Rede van de lomperd over de misvorming van de religie door de priesters

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 113 / 150 »»
[1] De lomperd zegt verder: 'Dat wij mensen nu echter zo ongelooflijk dom zijn, vooral wat het christelijk geloof betreft, kan geen God ons kwalijk nemen! Want de hogere en de lagere geestelijkheid heeft met de lieve leer van Christus toch zo huisgehouden, dat het tenslotte zelfs de domste varkenshoeder moest opvallen hoe de dienaren van de heilige godsdienst, zelf in overvloed levend, de gedoopte aanhangers van de alleenzaligmakende rooms-katholieke kerk niets zozeer op het hart hebben gebonden als de lieve, hemelse armoede, liefde en geduld, en een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, in de eerste plaats ten opzichte van de kerk en haar zogenaamde goddelijke dienaren, en vervolgens ook ten opzichte van de staat, voorzover deze de belangen van de alleenzaligmakende kerk diende!
[2] Zelf ben ik vaak daarover in gesprek geraakt met heel eenvoudige lieden, die zulke gemene streken net zo beoordeelden en zeiden: 'De religie is niets anders dan een al in vroeger tijden slim bedacht middel om de arme mensen zand in de ogen te strooien en ze door het voorspiegelen van hemel en hel en fraai ogende bedriegerijen zo in toom te houden, dat deze dan uit vrees voor de hel of uit verlangen naar de hemel de arbeidsschuwe priesterkaste de beste hapjes moeten brengen, maar zelf armzaliger moeten leven dan de gemeenste kettinghond; natuurlijk alles 'tot meerdere glorie van God'! Waaruit dan overduidelijk zou blijken, dat er ofwel nooit een Jezus zou hebben bestaan, of dat hij toch onmogelijk Gods Zoon kan zijn geweest! Wanneer men de inrichting van de wereld, die zo ongeëvenaard wijs geschapen is, beschouwt en daarnaast de loffelijke grondbeginselen van de alleenzaligmakende rooms-katholieke godsdienst, volgens welke men helemaal zonder nadenken alles moet geloven, al is het nog zo dom en onlogisch, en als men daarbij nog moet beamen dat alleen de roomse leer de zuiver christelijke is, dan moet men toch inzien dat dezelfde God, die alles zo uiterst wijs heeft geschapen, onmogelijk zo'n leer kan hebben gegeven ter opwekking van de mens.
[3] Kijk Bruno, zo filosoferen heel eenvoudige lieden! Hoe moeten wij, meer ontwikkelde mensen, dan wel niet oordelen over de domheden, leugens en bedriegerijen van de rooms-katholieke kerk? En welk aanzien moet de stichter hebben van zo' n leer, die zich als was of gips op alle mogelijke manieren laat misvormen?
[4] Men zegt weliswaar: het pausdom lijkt op de zuivere leer van Christus als een vuile laars op een mediceïsche Venus, maar dat verandert mijn mening over het Christendom en zijn stichter niet, want wat van God uitgaat, kan geen menselijke zelfzucht ook maar in het minst veranderen. Zou dus de leer van Christus goddelijk zijn, dan zou het toch al te gek zijn, als de ellendige mensheid in staat was daaraan naar zijn zelfzuchtige believen iets te veranderen! Zou het de Godheid werkelijk slechts daarom te doen zijn met de leer van de volledige vrijheid van wil de mensheid ook toestemming te geven om naar believen op een schandalige manier met die leer om te springen? Dan vriend, vaarwel Godheid, want dan moet zelfs een blinde inzien dat zo'n leer voor de mensheid nog minder nut heeft dan helemaal geen leer!
