[2] Iemand uit de grote groep op de achtergrond zegt daarop: 'Zo'n uitspraak bevalt ons! Voor God is iedereen gelijk; vorst en bedelaar, wolf en lam. De vorst mag niet op de bedelaar neerkijken en de wolf mag nooit belust zijn op het bloed van het lam. Zijn wij voor elkaar gelijk, dan zullen we het ook voor God zijn. Hebben we onder elkaar geen schulden meer te vereffenen, dan zullen we die zeker ook niet meer vinden in het grote boek des levens. Mochten jullie nog iets tegen ons hebben, veeg dat dan voor eeuwig van de schuldenlijst, zoals wij alles hebben weggeveegd wat wij daarop ook maar hebben aangetroffen!'
[3] De spreker op de voorgrond zegt: 'Heel mooi van jullie! Wat jullie deden, dat deden ook wij en zodoende zijn we nu vrienden, broeders en zusters! Maar nu wenkt vriend Bruno ons en dus willen we hem rustig volgen!'
[4] Bij deze woorden staan allen op en volgen Bruno naar waar hij hen opgewekt voorgaat.
[5] Binnen enkele ogenblikken komt Bruno met de grote karavaan bij Mij aan en zegt: 'Heer, hier zijn al diegenen, die dat sombere vertrek gevangen hield. Ik heb mijn opdracht vervuld; nu geschiede aan hen naar Uw heilige en beste wil! Blind zijn zij allen. Geefhun daarom licht, opdat ze U mogen zien, zoals ik U nu zie in al Uw mildheid en Vaderliefde!'
[6] Eén uit het gezelschap zegt: 'Vriend Bruno, hebben we dan al het doel van onze korte wandeling bereikt? Tegen wie heb je dan nu in deze sfeer der geesten gepraat?' Bruno zegt: 'We hebben het doel nu volkomen bereikt, en Hij, tegen wie ik heb gesproken, is de Heer, God Jehova, Jezus Zebaoth! Vraagt Hem om licht, zoals ik Hem al gevraagd heb, dan zal het voor jullie ook meteen licht worden en jullie zullen Hem dan precies zo kunnen zien als ik Hem nu zie!'
[7] Een ander uit het gezelschap zegt: 'Zeg ons toch eens, of wij ons niet in die grote zaal bevinden, waaruit we later vanwege onze aanmatiging naar dat donkere gat werden gedreven en wel door die uit Saksen komende Robert Blum, die nooit zo erg hoffelijk was?'
[8] Bruno zegt: 'Ja, jullie bevinden je in dezelfde zaal en broeder Robert is niet ver van jullie vandaan.' De spreker zegt: 'Naar we ons vaag herinneren was daar toch ook de Heer Jezus aanwezig, in wie we toen echter niet geloofden. Toen zagen we Hem, waarom kunnen we Hem dan nu niet zien?'
[9] Bruno zegt: 'De reden schuilt eenvoudig daarin, dat jullie te grofzinnelijk zijn geworden. Vanuit zo'n zinnelijkheid laat zich volstrekt niets geestelijks waarnemen of begrijpen, zoals ik dit uit eigen ervaring weet door de verschillende toestanden van mijn geestelijke leven.
[10] Toen ik op aarde als zachtaardige en godvruchtige jongen nog in het huis van mijn vrome ouders woonde, had ik allerlei heerlijke visioenen. Ja, het was soms, wanneer ik mijn morgen- of avondgebed deed, alsof engelachtige gestalten om me heen zweefden, die me sterkten en een hemels gevoel in mijn borst opriepen, waarbij het mij niet zelden voorkwam alsof ik me reeds in een of ander goddelijk paradijs bevond. Ook had ik in die levensperiode vaak heel prachtige en betekenisvolle dromen, waaruit ik soms zelfs toekomstige gebeurtenissen voor onze familiekring voorspelde. Toen ik echter naderhand als opgroeiende jongeman mijn ouderlijk huis verliet en steeds meer genoegen beleefde aan het wereldse leven, was het spoedig gedaan met mijn hemelse visioenen. Mijn vrolijke vrienden praatten mij alles grondig uit het hoofd en maakten voor mij mijn jeugd belachelijk en saai, zodat ik me er tenslotte gewoonweg voor begon te schamen. Zo ging ik met reuzen schreden over naar de vrolijke wereld, werd tenslotte heel grof- materialistisch en zinnelijk en hield aan al mijn heerlijke kindervisioenen nauwelijks meer een herinnering over. Pas in mijn laatste levensjaren kreeg ik soms bepaalde waarschuwingen, waaraan ik echter helaas ook niet eerder aandacht besteedde dan toen het werkelijk te laat was. Nu pas zie ik ten volle in, hoe en waarom al deze gebeurtenissen zich aan mij hebben voltrokken. Daar is hier echter nog maar heel weinig of misschien helemaal niets meer aan te doen, want het komt er hier alleen nog maar op aan welke geaardheid het arme hart van de ziel nog in staat is aan te nemen. Is het nog tot een zuiverder inzicht en een betere wil in staat, dan is dat goed voor ons. Is het hart echter, zoals men pleegt te zeggen, verdorven, dan is ook alles verdorven. Uit deze waarheidsgetrouwe beschrijving van mijn eigen, miserabele leven, hoe het zich ontwikkelde en vormde, kunnen jullie allen nu overduidelijk opmaken hoe het eigenlijk komt, dat jullie hier op geestelijk gebied nog totaal blind zijn. Wendt je nu in alle ernst in je hart tot de Heer Jezus en vraag Hem om het juiste licht en het zal en moet licht voor jullie worden!'
[11] Het hele grote gezelschap denkt daar nu ernstig over na en velen beginnen hun handen op hun hart en op hun borst te leggen.
«« 109 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.