[2] De franciscaan zegt nors: 'Er zijn al oneindig velen door zulke helse bekoorlijkheden te gronde gegaan en dit lot zal ook jullie nog ten deel vallen. Ik ben weliswaar ook erg hongerig en vooral dorstig maar zolang ik net als een Thomas geen tastbare bewijzen voor dit alles heb, vertrouw ik de zaak niet. Want bij ketters, zoals Robert Blum en consorten er zijn, kan God de Heer immers niet wonen!'
[3] Miklosch zegt: 'Vriend, kom eens met mij mee naar dat grote raam. Ik zal je iets laten zien.'De franciscaan zegt: 'Wat dan?' Miklosch zegt: 'Je zult het wel zien.'De franciscaan zegt: 'Goed, laten we dan maar gaan, maar hou me niet voor de gek, want anders...!'
[4] De twee gaan naar het raam en Miklosch toont de franciscaan daar buiten een weids landschap en op aanzienlijke afstand in westelijke richting een op Boedapest lijkende stad. Hij zegt tegen hem: 'Vriend, die Heer, die jij in je domheid voor de hoogste duivel houdt, laat jou door mij zeggen: 'Ik laat je vrij uit deze hel. Daarginds zie je Boedapest. Ga erheen en verschaf jezelf daar of ergens anders een betere hemel!' Je kunt hier ook meteen door het raam naar buiten gaan, want deze ramen hebben geen glas.' De franciscaan zegt: 'Ik wil toch nog even wachten!' Miklosch zegt: 'O, waarom dan? Als dit hier de hel is, waarom zou je er dan nog langer in willen blijven?'
[5] De franciscaan zegt: 'Weet je, ik zou alleen nog graag willen weten of Blum vóór zijn terechtstelling misschien toch weer samen met zijn geloofsgenoten in de schoot van de alleen ware en zaligmakende kerk is teruggekeerd. Is dat het geval, dan kan hier alles, op de nog nergens zichtbare Heilige Drievuldigheid na, in orde zijn. Zo niet, en daar ben ik juist het meest bang voor, dan is dit hier niets anders dan een helse begoocheling! Ook de hel is namelijk vol hardnekkige ijver om haar onzaligen vooraf goed voor te bereiden, totdat ze helemaal deugen om in de eigenlijke hel te worden toegelaten. Hier is werkelijk iedereen aanwezig: Christus, Maria en de heilige Jozef, alle heilige apostelen, alle aartsvaders, patriarchen en profeten en verder nog een massa heiligen. Wanneer echter Blum en consorten nog dezelfde ketters zijn, dan is dit alleen maar helse misleiding en dan moet ik ervoor zorgen, dat ik hier vlug weg kom. Want kijk, vriend, wanneer de paus van Rome niet de ware plaatsbekleder van God op aarde is, en de roomse kerk, die als enige de sleutels van de hemel en de hel voor alle mensen in haar allerheiligste handen heeft, niet de enige ware en zaligmakende is, dan is Christus helemaal niet Christus en zijn alle religies van de aarde waardeloze hersenschimmen. Zo staan die zaken ervoor en daarom ben ik ten zeerste op mijn hoede, zodat ik mij op geen enkele manier door de hel kan laten misleiden. Want de ware kerk is een rots, die door de poorten van de hel nimmer kan worden overwonnen.'
[6] Miklosch zegt: 'Goed, goed, goed! Al deze rooms-katholieke dwaasheden ken ik even goed als jij. Ik zou je de mond wel kunnen snoeren, zodat je van honderd vragen er niet één zou kunnen beantwoorden, maar ik geef er de voorkeur aan je slechts met enkele vragen een beetje in het nauw te drijven. Ik zeg je echter bij voorbaat, dat je me elke vraag moet beantwoorden, want als je ze mij niet beantwoordt, zul je daardoor alleen bevestigen, dat het pausdom in geen geval door Christus is gesticht. Luister dus, dit zijn de vragen:
[7] Bij welke gelegenheid heeft Christus het door de kerk zo hooggeschatte misoffer, en wel alleen in de toentertijd heidense Romeinse taal, voorgeschreven? Ik vraag om een strikt op de Heilige Schrift gebaseerd antwoord!'
