[2] De graaf verbaast zich daarover ten zeerste en zegt tot de franciscaan: 'Vriend, heeft u deze troostvolle woorden vernomen? Naar het mij voorkomt hebben u noch ik gelijk. De eerste stem was weliswaar bars en vol ongeduld, maar daarna verhief zich een andere, buitengewoon aangename engelenstem, die als balsem over mijn bedrukte borst vloeide. Ja vriend, zo bevalt de Heer Jezus mij wel, maar zoals u Hem mij hebt afgeschilderd, zou ik Hem werkelijk nooit hebben kunnen aannemen.'
[3] De franciscaan zegt: 'Hij, die meer geeft dan hij heeft, is een schelm en een grote schoft. Mijn mening was tenminste eerlijk, al was ik soms wat grof. Daar het hier voor ons allemaal even duister is, is het ook niet te verwonderen, dat onze controversen niet al te helder aan het licht konden komen! In wezen had ik echter toch gelijk, toen ik trachtte u ertoe te bewegen de hulp, die ons door de Heer Jezus werd aangeboden, aan te nemen. Mijnheer de graaf was echter vastbesloten om deze hulp niet aan te nemen, hoogstens onder allerlei belachelijke en ergerlijke voorwaarden. Nu hebt u het met eigen oren gehoord en daarom denk ik, dat u van nu af aan geen bezwaren meer zult maken.
[4] Dat ik Christus, de eeuwige Zoon van de Allerhoogste, niet zo ken als Zijn engelen Hem kennen, zal toch gemakkelijk te begrijpen zijn. Toch wist ik wel, dat de goede Heer Jezus helemaal niet zo tiranniek en onverbiddelijk is als de heilige Ignatius van Loyola het heeft voorgesteld. Ik heb namelijk steeds het vers voor ogen gehad, waarin Jezus eens sprak: 'Komt allen tot Mij, die uitgeput zijn en onder lasten gebukt gaan; Ik zal jullie allen verkwikken!' Helaas hebben de roomse priesters dit op de lofwaardige biechtstoel betrokken, waar alleen de Heer Jezus diegenen die uitgeput zijn en onder lasten gebukt gaan, zou aannemen en verkwikken. Deze verkwikking door de biechtstoel heeft echter reeds menige zwakke tot wanhoop gebracht en velen hun bezit, rust en leven ontnomen; toestanden die werkelijk weinig verkwikkends te zien geven! Ik dacht eigenlijk bij mezelf, dat een buitengewoon goed mens zeker anders zou willen omgaan met de uitgeputte en belaste mensen dan de heilige roomse, alleenzaligmakende kerk, die na het verdoemen van de arme ketters naar de eeuwige hellepijnen zich het middagmaal volkomen onbezorgd laat smaken alsof er in het geheel niets gebeurd zou zijn, en daarbij nog het lefheeft zichzelf een uiterst liefdevolle moeder te noemen!
[5] Ik meen dus: belast en vermoeid zijn wij al en wij hebben alle reden ons naar de uiterst liefdevolle Heer Jezus te begeven en Hem om de beloofde en aangeboden verkwikking te smeken. Ik ben bereid een begin te maken. Wie mij wil volgen, doet maar wat ik nu onherroepelijk zal doen!'
[6] De graaf zegt: 'Wacht toch nog even! Misschien krijgen we nog enkele wenken uit de onzichtbare mond, zodat we weten hoe we deze zaak moeten aanpakken. Men kan bij de allerhoogste Heer toch niet zomaar met de deur in huis vallen. U hebt werkelijk een helder verstand, ondanks de duisternis die ons omgeeft, maar u maakt de fout, dat u de hoogst mystieke levensverhoudingen van deze wereld met al te natuurlijke ogen bekijkt en hier net zo wilt handelen als op aarde in het huis van uw ouders. Weet u dan, wat zich hier boven en onder ons bevindt? Dat wil zeggen dat men zich hier nauwkeurig moet laten informeren, voordat men ook maar de eerste stap waagt.
[7] Ik ben geenszins meer tegen het aannemen van de aangeboden hulp, ja, ik verheug mij er zelfs kinderlijk op. Ik zal u nog meer zeggen: mijn innigste wens is nu, Christus, de Heer van eeuwigheid, te zien en in de grootste liefde aan Zijn voeten neer te vallen en, zo mogelijk, daar uit liefde te sterven. Maar vriend, meteen de hele hand vastgrijpen wanneer heel mystiek de pink wordt getoond, dat gaat niet!
[8] Hoffelijkheid als uithangbord van een dankbaar en deemoedig hart wordt op aarde graag gezien, maar vrijpostige brutaliteit wordt slecht gewaardeerd. Moeten wij dan nu in het rijk van het eigenlijke leven aannemen, dat men hier onbeleefd moet zijn als een straatjongen om bij de hoogste Heer der oneindigheid iets gedaan te krijgen? Daarom, beste vriend, bedenk wel: 'Haastige spoed is zelden goed!'; dan zal volgens mij alles wel goed komen.'
