[2] Wij kennen ook wel een soort liefde, maar die heet bij ons ten eerste eigenliefde en ten tweede vleselijke liefde, te weten het vlees van het schone geslacht. Met deze liefde hebben wij beiden menig avontuur beleefd. Van die goddelijke liefde echter, die nog aan het kruis onder de grootste pijnen tot de eeuwige Vader om volledige vergeving voor haar moordenaars kon bidden, heer graaf, hebben wij beiden vast nog nooit gedroomd. Toch bevat alleen deze liefde alles wat het leven bepaalt.
[3] Onze vijanden te gronde richten, hun alle mogelijke tegenslagen toewensen en hen overleveren aan de hel... daartoe waren wij wel in staat; maar hen zegenen die ons hebben vervloekt, goed doen aan hen die misdaden tegen ons hebben begaan en degenen die ons vervolgden, opnemen... daarvan is in onze harten nog geen spoor te bekennen. Tot nu toe hebben we heimelijk nog steeds op een mogelijkheid tot wraak zitten broeden. Zijn broeders veroordelen vanuit een of andere machtspositie, is werkelijk geen kunst. Broeders vanwege meningsverschillen haten, is gemakkelijk. Meester worden over eigen hartstochten echter en alleen de zuiver goddelijke liefde laten heersen over alle zwakheden van de blinde mensen, hun van ganser harte genade en vergeving van boven toewensen en met alle broeders geduldig en barmhartig zijn, vriend, dat is een heel andere kunst!
[4] Ziet u, waarde vriend, dat is nu juist de heilige Godsliefde, het geheim van al wat leeft en waarvan wij beiden nog nooit hebben gedroomd. Als ik mij niet vergis, heeft onze nog onbekende vriend juist deze liefde bedoeld, toen hij zei: 'Moge de liefde jullie leiden'. Hoe zal dat echter mogelijk zijn, als wij niet veel beter dan als kat en hond met elkaar omgaan? Eerlijk gezegd, heer graaf, wat mij het meest aan u ergert, is dat u niet eens uw titel wilt afleggen. Ik heb allang afstand gedaan van mijn pater franciscaan. Waarom hebt u dit niet allang gedaan met uw 'heer graaf? Geloof me maar op mijn woord, ik zou u als mens en broeder nooit met één woord hebben beledigd, als die 'graaf in u, die in dit geestenrijk slaat als een tang op een varken, mij niet steeds meer had gehinderd. Ik vraag u nu omwille van uw eigen heil: geef nu zelf voor eeuwig die 'heer graaf een flinke uitbrander! U zult dan nooit meer een woord van mij horen, dat u ook maar in het minst beledigt, en ik wil u ook voor alle beledigingen die ik u heb aangedaan van ganser harte om vergeving vragen. Doe het toch omwille van deze edele vriend, uit wiens mond al zo veel troostvolle woorden voor onze treurige harten zijn gevloeid.'
[5] De graaf zegt: 'Mijn beste Cyprianus, zo gemakkelijk wordt van 'de graaf’ geen afstand gedaan! Deze vriend, die zeer wijs lijkt te zijn, heeft iets dergelijks nog niet van mij verlangd, en als hij het al verlangd zou hebben, is het de vraag of ik aan zijn verlangen direct tegemoet zou zijn gekomen. Het geslacht Bathianyi is namelijk al heel oud, begrijpt u dat?' De franciscaan zegt: '0 ja!' De graaf zegt: 'Blijft u wat u bent, dan blijf ik wat ik ben! Wat kan het u schelen of ik al of niet een graaf ben? Zijn er dan geen heel vrome graven, vorsten en hertogen geweest? Kan men dan als graaf God niet evengoed liefhebben? Ik denk dat de fijne beschaving van een aristocraat voor een zuivere liefde geschikter zal zijn dan die van een ordinaire boerenpummel! God zou niet volmaakt zijn, als Hij een groter welgevallen zou hebben aan het onvolmaakte. Waarom worden dan zelfs in de hemel de meest volmaakte engelen' aartsengelen' genoemd? Men noemt hen ook wel 'lichtvorsten' en 'herauten van Gods macht'. God Zelf heeft dus al onder de eerstgeschapen geesten een bepaalde rangorde ingesteld, die Hij zelfs nauwgezet in acht neemt bij hemellichamen, bergen, zeeën, planten en dieren. En wel zo, dat alles elkaar moet dienen. Desalniettemin blijft de zon in het vervolg zon en kan niet verlaagd worden tot een gewone planeet. Ook de Chimboradzo blijft Chimboradzo en kan niet verlaagd worden tot een molshoop. Tussen de Amazonerivier en een beekje bestaat toch hopelijk ook een duidelijk waarneembaar verschil.
