullie begrijpen weliswaar ook niet wat dit gebod wezenlijk betekent, daarom zal ik ook voor jullie door middel van kleine duwtjes en stootjes de juiste betekenis van deze geboden duidelijk maken.
[4] Om te beginnen wordt hier in deze tweede zaal dit gebod niet zodanig uitgelegd, alsof niemand bij onbelangrijke gelegenheden de naam van de Heer, hoe deze ook moge luiden, zonder de gepaste hoogachting en eerbied zou mogen uitspreken; anders zou dit verbod eigenlijk zo goed als niets te betekenen hebben. Als iemand namelijk van mening is dat hij de naam van de Heer slechts in het uiterste geval van nood en dan altijd met de allerhoogste achting en eerbied zou mogen uitspreken, dan betekent dat niet meer en niet minder dan: men moet de naam van God eigenlijk helemaal niet uitspreken, omdat hier twee voorwaarden vereist zijn waaronder de naam van God uitgesproken zou mogen worden. Ten eerste staan deze voorwaarden zelf echter op losse schroeven, omdat op basis daarvan zeker niemand meer precies kan weten wanneer er sprake is van zo'n uiterste geval van nood waarbij men op een waardige manier de allerheiligste naam zou mogen uitspreken. Ten tweede, als zich al zou zo'n situatie zou voordoen, zoals bijvoorbeeld een overduidelijk geval van levensgevaar, dat een mens onder verschillende omstandigheden kan overkomen, dan is het de vraag of er wel één mens in zo'n uiterst bedenkelijke situatie de tegenwoordigheid van geest en de zelfbeheersing zal bezitten om op een waardige manier de hoe dan ook gevormde naam van de Heer te kunnen uitspreken.
[5] Wanneer jullie zo de verklaring van dit tweede gebod, zoals die op aarde gewoonlijk gangbaar is, beschouwen, dan moeten jullie ongetwijfeld tot het eindoordeel komen dat de naam van de Heer eigenlijk helemaal niet mag worden uitgesproken en wel om de eenvoudige reden dat het toch nauwelijks denkbaar is dat de twee gestelde voorwaarden ooit met elkaar kunnen overeenstemmen. Ik zou wel graag die mens op aarde willen kennen die zich in zijn hoogste nood in een rustig verheven, eerbiedige en aandachtige toestand kan verplaatsen, waarin hij de naam van de Heer op een waardige manier zou kunnen uitspreken.
[6] Als dat juist zou zijn, dan zou ook geen mens mogen bidden, want in het gebed noemt hij immers ook de naam van de Heer. Maar de mens moet toch dagelijks bidden en God de eer geven en hij moet het gebed niet beperken tot uiterste noodsituaties.
[7] Uit dit alles blijkt dat dit gebod onjuist wordt opgevat. Om echter in één klap aan al het gepieker daarover een eind te maken, zeg ik jullie heel in het kort hoe dit gebod in diepste wezen opgevat moet worden. En zo betekent: 'Gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken' zoveel als:
[8] Je zult de naam van God niet slechts met de mond noemen, niet slechts de gearticuleerde klank van een paar lettergrepen uitspreken, maar je moet, aan-gezien God de essentie van jouw leven is, Zijn naam ook altijd vanuit jouw diepste wezen uitspreken; dat betekent: je moet de naam van God niet mechanisch, maar in al jouw handelingen altijd heel levendig en krachtdadig tot uiting brengen, want wat je ook doet, dat doe je met de jou door God verleende kracht. Wend je deze kracht voor slechte handelingen aan, dan ontheilig je duidelijk het goddelijke in je; want dit is jouw kracht, de levende naam van God!
[9] Kijk, dit gebod wil dus zeggen, dat men de naam van God in de eerste plaats moet kennen, moet beseffen wat hij betekent en waaruit hij bestaat, en deze dan niet ijdel en slechts met uiterlijke woorden moet uitspreken zoals een andere naam, maar altijd daadkrachtig, omdat de naam van God de daadkracht van de mens is. Daarom moet de mens ook alles wat hij doet, in deze naam doen. Doet hij dat, dan is hij iemand die de naam van God niet ijdel, door het uiten van woorden, maar daadkrachtig en levendig in zich uitspreekt.
[10] En kijk, op deze manier, dus praktisch, wordt in deze tweede zaal de leerlingen dit tweede gebod geleerd en zolang door ieder van hen geoefend, tot hij daarin de juiste vaardigheid bereikt heeft. Heeft hij die, dan wordt er in de derde zaal tot het derde gebod overgegaan, dat, zoals jullie weten, als volgt luidt:
[11] 'Gij zult de sabbat heiligen'. Maar wat wil dat zeggen, vooral hier, waar dag en nacht elkaar niet meer afwisselen en de dag dus eeuwig voortduurt? Wanneer is het dan wel sabbat? Is het gebod echter van goddelijke afkomst, dan moet het een eeuwige en niet slechts tijdelijke regel zijn en moet het in het rijk van de geesten dezelfde volledig geldende betekenis hebben als op aarde.
