[2] Opgewonden zegt de graaf: 'Wat zegt u daar, het ongelijk zou aan onze zijde zijn? Waar leeft de God, die mij dat zou kunnen bewijzen? Stammen wij niet rechtstreeks van Attila af? Hebben onze voorouders niet het prachtige Hongarije voor ons bevochten? Hebben wij dit land niet al meer dan duizend jaar in ons bezit? Wijzelf hebben onze koningen gekozen en hebben ons nooit hoeven beperken tot het huis Habsburg. Dat wij het lang genoeg hebben gehandhaafd, was onze vrije, Magyaarse, grootmoedige wil. Hoe konden wij verkeerd doen door hem, die wij nooit tot koning hebben gezalfd, vervallen te verklaren van de Hongaarse troon, daar hij ten onrechte op deze troon aanspraak had gemaakt? Zijn oom, de rechtmatige koning van Hongarije, had immers volgens de Pragmatieke Sanctie nooit het recht om zonder onze instemming in zijn plaats een koning voor ons machtige rijk te installeren! En u spreekt over ongelijk aan onze zijde?'
[3] De franciscaan zegt: 'Maar om godswil, spreek hier in het geestenrijk toch niet zo ultra-Magyaars dom! Zeg mij eens, heeft de Godheid dit land soms aan Attila geschonken, zoals het beloofde land KanaƤn aan de Israƫlieten? Of heeft Attila het niet veeleer met de wapens veroverd en het zo onrechtmatig geroofd van de oude oorspronkelijke bewoners? Is dat een rechtmatig bezit voor God? Oostenrijk had werkelijk grotere en oudere rechten op ons rijk dan we ooit wilden toegeven. Oostenrijk heeft Hongarije heroverd op de Turken en het weer aan ons teruggegeven onder het enige voorbehoud, dat de Habsburgers steeds het eerste recht zouden hebben op de kroon van Hongarije. Waarom doen wij dan nu alsof we onze eigen boontjes hebben gedopt? Ziet u, dat komt door onze hoogmoed. Wij zijn onder de scepter van Oostenrijk te rijk en te machtig geworden en wilden toen ons rijk zelfstandig beheren en veel van ons doen spreken.
[4] Maar dat beviel de goede God niet en Hij trok een streep door onze rekening. U heer graaf, als echte zoon van Attila, staat het nu vrij om protest aan te tekenen tegen de almachtige God. Wie weet wat voor merkwaardige gevolgen dat nog zal hebben. Ik wens u veel geluk en mooi weer erbij!
[5] Weet u dan niet, dat er in de Heilige Schrift staat, dat alles wat voor het oog van de wereld groot wil zijn, voor God een gruwel is? Wij wilden echter groot en machtig zijn en nu zitten we mooi in de puree! Als we die domheden nog wat verder op de spits drijven, kan het ons gebeuren dat we een echt hels stukje gebraad met zwavelsalade als eeuwige lekkernij krijgen opgedist! Dan blijft ons verder werkelijk niets meer te wensen over; zo'n klein voorproefje hebben we inmiddels al. Laten wij maar volharden in onze halsstarrigheid, dan zal het nog wel beter worden! Een oud spreekwoord zegt: 'Wat de hel wil, zal haar niet bespaard blijven!' Ik ben nu uitgesproken.'
[6] De graaf zegt: 'Heel goed gedaan, mijnheer zwart-geel! Het is alleen jammer, dat u met deze argumenten niet twaalf maanden eerder op aarde voor de dag bent gekomen; dan moest het wel heel gek lopen, als u niet allang een winstgevend baantje bij het Weens ministerie zou hebben gekregen. Werkelijk, zo'n prachtige argumentatie zou zelfs een vorst Metternich niet hebben misstaan.
[7] Mocht u toch spoedig met Jezus de Heer een vriendschappelijke ontmoeting hebben, probeert u Hem er dan toe te bewegen om enkele hemelse onderscheidingstekenen naar de aarde te sturen en ze als bewijs van Zijn welgezindheid aan diegenen uit te reiken, die zich tijdens de gebeurtenissen rondom onze ophanging het meest daadkrachtig hebben betoond. Want ziet u, het ophangen van mensen moet bij Jezus de Heer wel een bijzonder hoge waarde hebben, daar Hijzelf een soortgelijke dood is gestorven. Nee, ik had nooit gedacht, dat u een zo welgezind iemand zou zijn. Het ophangen moet u bijzonder goed gedaan hebben, omdat u nu de Oostenrijkse regering daar zo dankbaar voor bent!'
[8] De franciscaan zegt: 'Beste heer graaf, u wilt mij plagen als een kwajongen, maar dat doet me niets, want ik weet waarom ik zo heb gesproken. U hebt echter van al mijn woorden helemaal niets begrepen, daarom is het u ook te vergeven dat u zo praat. Prees ik dan de handelwijze van de Oostenrijkse regering? Mijnheer, ik ken de gebreken van Oostenrijk even goed als wie dan ook. De Oostenrijkse keizer is als een soort Vesuvius voor alle gewesten van Oostenrijk, dat weet de Heer Jezus. Wij wilden echter met alle geweld een evenbeeld daarvan worden en dat was nu juist verkeerd. Daarom hebben wij, vanuit Gods standpunt bekeken, het ongelijk aan onze kant!
