[2] Robert zegt: 'Hier naast me staat de eigenlijke heer des huizes, vraag het hem maar! Ik ben pas sinds enkele ogenblikken de bewoner van dit huis en ken daarin nog geen vertrek, behalve dit ene. Het komt me trouwens toch vreemd voor dat jullie je hier in de geestenwereld, waar men om een volmaakte geest te worden, slechts God de Heer moet zoeken en zich moet oefenen in de liefde tot Hem, nog bezig kunnen houden met zulke wereldse danskunsten. Maar als de heer van dit huis het prettig en doelmatig vindt, doe dan maar wat jullie willen. Maar hier naast me, zoals ik jullie al aangaf, staat de heer des huizes zelf!'
[3] De drie eersten zeggen: 'Hoe zit dat nu? Buiten zei ons iemand, dat jij de eigenaar van dit paleis zou zijn, en jij zegt nu, dat je vriend het is!’
[4] Robert zegt: 'Ja, en nog eens ja, mijn vriend hier is de eigenlijke heer van dit huis. En wie jullie gezegd heeft dat ik het zou zijn, die was een dom en blind mens! Vraagt het Hem dus, of zorg anders dat je vlug weer buiten staat!'
[5] Daarop richten de drie zich tot Mij en vragen Me, of Ik dus de heer van dit paleis was.
[6] Ik zeg: 'In de wereld van de geesten is een ieder heer, namelijk de eigenaar van datgene wat van hem is. En wanneer deze man Mijn vriend en broeder is, dan bezit ik hem ook als datgene, wat hij voor Mij is. En zodoende ben Ik dus ook zijn Heer, en ook de Heer over wat van hem is; waar tegenover staat dat ook hij tegen jullie van Mij hetzelfde kan zeggen.
[7] Dat Ik echter dit huis, zoals het ingedeeld is, beter ken dan hij, heeft zijn goede redenen, omdat Ik Mij al vele jaren langer hier in de wereld van de geesten bevind dan deze vriend hier.
[8] Ik kan jullie dus verzekeren, dat er in dit hele huis volstrekt geen theater en evenmin een danszaal is. Behalve dan aan de uiterste noordzijde van dit huis, waar een soort sprekerskamer is met een podium dat men kan laten zakken, door middel waarvan onzuivere geesten die zich Gods orde helemaal niet willen laten welgevallen, geheel ongedeerd in de hel kunnen worden neergelaten! Als jullie daar je voorstellingen ten beste willen geven voor de gasten daar buiten, dan kan jullie die redenaars- of beter gezegd, twistzoekerskamer, ter beschikking worden gesteld! Maar jullie moeten wel heel goed oppassen dat je bij je choreografie niet in de diepte stort. Want als jullie daarin terechtkomen, zouden jullie moeilijk de weg weer terugvinden. Hebben jullie dat begrepen?'
[9] De drie eerste coryfeeën zeggen: 'Hoor eens, beste vriend, dat is wat al te gevaarlijk! Zo'n lokaal moeten we helemaal niet hebben. Kun je ons niet toestaan dat we buiten in de tuin onze hoogstaande kunst ten uitvoer brengen?'
[10] Ik zeg: 'Ja, buiten kunnen jullie dansen en springen zoveel je maar wilt, daar hebben we voorlopig niets op tegen. Ga dus maar weer naar buiten en doe daar maar wat je wilt! Hier in huis valt er met jullie kunst geen eer te behalen!'
[11] Een van de drie zegt: 'Beste vriend, toen we nog op aarde waren, ging het heel goed met ons. Want we werden verafgood in de grote steden. Iedereen die de gelegenheid had om naar ons te komen kijken, was verrukt. We verdienden naast de gunst van de hoogste gekroonde hoofden ook veel geld en andere kostbaarheden. Maar toen werd ons lichaam plotseling door een fatale ziekte aangetast; we teerden weg en stierven.
[12] Nu zijn we al zo'n dertig jaar hier in deze armzalige geestenwereld, en het gaat erbarmelijk slecht met ons. Nergens valt er voor ons iets te verdienen. Waar we ook aankloppen, overal krijgen we hetzelfde onthaal als hier. En we lijden ontzettende honger! We willen ons brood niet verdienen op een al te minderwaardige manier; daar voelen we ons toch te goed voor. Vooral willen we met dat lage gespuis als daar buiten niets te maken hebben, omdat we op aarde niet zelden prinsen datgene geweigerd hebben, wat zij bij ons vaak zochten. En verder geeft ons hier geen mens of geest ook maar één druppel water. Je ziet dus dat we er ellendig en ontzettend arm aan toe zijn!
[13] Zou je ons niet, voor welke dienst dan ook, in dit huis onderdak en ook zoveel brood willen geven, dat we onze knagende honger tenminste voor één keer zouden kunnen stillen? 0, ik vraag je dat dringend namens ons allen.'
[14] Ik zeg: 'Ja, mijn lieve danseressen, dat hangt hier niet van Mij af. Want de eigenlijke eigenaar van dit huis, en ook van deze hele uitgestrekte omgeving, is toch deze vriend en broeder van Mij. Als hij jullie wil geven wat jullie wensen, dan heb Ik er niets op tegen, integendeel, het zal Me een groot genoegen doen. Maar hem daartoe overhalen zal ik niet. Wend je daarom tot hem.'
[15] De spreekster wil zich nu tot Robert wenden.
[16] Maar Robert is haar voor en zegt: 'Mijn lieve danseres, en ook jullie allen met hetzelfde beroep! Ik wist tot nu toe van jullie alleen maar dat jullie voeten veel elastischer zijn dan die van andere mensen. Dat jullie echter ook zulke fijne neuzen zouden hebben, wist ik nog niet! Als ik alleen maar met jullie te maken zou hebben, zou ik jullie meteen de deur wijzen. Maar omdat het mijn vriend plezier doet als ik jullie verzoek inwillig, zal ik jullie dan ook in Gods naam opnemen. Dus blijf maar hier. Daar in een hoek van dit vertrek staat een tafeltje met wat brood en wijn. Ga daar heen en zorg dat je op krachten komt. Kom dan weer terug, dan zullen we je een bezigheid geven, die jullie vlijtig moeten volbrengen. Ga nu maar, en doe wat ik jullie gezegd heb!' De danseressen volgen dit bevel direct op.
«« 49 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.