[2] Daarom verlangden ze ook van jou, dat je hun de 'Vader' eens zou tonen. En daar je aan dit verlangen niet anders kon voldoen dan door jezelf als Vader voor te stellen, wilde je volgens mijn mening daar niets anders mee zeggen dan: 0 jullie domme joden! Weten jullie dan niet dat er buiten de mens nergens een God bestaat? Als jullie mij of ook een ander mens zien, dan zien jullie wat je verlangt. Kunnen jullie dan onmogelijk begrijpen, dat de Vader in ons is en wij in de Vader zijn? Of met andere woorden: dat er nergens een God bestaat behalve die in de mens!
[3] Hoewel ik dit nauwelijks anders kan opvatten, houd ik daar toch niet hardnekkig aan vast en wil ik graag het bestaan van een of andere Godheid aannemen, als jij me dat kunt bewijzen en me haar kunt tonen. Als ik echter zulke beschuldigingen uitte tegen een Godheid die nergens anders dan enkel in ons is, kan ik jouw werkelijk afdoende weerlegging ook des te gemakkelijker als waarheid aannemen: Omdat ze alleen betrekking heeft op onze eigen innerlijke orde, die allereerst helemaal moet worden begrepen vóór ze zich aan een al te oppervlakkige kritische beoordeling kan prijsgeven. Of met andere woorden: 'Mens, ken jezelf eerst helemaal. Beoordeel dan pas je bestaan en al de onvermijdelijke omstandigheden welke de bestemming van je bestaan met zich meebrengt!'
[4] Ik kan je voor dit waarlijk bijzondere onderricht slechts danken uit de grond van mijn hart. Want op mijn hoogst nietige bodem zouden zulke vruchten zeker nog lang niet te voorschijn komen.
[5] Maar ondanks dat ik nu deze wijze beperkingen van de absolute vrijheid uiterst noodzakelijk en volgens de natuur van de menselijke orde voor het ware leven zeer redelijk vind, moet ik echter jammer genoeg nog steeds één ding openlijk bekennen: Ik kan de leer dat God de puurste liefde is, en dat men deze liefde boven alles, zijn naaste echter als zichzelf moet liefhebben, volstrekt niet verenigen met alles wat jij me tot nu toe hebt gezegd. En zeker niet, voordat je mij zult overtuigen van het bestaan van een werkelijke Godheid!
[6] God moet allereerst definitief aanwezig zijn en zijn natuur en zijn wil volkomen herkend worden, dan valt er pas te praten over noodzakelijkheden. Is God echter slechts een door blind geloof aangenomen, maar nooit een aan het zuivere verstand aantoonbaar wezen, dan moet noodzakelijkerwijs iedere godsdienstleer, ook al zou ze nog zo metafysisch of theosofisch klinken, vanzelf in het niets oplossen.
[7] Ik spreek jouw onderricht hiermee helemaal niet tegen, want ik zie de realiteit daarvan maar al te duidelijk in. Maar alleen in het geval dat er een Godheid bestaat die zo'n orde als noodzaak voor de ontwikkeling van de mens tot een hoger, vrij wezen heeft ingesteld. Is er echter geen Godheid, dan hoef ik jou helemaal niet tegen te spreken, want dan spreekt de zaak zich vanzelf tegen.
[8] Bij het beantwoorden van mijn vraag aan jou: Met welk recht een Windischgrätz mij liet doodschieten, kwam jij heel vlug met het excuus: Dat het nu niet het moment was er veel over te zeggen of het terecht of ten onrechte was gebeurd. Want ook jou was een dergelijk lot ten deel gevallen, alleen met dit verschil: Jou, voor God en voor het eeuwig en geestelijk welzijn van de mensen; mij echter omwille van de wereld en haar vergankelijke gelukzaligheid! En ik zou je nu meedelen, wat ik uit de voorbije tijd voor de eeuwigheid heb meegebracht? Vriend, ik ben van mening, dat het beantwoorden van deze vraag me niet zo veel hoofdbrekens zal kosten!