[6] Zoudt u de Godheid niet willen verzoeken om zulke voorrangsrechten in de grote natuur af te willen schaffen? Waarom heeft Jehova dan destijds alleen een Saul, een David en een Salomo tot koning en heerser over het gehele joodse volk aangesteld? Had Hij naar uw mening niet beter het hele volk tot koning kunnen zalven? Zo heeft God, bij mijn weten, ook David de belofte gedaan, dat Hij uit zijn stam de toekomstige Messias van de wereld zou verwekken en dat zijn stam eeuwig zou blijven bestaan. Waarom moest Jezus dan juist uit Maria, die uit de koninklijke stam van David voortkwam, geboren worden en moest Jozef, die tot dezelfde stam behoorde, zijn pleegvader zijn? Hebt u nooit gelezen hoe, ik geloof in het boek der Kronieken, van Adam af het zuivere eerstgeboorterecht tot aan Jezus toe wordt aangetoond? Waarvoor zou dan zoiets goed zijn? Zouden naar uw mening niet beter alle mensen evenals de mussen aan elkaar gelijk kunnen zijn?
[7] Beste vriend, hoe zou u een rangorde, die de Godheid toch Zelf heeft ingesteld, in één keer willen opheffen! Heeft de Godheid het niet zo beschikt, dat mijn stam in het grafelijke patriarchaat moest worden opgenomen? Als God echter eenmaal iets heeft bepaald, mogen mensen dat dan naar eigen goeddunken weer opheffen? Ik ben graaf van Godswege en daarom kan mij dit eervolle voorrecht niet worden ontzegd door een jaloerse franciscaan!'
[8] De franciscaan zegt: 'Ik heb uit uw met allerlei twijfelachtige bewijzen doorspekte redevoering duidelijk opgemaakt, dat niets een mens zo zwaar valt als zich te verdeemoedigen en zijn op aarde bereikte soevereiniteitsvoorrechten op te geven. Ook heb ik uit uw geniale rede opgemaakt, dat het voor de op aarde hooggeplaatsten heel moeilijk wordt zo klein te worden als de kinderen, die zich nog van geen aardse voortreffelijkheid bewust zijn en die volgens Gods woord alleen in staat zijn het rijk van God binnen te gaan. Maar ook kwam bij me op, wat onze Heer en God Jezus eens tot de rijke jongeling zei: dat namelijk een kameel eerder door het oog van een naald kan gaan dan dat een rijke of hooggeplaatste (wat een en hetzelfde is) in het hemelrijk komt.
[9] Vriend, is het mosterdzaadje waarmee de Heer Zelf Zijn rijk vergeleek, soms een Chimboradzo of een Amazonestroom? O nee, het is onder de zaadkorrels het kleinste! Als de Heer Zijn rijk echter vergelijkt met zoiets kleins, waarmee Hij zeker de uiterste deemoed van de mens wil aangeven, dan kan men toch niet aannemen, dat er op de oppervlakte van het kleine korreltje plaats is voor Chimboradzo's en Amazonestromen. Ook zegt Hij dat onder de takken van de uitgegroeide mosterdstruik de vogels van de hemel hun intrek zullen nemen. Zou Hij ten gunste van de aardse grootheden niet eerder moeten zeggen: 'En onder zijn takken zullen griffioenen, arenden, lammergieren en struisvogels hun intrek nemen!', om daardoor aan te tonen, dat men op aarde minstens een baron moet zijn om in het rijk der hemelen te worden opgenomen?
[10] Och, mijn beste heer graaf, u kunt mij met nog zoveel bewijzen aankomen, toch zal ik steeds bij deze uitspraak van Christus blijven: 'Wat voor de wereld groot, hoog en vol luister is, is voor God een gruwel!' Ik zou willen wedden, dat wij in het hemelrijk noch een David, noch een Salomo als koning, en geen keizer Karel de Grote, geen heilige koning Stefanus van Hongarije en dus ook geen vorsten en graven zullen tegenkomen, maar als zij al in het hemelrijk verblijven, dan zijn het louter aardige, elkaar dienende broeders, die allemaal slechts één God, één Heer en één Vader hebben. In de hel daarentegen zouden best nog heel wat van die hardnekkige aartsaristocraten kunnen zijn, die elkaar nog steeds eer bewijzen! Ja, onze edele vriend daar mag me een muilpeer geven, als ik iets onwaars gezegd heb. Ik wil u hiermee alleen maar zeggen, hoe ik uw woorden heb begrepen. Onze edele vriend mag als scheidsrechter tussen ons beiden optreden, als u er niets op tegen hebt!'