[12] Bij jullie betekent het dat men op de sabbat, als verplichte feestdag, geen slafelijke arbeid mag verrichten, waaronder immers al het betaalde werk wordt begrepen. Het is echter wel toegestaan om schouwspelen op te voeten, te gokken en te dansen zoals de heidenen. Er wordt aangeraden om een dag voor de sabbat te vasten, om dan op de sabbat des te beter en meer te kunnen schransen. Zo is het ook eigenaars van eetgelegenheden toegestaan hun gerechten te verkopen en hun gasten op een feestdag nog meer dan op andere dagen te bedriegen. Dat betekent dus rechtmatig de sabbat heiligen; de meer gezegende arbeid op het veld en op de akker mag niet verricht worden, maar al het andere is wel geschikt voor de sabbat.
[13] De Heer echter heeft Zelf op aarde laten zien dat men ook op de sabbat heel gevoeglijk arbeid en goede werken kan verrichten. Omdat de Heer Zelf op de sabbat heeft gewerkt, ben ik van mening dat toch iedereen genoeg bewijzen heeft dat onder 'het heiligen van de sabbat' iets heel anders moet worden verstaan dan noch te werken, noch iets onder handen te nemen wat nuttig en lonend is.
[14] Wat wordt er dan onder het heiligen van de sabbat verstaan? Wat is de sabbat? Ik zeg jullie heel in het kort:
[15] De sabbat is noch de zaterdag, noch de zondag, noch de paaszondag of pinksterzondag, noch een of andere dag van de week of van het jaar, maar hij is niets anders dan de dag van de geest in de mens, het goddelijke licht in de menselijke geest, de opgaande zon van het leven in de menselijke ziel. Het is de levende dag des Heren in de mens, die hij steeds beter leert kennen en moet heiligen met al zijn handelingen, die hij uit liefde voor God en van daaruit uit liefde voor zijn naaste moet verrichten.
[16] Aangezien de mens deze heilige rustdag des Heren in het gewoel van de wereld nimmer wil of kan vinden, moet hij zich van de wereld terugtrekken en deze dag des levens, van heilige rust in God in zichzelf zoeken.
[17] Daarom werd het volk der Israëlieten ook geboden minstens één dag in de week te bestemmen, om zich uit wereldse zaken terug te trekken en deze dag des levens van de heilige rust in God in zijn innerlijk te zoeken. Maar men nam dat gebod slechts op een uiterlijke en materiële manier in acht en bracht het langs deze weg tenslotte zo ver dat men niet eens de Heer van de sabbat herkende, Hem, de Heilige Vader, toen Hij, door oneindige liefde gedreven, naar Zijn kinderen op aarde kwam!
[18] Ik denk dat het na deze woorden voor jullie volkomen duidelijk zal zijn wat er onder het heiligen van de sabbat moet worden verstaan en hoe hiermee moet worden omgegaan.
[19] Tevens zouden jullie toch ook begrip moeten hebben voor de vraag, of jullie heiliging van de zondag wel voor een waarachtige sabbatsheiliging kan doorgaan en of men door een uur aandacht in de kerkdienst, maar daarna louter werelds vermaak, wel de innerlijk levende, eeuwige rustdag des Heren kan bereiken?
[20] Als ik met jullie op aarde zou zijn, zou ik een heel hoge prijs willen zetten op de levering van het bewijs dat door de kerkgang, vervolgens het stevige schransen, tenslotte het wandelen, spelevaren of paardrijden, nu en dan ook dansen, gokken of overmatig drinken, niet zelden door liegen en bedriegen, door gewoonlijk opschepperige visites afleggen en meer van dergelijke ondernemingen, de ware sabbat in de geest kan worden gevonden en geheiligd. Wie weet of er niet een filosoof is die in staat zou zijn om zo'n bewijs te leveren; bij ons zou hij zich zeker als een valsemunter onderscheiden.
[21] Dat hier de kinderen alleen de levende sabbatsheiliging wordt geleerd en op praktische wijze met hen beoefend wordt, hoeft nauwelijks nader te worden vermeld. Jullie kunnen daaruit duidelijk afleiden hoe dit gebod van de Heer in diepste wezen daadwerkelijk moet worden opgevat.
[22] Evenals deze twee geboden en het voorafgaande eerste, zullen we ook heel in het kort de andere doorlopen, opdat jullie heel goed de diepe zin, van waaruit de kinderen hier alle geboden worden bijgebracht, zullen begrijpen. Daarom zullen we vervolgens het vierde gebod in de vierde zaal heel in het kort beschouwen.
«« 76 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.