[8] Bij deze vraag staat de franciscaan radeloos te kijken. Er komt geen antwoord.
[9] Miklosch vraagt echter verder: 'Omdat je geen antwoord vindt, moet ik wat gemakkelijkers voor je zoeken. Bij welke gelegenheid heeft Christus dan de ceremoniën, de rijkversierde gewaden, de stola, het corporale, rode kousen, de zeer waardevolle herdersstaf (voorzover ik weet heeft Hij zelfs de apostelen verboden een stok bij zich te hebben!), de pauselijke tiara en de zeer dure kardinaalshoeden voorgeschreven? Graag een antwoord! Je bent alweer sprakeloos! Wel, ik zal met iets nog gemakkelijkers komen. verboden om reiszakken te dragen om er een of ander geschenk in te kunnen stoppen! Ik vraag je hier nogmaals om een goed gefundeerd antwoord! Spreek nu, spreek! Je was anders toch altijd zo goed van de tongriem gesneden! Je bent en blijft sprakeloos? Dat wil dus zeggen: 'Ik weet niets ten gunste van de rooms-katholieke kerk te zeggen en houd me daarom liever stil!'
[10] Wanneer heeft Christus de Heer, die eigenlijk een levende kerk in de harten der mensen wilde oprichten, bevolen tot de bouw van gemetselde tempels, waarvan er nu op de gehele aarde al wel meer dan een miljoen te vinden zijn? Wanneer schreef Hij hun heidense inrichtingen voor, de geprivilegieerde altaren, de genadebeelden en het gewijde doopwater, evenals de heilige chrisma? De ware apostelen doopten toch met heel natuurlijk water, zoals God het heeft geschapen; of ze bij het dopen ook gebruik maakten van de heilige olie, daarover schijnt de geschiedenis eveneens te zwijgen! Wanneer gelastte Hij het gebruik van klokken, orgels, en misgezangen, de kostbare benodigdheden voor de mis; wanneer de uitvaartplechtigheden en de dure requiemmissen? En bij welke gelegenheid heeft Hij kapelaans, pastoors, dekens, kanunniken, proosten, prelaten, bisschoppen en kardinalen geïnstalleerd en hen van zulke grote inkomsten voorzien? Bij mijn weten heeft Hij het de apostelen, toen Hij ze voor het verbreiden van Zijn leer uitzond, zelfs
[11] Heel onwillig zegt de franciscaan eindelijk: 'Ik zou je wel heel wat kunnen zeggen, maar tegenover een ketter is het beter om te zwijgen!' Miklosch zegt: 'Dat geloof ik ook, vooral wanneer men geen enkel bewijs kan aandragen! Zeg me dan tenminste, wanneer Christus de goddeloze formule voor de overgang van een christelijk ketterse geloofssekte naar de roomse kerk heeft voorgeschreven? Wanneer stelde Hij de aflaat in, wanneer het feest van de rozenkrans, wanneer het portiunculafeest? Bij welke gelegenheid heeft Hij dan de heilige Roomse en Spaanse inquisitie ingesteld? En wanneer en waarom heeft Hij die hele ordengeestelijkheid ingevoerd? Spreek en geef antwoord! Kijk, je bent alweer stom als het graf! Waarom? Dat weet ik! Dus, iets gemakkelijkers.
[12] Zeg mij eens, waar staat dan in de Handelingen der apostelen geschreven dat de apostel Petrus werkelijk in Rome het pausdom heeft gesticht? Bij mijn weten heeft deze apostel zich tijdens de laatste jaren van zijn leven in Babylonië opgehouden en heeft van daaruit ook een brief geschreven naar Jeruzalem. Maar Rome en Petrus hebben elkaar evenmin gezien als ik en de keizer van China! Misschien heb jij wel andere, betrouwbare gegevens en dus, spreek! Je zegt echter alweer niets. Er schiet jou zeker weer niets steekhoudends te binnen. Kijk eens, wat ben jij toch een arme stakker met jouw verdediging van de paus!
