[2] 'Gij zult niets verlangen van hetgeen uw naaste toebehoort, noch zijn huis, noch zijn os, noch zijn ezel, noch zijn grond, noch van alles wat daarop groeit.'
[3] Wanneer we dit gebod bekijken, dan moeten we ons klaarblijkelijk in dezelfde oordelen verliezen en moeten we dezelfde kritiek doorlopen die we reeds bij het zevende gebod hebben leren kennen. Want ook hier is weer sprake van het eigendom, waarbij men niet moet verlangen naar hetgeen de een of ander zich naar buiten toe bezien rechtmatig heeft toegeëigend.
[4] Wie zou dan niet onmiddellijk weer op de volgende vraag terugkomen: hoe kon dit gebod nu aan het Israëlitische volk in de woestijn gegeven worden, waar toch niemand een huis, een os, een ezel of een stuk grond met enig zaaigoed bezat? Het Israëlitische volk zou zich dit eigendom alleen maar ingebeeld kunnen hebben. Dan zou men kunnen zeggen: als jouw naaste zich inbeeldt iets dergelijks te bezitten, dan mag jij je niet ook inbeelden iets dergelijks, of zelfs hetgeen jouw naaste zich inbeeldt, als eigendom te bezitten op de manier alsof het werkelijk jouw eigendom zou zijn of zoals je het op z'n minst graag zou willen bezitten.
[5] Ik denk dat we hier niet veel kritische beoordelingen nodig hebben, want men kan de bijzondere luchtigheid van zo'n gebod al op het eerste gezicht doorzien. Een gebod moet er immers altijd zijn voor een zekere waarborg van een bestendige realiteit, waarvan het verlies voor eenieder veel moet betekenen. Wat echter een luchtkastelenarchitect ten opzichte van een andere luchtkastelen-architect verliest als deze daadwerkelijk wederrechtelijk de vermetelheid zou hebben om dezelfde luchtkastelen te bouwen als zijn collega, dan denk ik dat er om zo'n enorme schade af te wegen toch zeker een buitengewoon fijne, ja bijna etherisch schimmige precisieweegschaal nodig zou zijn. Ook al zou, naar de mening van een bepaalde sekte op aarde, de aartsengel Michaël van dergelijke instrumenten werkelijk ten overvloede voorzien zijn, dan ben ik er toch vast van overtuigd dat hij zo'n uiterst fijngevoelige weegschaal niet heeft.
[6] Ik heb dit hier echter alleen maar aangegeven om daarmee de volkomen onbeduidendheid van een zuiver ingebeeld eigendom zo helder mogelijk te laten zien. Als de zaken zo liggen, waartoe dan zo'n gebod dat absoluut geen waarborg voor het eigendom van iemand anders in zijn vaandel kan dragen, aangezien niemand een bepaald eigendom bezit waarnaar men volgens dit gebod niet mag verlangen?
[7] Men zal hier echter het volgende tegenin brengen: de Heer heeft voorzien dat de mensen mettertijd onder elkaar het eigendomsrecht zouden invoeren en heeft met het oog daarop bij deze gelegenheid al vooraf een gebod uitgevaardigd, waardoor het toekomstige eigendom van de mensen moest worden gewaarborgd, opdat niemand over en weer het recht zou hebben om zich het eigendom van zijn naaste op welke manier dan ook toe te eigenen. Dat zou een fraaie conclusie zijn! Ik denk dat men de goddelijke liefde en wijsheid niet licht een grotere ontering zou kunnen aandoen dan door zo'n oordeel.
[8] De Heer, die het toch zeker ieder mens boven alles zal afraden om zich op aarde iets toe te eigenen, de Heer, voor wie iedere aardse rijkdom een gruwel is, zou een gebod hebben uitgevaardigd ten behoeve en ter begunstiging van de hebzucht, de eigenliefde, de woeker en de gierigheid, een gebod dat ongetwijfeld wederzijdse afgunst opwekt?
[9] Ik geloof dat het niet nodig zal zijn hier nog meer woorden aan te besteden, want het onzinnige van zo'n uitleg is voor iedereen zo overduidelijk, dat het onnodig is om daar nog lang en breed op door te gaan.