[11] De graaf zegt: 'O, daar heb ik niets tegen in te brengen, maar naar mijn mening hebben wij geen scheidsrechter nodig, want u hebt gelijk op uw manier en ik op de mijne. Ik wil uw toekomstige zaligheid niets in de weg leggen en u laat mij van nu af aan naar de mijne toegaan. Zo spelen wij beiden zonder scheidsrechter op een gemakkelijke manier quitte.' De franciscaan zegt: 'Bij Hem halen doop en zalfolie niets uit! Iedereen kan gewonnen worden, zelfs een Judas Iskariot, maar bij een Hongaarse edelman is iedere nog zo goed bedoelde poging tevergeefs. Daarom: 'requiescat in pace!'
[12] Daarop zegt Miklosch, die ondertussen met de vreemdeling heeft gesproken: 'Vrienden, ik zeg jullie, jullie geruzie lijkt voor mij op het korendorsen van kleine kinderen, die in een hoek van de schuur met kleine speelgoeddorsvlegels op een lege strohalm slaan.
[13] Ik zeg jullie: wij zullen en kunnen elkaar niet beteren, omdat wij ieder voor zich slecht zijn van a tot z. Wat baat het ons dan, als wij elkaar nog zo wijs beleren, maar niet met wijze en goede daden voor de dag kunnen komen en de leerling tegen de leraar kan zeggen: 'Hoe kun je mij leren de goede weg te betreden, terwijl je zelf de verkeerde bewandelt? Schep eerst orde in jezelf, indien jouw woorden mij welgevallig moeten zijn! Wacht tot ik zelf bij je kom en zeg: broeder, jouw ordening bevalt mij. Wijd mij in in al haar voordelen en grondbeginselen!' Ook ontbreekt ons elke ervaring in deze nieuwe wereld en in wezen weten we geen van allen iets over de verhoudingen in deze wereld. Hoe zouden wij elkaar daar dan iets over kunnen leren?
[14] Beste vriend Cyprianus, jouw redenering was weliswaar heel evangelisch christelijk en zou op aarde misschien veel goede uitwerking hebben gehad, maar welk effect heeft zij bij mijn vriend Bathianyi teweeggebracht? Juist het tegendeel van wat je wilde bereiken. Wat is daarvan de oorzaak? Niets anders dan datgene wat de Heer eens tot de Farizeeërs heeft gezegd, namelijk dat een blinde een andere blinde niet kan leiden!
[15] Kijk, hier in ons midden bevindt zich een buitengewoon ervaren leider, die heel goed ziende is in deze wereld. Deze verzoeken wij allen eenstemmig om ons op de goede weg te leiden. Ik ben er vast van overtuigd, dat één woord van Hem meer uitwerking zal hebben dan wanneer wij blinden nog een halve eeuwigheid een lege strohalm zouden blijven dorsen!'
[16] De graaf zegt: 'Ja, met dit voorstel ben ik het volkomen eens. Daarom zal ik ook alles doen, maar die goede Cyprianus, die een echte lomperik is, kan me wat met zijn requiescat. Ik ontken niet dat hij tenslotte goed en eerlijk heeft gesproken, maar wie gaf hem dan het recht om mij daarmee te beleren? Hij is toch geen haar beter dan ik; hoe wil hij mij dan iets leren?!
[17] Een ware leer moet van een zachtmoedig, zuiver en verlicht hart uitgaan en er mogen geen satirische frasen in voorkomen, dan zal ze steeds de beste uitwerking hebben. Maar indien een nog zo zuivere leer duidelijk met ironie doorspekt is, sticht zij meer kwaad dan goed. Als ik me moet beteren, mag ik niet beledigd, maar alleen zachtmoedig en broederlijk overtuigd worden. Vriend Cyprianus bijt met zijn leer meer dan de scherpste paprika, maar jouw voorstel, broeder Miklosch, is iets anders. Daar kan men zich wel aan houden en ik zal mij er ook aan houden!'
[18] De franciscaan zegt: 'Ja, als jullie allen datgene willen, wat allang mijn vurigste wens was, zijn wij het allen met elkaar eens. Laten wij daarom deze lieve vriend vragen, of Hij ons de goede weg zou willen wijzen, die wij dan ook onverwijld zullen bewandelen!'
«« 141 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.