[13] Maar misschien kun je me dan toch nog zeggen, wanneer Christus of Petrus aan de paus de titel van 'heilige Vader' heeft gegeven en het kussen van zijn pantoffels, dat de waarde heeft van vele aflaten, heeft voorgeschreven? Christus heeft bij mijn weten immers streng verboden om wie dan ook, behalve God alleen, goed en heilig te noemen. Zo zou men ook niemand Vader noemen dan God alleen, want onder elkaar zouden wij broeders en zusters zijn. Wie weet echter of Christus de Heer niet naderhand, als Hem misschien iets beters te binnen is geschoten (?), een aantal voor ons leken onbekende aanvullende verordeningen heeft laten uitvaardigen, hoewel Hijzelf in het openbaar voor heel veel mensen te Jeruzalem uitdrukkelijk verklaarde: 'Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden niet!'
[14] Ja, mijn vriend, je zwijgt nog steeds en je ergerlijke verlegenheid is van je gezicht af te lezen. Wat moet daar dan van terechtkomen? Kijk, ik zou je nog wel honderd van zulke merkwaardige vragen kunnen stellen, maar wat heeft dat voor nut? Je wilt mij er geen beantwoorden! Daarom zou het beter zijn, dat je óf de paus geheel laat schieten en naar de werkelijke Heer toegaat en trouwen openlijk je domheid tegenover Hem erkent, óf op reis gaat naar Boedapest, dat je daar ziet liggen!'
[15] De franciscaan zegt eindelijk: 'Vriend, je hebt mij door jouw merkwaardige vragen op heel andere ideeën gebracht, waarvoor ik je heel dankbaar ben. En ik wil je volgen naar de enige Waarachtige!'
[16] Miklosch zegt: 'Dus niet naar Boedapest?'De franciscaan zegt: 'Beslist niet! Want ik geloof, in de steden van de wereld heeft een geest nog maar verdraaid weinig te zoeken! Wat zou een geest, als hij zich daar ergens zou laten zien, wel niet allemaal kunnen overkomen?' Miklosch zegt; 'Kraam toch niet zoveel hoogdravende onzin uit! Welke sterveling heeft dan ooit een geest iets kunnen aandoen? Maar beter zou je er daar niet op zijn geworden, alleen maar veel slechter. Want van distels zal men zeker nooit druiven kunnen oogsten.'
[17] De franciscaan zegt: 'Maar zeg me nu eens, omdat je werkelijk aanzienlijk wijzer bent dan ik: is dat dan wel het werkelijke Boedapest van Hongarije? Deze zaak komt mij toch wel een beetje verdacht voor! Ik ben van mening, dat die zichtbare stad daar eerder een illusie dan werkelijkheid is.' Miklosch zegt: 'Genoeg daarover. Of datgene wat wij zien werkelijkheid is of niet, zal ons nog wel duidelijk worden. Wij gaan nu naar de Heer, erkennen tegenover Hem onze grote dwaasheid en laten dan verder alles aan Hem alleen over.'
[18] De franciscaan zegt: 'Maar denk je niet, dat het misschien goed zou zijn als wij ons eerst tot de allerzaligste maagd Maria wenden, omdat zij er immers ook is?' Miklosch zegt: 'Waarom niet meteen tot Adam en Eva en alle aartsvaders en profeten? Tot wie heeft de graaf zich dan gewend? Tot niemand anders dan rechtstreeks tot de Heer Zelf! En kijk, hij is bij Hem en is Hem zelfs het meest nabij. Wil jij soms nog dichter bij Hem zijn? Kijk ook naar Robert Blum, aan wie de Heer dit huis vol pracht en grootheid voor eeuwig heeft gegeven; hij heeft zich van te voren vast en zeker ook tot de Heer Zelf gewend en is overgelukkig. Wil jij soms nog meer?'