[9] Als er toch een of andere liefdevolle Godheid zou bestaan, dan leert de duizenden jaren oude ervaring ons, dat deze Godheid de mensen, als zij hen naar de aarde stuurt, naar de zogenaamde vrijheidsschool, hun absoluut niets anders meegeeft dan slechts het naakte, onbegrepen en daarmee ook allerdomste leven. Dus absoluut niets brengt de mens mee op deze ellendige wereld! Van alle aardse schatten behoort hem niets toe, omdat hij ze aan het eind van zijn leven toch weer voor eeuwig moet achterlaten.
[10] Wat zou ik dan voor de eeuwigheid mee hier naartoe hebben moeten of kunnen nemen behalve, mijn verlangen en mijn wil niet meegerekend, enkel en alleen mijzelf! Alleen met dit kleine verschil, dat ik nu deze wereld als een denkend en dus als een iets meer geestelijk gevormd wezen binnenging, terwijl mijn eerste binnengaan, in de materiële wereld hoogst onbeholpen en ellendig was. Hoewel ik dat binnentreden toch zou verkiezen boven het tweede in deze, onwerkelijke wereld. Want in de materiële wereld voelde ik als zuigeling niets, behalve misschien een stille honger of een stille pijn. Maar deze beide martelingen waren voor mij bijna niet merkbaar want ik had toen immers geen bewustzijn. Zou mijn arme aardse moeder mij in die tijd niet de geringste verzorging gegeven hebben, dan zouden tengevolge van jouw goddelijke liefdevolle zorg zeker alle muizen en ratten mij wel hebben kunnen opvreten; de Godheid zou het zeker niet tegengehouden hebben!
[11] Ja, de Godheid in de borst van mijn moeder zorgde wel voor mij. Maar de grote, almachtige, ergens boven alle sterren, die weet misschien tot op dit ogenblik nog niets van een arme drommel, van ene Robert Blum!
[12] Als ik echter toch een miserabel produkt mocht zijn van deze grote Godheid, die uit pure liefde mij zo rijkelijk bedeeld de scholingswereld inzond, kan ze dan nu meer van mij terugverlangen dan ze me op de wereldreis heeft meegegeven? Ik vind, waar niets is, daar houdt toch vanzelf ieder recht op. Of bestaat er hier in de geestenwereld wel de een of andere rechtsorde waardoor men ook voor het zuiverste niets iemands schuldenaar kan worden?
[13] Het naakte leven is niet van mij, omdat ik het mezelf niet heb gegeven. Dit leven, zelfs verrijkt met enige intelligentie en bovendien nog met een slechte jas, heb ik weer hier naartoe gebracht en geef het met het grootste genoegen weer terug aan hem, die het me gegeven heeft. Maar met het verzoek, dat ik, als de ellendige Robert, voor alle eeuwigheid volledig ophoud te bestaan! Want ik zie nu door jouw wijze spreken zelfs in, dat er aan het leven helemaal geen gelukkige kant te ontdekken is. En dan is het toch eindeloos beter eeuwig niet meer te bestaan, dan op de ellendige manier, waarop ik steeds de eer had te mogen leven!
[14] Het ontbreekt ter vervolmaking van mijn geluk er alleen nog aan dat jij, beste vriend, tegen mij zou zeggen: 'Ga weg van mij, vervloekte, in het eeuwige vuur van Gods toorn en brand daar eeuwig onder de afschuwelijkste pijnen.' Dan zou daardoor werkelijk de kroon van de oergoddelijke liefde zijn gezet op het leven en zijn heerlijkheid! Vriend, als zo'n onbegrijpelijk hard en van alle liefde gespeend oordeel ook jou door je liefdevolste Vader werd gegeven, werkelijk, dan zou er van zijn eindeloze liefde niet veel goeds te verwachten zijn! Maar ik geloof dat zo'n wrede veroordeling nooit over je lippen gekomen is, maar dat deze er hoogst waarschijnlijk in later tijd door de liefdevolle ultramontanen aan is toegevoegd. Het waarom zou niet moeilijk te raden zijn! Spreek jij nu weer, want ik heb mijn antwoord beëindigd.'
«« 26 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.