[9] Wij hebben nu de plicht, dit ongelijk in te zien en dit in ons hart tegenover God de Heer toe te geven. Heeft God niet ooit gezegd: 'In Mijn toorn heb Ik jullie een koning gegeven!' Als het koningschap al een gevolg van de toorn is, waarom streefden wij er dan naar? Wij kregen ook de toorn van God als eerste toegift op de koning. Hadden wij in plaats van om Gods toorn, om Zijn liefde gestreden, dan zou het waarschijnlijk lichter om ons heen zijn dan nu het geval is!
[10] Jezus echter wil, zoals mij nu helder voor ogen staat, op zeker hoogst wijze gronden het aantal regenten verminderen en niet vermeerderen. Zodoende zijn wij, die in Europa nog een nieuw, vrij koninkrijk erbij wilden stichten, op het juiste moment bij Hem aanbeland. Moeten wij hier soms nog aan het verwezenlijken van dit idee blijven vasthouden en daardoor voor eeuwig te gronde gaan? Heer graaf, laat toch eindelijk eens deze aardse hoogmoedswaanzin varen! Het is genoeg dat wij daarvoor op aarde op gepaste wijze aan ons einde zijn gekomen!'
[11] De bewuste generaal, die zich in de eerste zaal van het huis bevindt, zegt tegen Robert, die zo juist met Helena uit de tweede zaal is gekomen: 'Luister, dat is toch een langdradige geschiedenis! Wat deze ongelukkige geesten daar buiten bij elkaar bazelen, is werkelijk ongehoord! Daar overtreft letterlijk de ene domheid de andere. Nu twisten die kerels er al een halve eeuwigheid over, of ze de aangeboden hulp van de Heer zullen aannemen of niet! Nee, zoiets zou in de hele oneindigheid niet gauw een tweede keer mogen voorkomen! Hoe lang zouden wij nog geduld moeten hebben met deze kletsmajoors?'
[12] Robert zegt: 'Beste vriend en broeder, de Heer is hier de levende maatstaf voor ons allen. Kijk maar door deze deur de zaal in en zie hoe Hij zich met de Zijnen onderhoudt en er juist over spreekt hoe men verder met deze dertig te werk moet gaan. Bespeuren wij allen hier ook maar het geringste ongeduld op Zijn heilige aangezicht?' De generaal zegt: 'Nee, waarachtig! Goddelijke rust en eeuwig dezelfde hoogste gratie stralen van Zijn hele wezen.'
[13] Robert vervolgt: 'Zie je, broeder, dat is onze maatstafvoor geduld en liefde. Voor Hem zijn er geen vijanden; de conservatieven zijn net zogoed Zijn kinderen als de radicalen. Hij zorgt voor allen. Als een of andere vader op aarde veel kinderen heeft die in twist en tweedracht met elkaar leven, dan bestraft hij de kwaadwilligsten, maar zijn liefde, die voor allen gelijk is, kan hij toch niet verloochenen en daarom doet hij steeds zijn best om voor allen zo goed mogelijk te zorgen. Wat betekent voor de Heer het aardse conservatieve of radicale karakter van de mensen? Hij tuchtigt de kwaadwilligen ook wel, maar juist door deze tuchtiging zorgt Hij des te meer voor hen. Hij is nog steeds Dezelfde, die de negenennegentig schapen binnen de omheining achterlaat om het honderdste te gaan zoeken, dat Hij dan met de grootste vreugde in Zijn grote schaapskooi brengt, die aan alle kanten omheind is door Zijn goddelijke genade, liefde en erbarming.
[14] En zo moeten dan ook wij met Zijn kinderen, onze broeders, het grootste geduld hebben, want hier zijn geen tegenstanders meer, maar louter kinderen van een en dezelfde Vader! Wij zeggen hier nimmer: 'Heer, Oostenrijk handelt tegen Uw ordening... straf het' of: 'de Hongaren hebben tegen Uw wet gehandeld... tuchtig hen!' In plaats daarvan zeggen wij: '0 Vader, kijk genadig neer op de arme aarde en verlicht onze zwakke broeders, van welke partij zij ook mogen zijn, en help hen allen!' De Heer zegt dan genadig tegen ons: 'Waar vragen jullie toch om? Hebben jullie soms meer liefde voor jullie broeders en zusters dan Ik als Vader van allen?' Op zo'n wedervraag worden wij dan allemaal sprakeloos ten overstaan van de grote liefde van de eeuwig Heilige Vader.
[15] Hij houdt van allen evenveel. Zij die tot Hem willen komen, worden ook opgenomen, niemand uitgezonderd. Zoals Hij Zijn zon laat schijnen over waardigen en onwaardigen en Zijn regen laat vallen op edele en onedele gewassen, zo is ook Zijn genade, liefde en erbarming. Zij spreidt zich gelijkmatig over allen uit en niet zelden komt juist over de zwaksten een hele wolkbreuk van Zijn grootste liefde, geduld, genade en erbarming!
[16] Hebt nog een beetje geduld en jullie zullen zien wat de liefde van de Heer vermag. Juist bij deze dertig zal Zijn erbarming op een heel bijzondere manier aan de dag treden.'
«« 137 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.