[5] Ik ben van mening dat ieder mens toch voor een zuiver goddelijke leer, evenals voor een opgaande zon, in hoge mate achting en ontzag zou moeten hebben, het allermeest de verkondiger van zo'n leer die enig is in zijn soort. Maar wat echter, als juist de papen de zuivere leer van Christus het allerminst respecteren en haar als puur mensenwerk voor hun heers- en zelfzuchtige doeleinden omvormen? Ja, als ze zo langzamerhand alleen nog maar in schril contrast staat met wat de oorspronkelijke leer voorschrijft, moet dan niet ieder dieper nadenkend mens voor zichzelf tot de volgende slotsom komen: een leer, die zelfs door de priesters niet daadwerkelijk wordt geacht, maar slechts door uiterlijke, nietszeggende ceremoniën wordt beoefend, kan niet goddelijk zijn! Indien voor zuiver goddelijke dingen zelfs het vee nog respect heeft, hoeveel te meer zou dan de met gezond verstand begiftigde mens dat moeten hebben.
[6] Wie kan het opkomen van de zon aanschouwen zonder achting te hebben voor de grote Godheid? Wie wordt niet ontroerd bij het zien van hoge, majesteitelijke gebergten? Wie kan zonder ontzag en onverschillig naar de zee kijken? Wiens gemoed wordt niet geschokt door het machtige rollen van de donder? Kijk, dat zijn goddelijke zaken, waarvoor een ieder vol ontzag heeft. Maar het zogenaamde woord Gods, hoe is het wat de goddelijkheid ervan betreft dan daarmee gesteld? Als het voor de papen niets anders is dan een goed verkoopbare pommade, wat moet het dan wel zijn voor ons leken, die geen doctoren in de godgeleerdheid zijn?
[7] Als de mens op deze manier noodzakelijkerwijs een afkeer moet krijgen van zo'n leer, is het dan zo verwonderlijk dat vervolgens ieder verstandig mens vanuit zijn natuurlijke levensbehoeften leefregels opstelt, daarnaar leeft en van alles wat de lieve Godheid hem als vanzelfsprekend aanreikt, welbewust en met mate geniet?
[8] Ik heb niets tegen de grondregels van de zuivere leer van Christus in te brengen; deze zijn goed en geheel volgens de wetmatigheid van de natuur aan de behoeften van de mensheid aangepast. Maar wat baat het, als men, om een goed katholiek te zijn, deze regels niet kan of mag toepassen? Zou het voor de Godheid, die toch verder alles leidt, niet ook mogelijk zijn haar eigen leer voor zo'n aantasting te behoeden? Waar is een dergelijke bescherming echter te zien? Vriend, voorzover mij bekend is, nergens op de hele aarde!
[9] Wanneer de zaken er echter inderdaad zo voorstaan, vragen wij allen jou om ons uit te leggen hoe het toch komt, dat, wanneer de leer van Christus dan toch goddelijk zou zijn, deze in de eerste plaats juist door hen, die haar goddelijkheid het diepst zouden moeten voelen, als van nul en generwaarde wordt beschouwd en op alle mogelijke manieren wordt misbruikt; waarop deze leer dan natuurlijk ook bij alle mensen die wat dieper nadenken, in diskrediet geraakt.
[10] Toon ons de goddelijkheid van de leer van Christus aan, dan zullen we onvoorwaardelijk geloven wat je ons zult zeggen over de plichten, die God door Zijn leer voor hun besrwil van de mensen verlangt. Hebben we daar ooit tegen gezondigd, dan willen we onze zonden graag berouwen en er zo mogelijk voor boeten!
[11] Natuurlijk zou je ons ook moeten bewijzen, dat de mens ook kan zondigen zonder wetten. Wij, als dieper doordenkende mensen, hadden echter als gevolg van voornoemde redenen geen, en allerminst een positieve, goddelijke wet behalve die van onze natuur, die we ook steeds in acht namen, en konden er daarom ook geen naleven. Ziedaar vriend, als je zin hebt om te spreken, spreek dan! Laat ons anders de weg gaan, die ons door onze zinnen zal worden gewezen.'
«« 113 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.