[9] De franciscaan zegt: 'Wel ja, wat dit betreft zult u deze keer geen ongelijk hebben. Wij moeten inderdaad met de diepste eerbied voor God verschijnen, alhoewel allereerst alleen in het hart. Daarom wachten we nog even, misschien horen we nog eenmaal iets troostends.'
[10] Na deze woorden van de franciscaan wordt het hele gezelschap stil en luistert of het niet ergens iets hoort, maar van geen enkele kant komt een woord.
[11] Na een tijdje vruchteloos wachten, komt er een uit het gezelschap naar de graaf toe en zegt: 'Vriend, ik was steeds een Magyaar naar lichaam en ziel en vreesde dood noch duivel. Mijn hele leven was gewijd aan de zware dienst voor Hongarije. Geen God had mij tot iets anders kunnen bewegen dan tot het dienen van het heil voor ons vaderland, maar ons aller inzicht was een hersenschim. Want wat wij ook deden in de vaste veronderstelling het vaderland te dienen, dat deden wij zonder God. Wel spraken wij gebeden uit voor het oor van het volk om het te bekoren, maar waar was toen ons hart, waar ons geloof, waar onze echte liefde voor God en voor het volk?
[12] Wij wisten dat we zwak stonden en wachtten daarbij op hulp van buitenaf. Maar deze kwam niet en wij moesten ons laten welgevallen, dat als gevolg van onze grootdoenerij, onze tegenpartij de hulp van Rusland inriep en ook kreeg. Tenslotte moest wel aan het licht komen hoe wij ervoor stonden. Het resultaat was, dat wij ons volk niet alleen niet hebben geholpen, maar slechts onze hoop in rook hebben zien opgaan.
[13] Daaruit maak ik op, dat wij ons ook hier niet op andere hulp moeten verlaten. In het wonderbaarlijk klinkende voorstel luidde het: 'wenden jullie je tot de Heer Jezus en jullie zullen worden geholpen!' Over het voor en tegen hiervan heb ik nu al tot vervelens toe tussen jou en de franciscaan een grote hoeveelheid woorden horen verspillen. Hoeveel beter is het daardoor nu met ons geworden? Wij staan nog steeds op dezelfde plek! Daarom nu niet langer gedraald, maar gehandeld naar de gestelde voorwaarde! Anders ga ik ervandoor en zal geheel voor mij alleen handelen!'
[14] De graaf zegt: 'Mijn beste vriend, het is heel merkwaardig dat in deze schimmige geestenwereld alle radicalen zwart-geel worden! Straks is de Godheid Zelf nog helemaal zwart-geel!'
[15] De ander valt hem opgewonden in de rede: 'Hé, zeg me in Godsnaam eens, wat heb jij dan gewonnen als anti-zwart-gele weldoener van het volk? Dat wij beiden en misschien nog enkele tientallen werden opgehangen, is echt onze enige winst! Ons anti-zwart-gele gedrag moet de lieve Godheid trouwens ook niet erg welgevallig zijn geweest, anders zouden wij na onze berechting toch zeker niet in zo'n erbarmelijke situatie terecht zijn gekomen.
[16] Kijk vriend, ofschoon wij ons hier in een volledige duisternis bevinden, wordt het mij in mijn hart toch steeds lichter. Ik zie nu heel duidelijk in dat de mens niet voor de aarde, waarop hij slechts een voorbereidingsleven door moet maken, maar voor een eeuwigdurende geestenwereld is geschapen, waarin de hoogste zaligheid zich heel gemakkelijk kan manifesteren.
[17] Waren wij maar liever de Oostenrijkse regering trouwen onderdanig gebleven, en hadden wij ons menige vorm van dwang, die bedoeld was voor het algemeen welzijn, laten welgevallen, dan zouden wij er nu beter voorstaan. Daar wij echter de, zeker door Gods toedoen aangestelde, regering niet langer gehoorzaamd hebben en zelf regenten wilden worden, hebben wij het loon daarvoor nu dan ook ontvangen. Het is genoeg, dat we op aarde meesterstukken van menselijke domheid aan het licht hebben gebracht. Moeten wij soms ook hier daar nog gebruik van maken? Ik ben liever voor eeuwig een heel gewone inwoner van de een of andere zwart-gele hemel, dan in de hel een radicale koning.
[18] Ik bind mij nooit meer aan welke kleur dan ook, behalve aan die van gehoorzaamheid en ware deemoed. Daarom roep ik nu luid:
[19] Hoogverheven, rechtvaardige en liefdevolste Heer en God Jezus, U die ook mij hebt verlost door Uw heilig bloed aan het kruis, help mij en, indien mogelijk, ons allen uit deze duistere, benarde toestand. Luister niet naar het heerszuchtige, domme gezwets van een hoogadellijke, zelfzuchtige democraat bij wie het gewone volk toch altijd nog gepeupel heette, maar luister toch naar ons, arme drommels en help ons allen op grond van Uw genade en barmhartigheid uit deze grote ellende, die zeker al enkele duizenden aardse jaren duurt!'
«« 138 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.