[10] Om de zaak echter ook voor de meest blinde duidelijk te maken, vraag ik aan iedere hooggeleerde jurist: waarop is eigenlijk het oorspronkelijke eigendomsrecht gebaseerd? Wie heeft dan aan de eerste mensen het eigendomsrecht over iets verleend? Stel je voor dat er een dozijn emigranten naar een nog onbewoonde streek op aarde gaan. Ze hebben deze streek ontdekt en vestigen zich daar. Volgens welke oorkonde van eigendomsrecht kunnen zij zo'n land dan als eigendom bemachtigen en zich daar als rechtmatige bezitters vestigen?
[11] Ik weet al wat men nu zal zeggen: wie het eerst komt, heeft het grondrecht. Goed zeg ik, maar wie van de twaalf emigranten heeft meer of minder recht op het ontdekte land? Men zal zeggen: strikt genomen heeft de initiatiefnemer voor de emigratie of hij die eventueel vanaf het dek van een schip dit land het eerst zag liggen, meer recht. Goed, maar wat heeft de initiatiefnemer voor op de anderen? Als zij niet met hem mee waren gegaan, dan zou hij zeker ook thuis zijn gebleven. Wat heeft hij die het land het eerst zag, voor op de anderen? Wellicht had hij scherpere ogen dan de anderen? Moeten dan alleen vanwege dit voor hem goed van pas komende voordeel de anderen benadeeld worden? Die beoordeling zou toch wat al te onbillijk zijn. Bijgevolg moeten toch zeker alle twaalf hetzelfde eigendomsrecht over dit ontdekte land hebben.
[12] Maar wat zullen ze moeten doen om voor ieder van hen hetzelfde eigendomsrecht op dit land te realiseren? Ze zullen het moeten verdelen in twaalf gelijke stukken. Maar wie ziet er niet reeds bij de eerste poging van deze verdeling twisten ontstaan? Want A zal zeker tegen B zeggen: waarom moet juist ik dit stuk land in bezit nemen, dat naar mijn beoordeling duidelijk slechter is dan dat van jou? En B zal om dezelfde reden antwoorden: ik zie niet in waarom ik mijn stuk land met dat van jou zou moeten ruilen. Zo kunnen we onze twaalf kolonisten wel tien jaar lang hun land laten verdelen, en toch zullen we het niet beleven dat de verdeling voor allen volkomen naar wens zal zijn.
[13] Maar als deze twaalf met elkaar overeenkomen om het land tot gemeengoed te maken, kan er dan voor de twaalf een gebod ter bescherming van het eigendom uitgevaardigd worden? Kan de een iets van de ander wegnemen als het hele land aan allen toebehoort en daarvan dus ook de producten, waarvan eenieder naar behoefte mag nemen zonder daarvan aan een ander rekenschap af te leggen?
[14] In het eerste geval ziet men dat oorspronkelijk het creëren van het eigendomsrecht eigenlijk ondenkbaar was. Om in te zien dat het werkelijk zo is, hoeven jullie maar naar de kolonisten van bepaalde streken van jullie eigen land te kijken, bijvoorbeeld naar de zogenaamde kloosterheren, die in zekere zin de eerste bewoners van een streek waren. Zouden zij de verdeling voor elkaar gekregen en goed bevonden hebben, dan zouden ze zeker niet tot een gemeenschappelijk bezit zijn gekomen.
[15] Om kort te gaan, we kunnen doen wat we willen, we kunnen nergens een oorspronkelijk eigendomsrecht vinden. En als er dan toch iemand met zijn grondrecht aankomt, dan vraag ik mij af of men een nakomeling, zodra hij het wereldse toneel betreedt, ofwel terstond moet doden of hem langzaam moet laten verhongeren. Of moet men hem het land uitzetten of hem naar de barmhartigheid van de grondbezitters verwijzen, hem daarnaast echter ter bescherming van hen meteen het nieuwste gebod opleggen?