[19] De franciscaan zegt: 'Jij hebt gelijk! Er kleven nog veel dwaasheden aan een mens, die hij niet in een keer kwijt kan raken. Heb maar wat geduld, mettertijd zal alles wel goed komen. Laten wij daarom dan nu maar naar de Heer gaan en ons aan Hem tonen zoals we zijn! Ik denk dat Hij het met ons toch zeker niet zo precies rooms-katholiek zal nemen!'
[20] Miklosch zegt: 'Dat is het laatste waar ik mij zorgen over maak. Kijk, ik ben toch zeker behoorlijk dom en bovendien ten opzichte van de Heer erg slecht van hart, en toch kon zelfs ik vanwege al jouw blindheid onmogelijk hard tegen jou optreden, maar jou als een echte broeder slechts vriendelijk behandelen. Dan kan men dat van de Heer, die Zelf de zuiverste liefde is, toch wel in de hoogste mate verwachten. De Heer zal vast ook heel hard kunnen zijn, vooral ten opzichte van hoogmoed, gierigheid en nijd, en tegen allen die hun aardse, armere broeders voor minderwaardige mensen hebben aangezien, maar tegenover ons, die ook in de gewoonste man steeds de mens zagen, zal Hij zeker veel milder zijn en daarom gaan wij nu vol goede moed naar Hem toe.'
[21] Beiden komen nu vlug naar Mij toe, maar Ik ga hen enkele schreden tegemoet en zeg tegen Miklosch: 'Wel, heeft broeder Cypriaan toch niet de benen genomen? Daar ben Ik heel blij om! Komen jullie maar! Wat brood en wijn is nog voorradig. Eet en drink ervan naar jullie behoefte. Daarna zal Ik jullie allen naar het grote museum van dit huis leiden; daar zullen jullie grote ogen opzetten! Ga nu vlug aan tafel en kom eerst wat op krachten.'
[22] Beiden gaan nu schuchter naar de tafel, maar de franciscaan, die precies voor Maria komt te staan, durft nauwelijks iets aan te raken.
[23] Moeder Maria glimlacht echter tegen hem en zegt: 'Maar beste broeder Cypriaan, waarom ben je zo verlegen? Eet en drink! Denk je soms dat het er hier in het hemelrijk net zo hoogmoedig toegaat als aan de hoven der koningen op de donkere aarde? O, geenszins! Hier zijn wij allen als kinderen en beminnen de Vader en zijn liefdevol, goedhartig en zachtmoedig tegenover iedereen. Wees daarom niet meer zo bedeesd, mijn beste Cypriaan!'
[24] Cypriaan, overmand door eerbied voor Maria, valt bijna op z'n knieën, maar Miklosch zegt tegen hem: 'Wees nu niet zo dom, beste broeder, en doe wat de Heer Zelf en onze lieve Maria je hebben gezegd'. De franciscaan zegt: 'Jij hebt gemakkelijk praten, want zo fijngevoelig ben jij zeker nooit geweest. Maar ik, die van mijn geboorte af al zo gevoelig was, dat ik over de dood van een vlieg had kunnen huilen, word hier met heel uitzonderlijke gevoelsaandoeningen geconfronteerd.'
[25] Ik zeg: 'Maak je daarover geen zorgen, dat is alleen in het begin maar zo. Mettertijd zul je wel flinker worden.' De franciscaan zegt: 'O Heer, Uw enorme minzaamheid zou iemands hart van liefde tot U kunnen doen breken!' Ik zeg: 'Wel, eet en drink nu maar! Kijk, Miklosch doet zich al tegoed. Robert, haal nog wat meer brood en wijn. Ik merk aan Miklosch, dat het hem smaakt.'
«« 149 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.