[2] Zou echter in dit gebod met stelen het willekeurig en eigenmachtig wegnemen van andermans goederen bedoeld worden, dan zou, zoals in de loop van deze uiteenzetting duidelijk genoeg werd aangegeven, onvermijdelijk het verwijt op de Wetgever neerkomen omdat Hij daardoor in zekere zin stilzwijgend de handel, de industrie en dus ook de woeker zou hebben verdedigd. Want het moet toch iedereen die in staat is om enigszins helder na te denken, onmiddellijk in het oog springen dat het eigendomsrecht als volkomen gesanctioneerd en bekrachtigd is ingevoerd, zodra men een wet geeft waardoor het eigendom van iedereen volkomen zeker gesteld lijkt te zijn.
[3] Hoe zou men echter anderzijds zo'n wet kunnen verwachten van de Wetgever, die met eigen mond tot Zijn leerlingen heeft gezegd: 'Wees niet bezorgd over wat jullie zullen eten en drinken en waarmee jullie je lichaam zullen bekleden, want dat is allemaal zaak van de heidenen. Zoek vóór alles het rijk Gods; al het andere zal jullie vanzelf toevallen.'
[4] Dezelfde Wetgever zegt verder: 'De vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar de Zoon des Mensen heeft zelfs geen steen waarop Hij Zijn hoofd zou kunnen leggen!' Anderzijds zien we weer hoe Zijn leerlingen zelfs op een sabbat aren plukken, dus kennelijk stelen. Maar toen de eigenaren van de akkers daarover hun beklag deden, zeg eens, wie kreeg toen van de grote Wetgever een vermaning en een zeer gevoelige terechtwijzing? Jullie hoeven het maar in de bijbel na te lezen en het zal jullie allemaal duidelijk worden.
[5] Verder zien we dezelfde Wetgever eens in de situatie dat Hij tolgeld moet betalen. Heeft Hij dat uit eigen zak betaald? O nee, maar Hij wist dat er in de dichtbijgelegen zee een vis een verloren stater had ingeslikt. Petrus moest erheen om de vis, die door de kracht van de Heer werd vastgehouden, de munt uit zijn bek te nemen en daarmee het tolgeld betalen.
[6] Ik vraag echter: heeft volgens jullie eigendomsrecht een vinder het recht om vrijelijk te kunnen beschikken over een voorwerp dat hij, op welke manier dan ook, gevonden heeft? Moest de grote Wetgever niet weten - of wilde Hij het niet weten - dat Hij slechts over eenderde van dit in de vis gevonden goed vrij mocht beschikken en wel pas nadat Zijn vondst openbaar of ambtelijk was bekendgemaakt? Dat heeft Hij niet gedaan. Dus heeft Hij kennelijk tweederde gestolen of, wat hetzelfde is, een verduistering gepleegd.
[7] Wanneer men vooropstelt dat maar weinig Joden er geheel en al van doordrongen waren wie Christus eigenlijk was, dan kan men zich aan de hand van de rechtsbeginselen afvragen wie Hem het recht heeft verleend om de bewuste ezelin bij haar eigenaar weg te laten halen, om haar dan Zelf naar eigen goeddunken te gebruiken.
[8] Men zal nu zeggen: Hij was immers de Heer van de gehele natuur en alles behoorde Hem toch al toe. Dat is juist, maar hoe kan Hij dan in werelds opzicht zeggen dat de Zoon des mensen nog geen steen bezit en dan anderzijds zeggen dat Hij niet gekomen is om de wet op te heffen, maar om haar tot de laatste letter te vervullen.
[9] Als we Zijn geschiedenis verder zouden volgen, dan zouden we nog heel wat zaken vinden waarbij de grote Wetgever volgens de huidige grondregels van het eigendomsrecht en volgens de uitvoerige juridische uitleg van het zevende gebod, juist deze grondregels duidelijk heeft genegeerd. Wat zou er gebeuren met iemand die andermans boom zou vernielen of een grote kudde varkens zou vernietigen en dat soort dingen meer? Ik denk, dat we voorbeelden genoeg hebben waaruit meer dan duidelijk blijkt dat de grote Wetgever aan dit zevende gebod een heel andere betekenis heeft verbonden dan er mettertijd door de hebzuchtige en egoïstische mensheid voor bedacht is.
[10] Men zal zeggen: dat is nu heel helder en duidelijk; maar de betekenis die Hij daaraan heeft verbonden, ligt nog achter een dichte sluier verborgen! Ik zeg echter: geduld maar! Hebben we tot nu toe de verkeerde opvatting van dit gebod behoorlijk belicht, dan zal de juiste betekenis van dit gebod zeker ook gemakkelijk te vinden zijn, want iemand die in staat is de nacht te doorschouwen, zal toch zeker niet bang zijn dat hij overdag te weinig licht zal hebben.
[11] Wat betekent dan eigenlijk in de ware zin: 'Gij zult niet stelen'? De ware betekenis is welbeschouwd:
[12] Je moet nooit de goddelijke ordening verlaten, je niet daarbuiten plaatsen en de rechten van God willen bemachtigen.
[13] Maar wat zijn deze rechten en waaruit bestaan zij? God alleen is heilig en Hem alleen komt alle macht toe! Degene die door God zelf wordt geheiligd en aan wie God macht toebedeelt, bezit haar rechtmatig; maar wie zichzelf heiligt en de goddelijke macht naar zich toe trekt om met deze glorie zelfzuchtig en hebzuchtig te heersen, die is in de waarachtige betekenis een dief, een rover en een moordenaar!
[14] Wie zich dus eigenmachtig en zelfzuchtig door wat voor uiterlijke schijn en bedriegerijen dan ook, hetzij van aardse dan wel geestelijke aard, boven zijn broeders verheft, hij is het, die dit gebod overtreedt. In deze zin wordt het ook deze kinderen hier geleerd en wordt hun langs praktische weg getoond dat geen geest ooit de in hem wonende kracht en macht eigenmachtig mag gebruiken, maar altijd slechts volgens de goddelijke ordening.
[15] Maar nu zal men zeggen: als dat zo is, dan is het bekende stelen en roven immers geoorloofd. Maar ik zeg: geduld maar, het vervolg zal alles duidelijk aan het licht brengen. Maar voor nu zullen we ons hiermee tevredenstellen, omdat we nu weten wat onder stelen moet worden verstaan en dat de Heer door dit gebod nooit het eigendomsrecht heeft ingevoerd.
«« 83 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.