[16] Ik denk dat men hier zou kunnen vragen, om welke reden zo'n nakomeling meteen bij zijn eerste optreden, waaraan hij geen schuld heeft, ten opzichte van de grondrechtbezitters tot zondebok zou moeten worden gemaakt, terwijl de eersten in dit opzicht geen zonden tegenover elkaar kunnen begaan? Welke jurist kan mij de rechtsgeldigheid van zo'n gedrag bewijzen? Ik denk dat men alleen met een satan als advocaat zoiets zou kunnen bewijzen, want voor ieder maar enigszins rechtvaardig en redelijk denkend mens is een dergelijk gerechtelijk bewijs iets onmogelijks.
[17] Ik zie het al, men zal zeggen: bij de eerste kolonisatie van een land kan tussen de kolonisten weliswaar geen wederzijds eigendomsrecht bestaan, vooral wanneer zij onderling eensgezind voor gezamenlijk bezit hebben gekozen. Maar tussen kolonisaties, waaruit de eerste staatsvormen zijn ontstaan, treedt toch zeker het eigendomsrecht in werking zodra ze elkaars bestaansrecht hebben erkend.
[18] Goed, zeg ik, als dat het geval is, dan moet elke kolonie een oorspronkelijk eigendomsrecht kunnen aantonen. Maar hoe kan ze dat, als ze van de Heer slechts het recht van vruchtgebruik, maar niet het eigendomsrecht heeft gekregen?
[19] Het gebruiksrecht heeft zijn oorkonde in de maag en op de huid. Als men bedenkt dat ieder mens, hetzij inheems hetzij vreemdeling, in zijn maag en op zijn huid toch dezelfde goddelijke, volwaardige gebruiksrechtoorkonde, zoals de inheemse mens die heeft, met zich mee brengt, waaraan wordt dan het eigendomsrecht ontleend? Als men zegt: het eigendomsrecht is oorspronkelijk gefundeerd op het gebruiksrecht, dan heft deze stelling toch zeker elk afzonderlijk bezit op, omdat iedereen hetzelfde gebruiksrecht heeft. Keert men echter de zaak om en zegt: het eigendomsrecht verschaft iemand pas het gebruiksrecht, dan kan men daartegen niets anders inbrengen dan het oude gezegde: 'Potiori jus' hetgeen met andere woorden zoveel wil zeggen als: sla zoveel bezitters van het gebruiksrecht dood, dat jij je voor jezelf met de kracht van jouw vuist, een strook land volledig kunt toe-eigenen.
[20] Zouden eventueel enkele vreemde gebruiksrechtbezitters toch nog op het idee komen om het door jou bevochten bezit volgens hun goddelijke gebruiksrecht te betwisten, sla ze dan maar allemaal dood of nog beter, maak er schatplichtige onderdanen van, zodat ze op jouw eigendom in het zweet huns aanschijns voor jou kunnen werken en jij hun dan naar jouw believen hun gebruiksrecht kunt toebemeten.
[21] Wie kan, van goddelijke zijde bezien, de oorlog rechtvaardigen? Wat is oorlog? Niets anders dan een allerwreedste gewelddaad om de mensen hun gebruiksrecht te ontnemen, om in plaats daarvan met geweld het eigendomsrecht in te voeren, dat wil zeggen het goddelijke recht uit te roeien en daarvoor in de plaats een hels recht in te voeren.
[22] Wie kan derhalve van God een wet verwachten die het oorspronkelijke, in ieders wezen duidelijk vastgelegde goddelijke gebruiksrecht zou opheffen en in plaats daarvan met goddelijke macht en autoriteit een helse eigendomswet rechtsgeldig zou maken? Ik denk dat het onzinnige van deze bewering zelfs voor een stekeblinde nog helder en duidelijk, en met de klompen aan te voelen is.
[23] Daaruit volgt dan dat deze wet zeker een andere betekenis moet hebben dan de mensen er aan geven, waarbij zij enkel het bezit veilig stelt. Als goddelijke wet moet deze vanuit de diepte der goddelijke ordening immers ook in alle hemelen geldig zijn. Maar waar in de hemel bezit iemand huizen, ossen, ezels of akkers? In de hemel bevinden zich alleen maar vruchtgebruikers, de Heer alleen heeft eigendomsrecht. Daarom zullen we ons dan ook met de juiste betekenis van deze wet bezighouden.
«« 87 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.