[2] Hoe vaak hebben we op aarde mensen gezien, wier geest de hoogst mogelijke ontwikkeling had. Mensen die met name op het gebied van de religie een reputatie van heiligheid hadden en door iedereen werden geëerd en geprezen. Ja, nog meer: Mensen die door woord en daad onmiskenbare sporen van een hogere verlichting lieten blijken. Zulke mensen kwamen soms bij ons en deden ons voorstellen voor de meest verfoeilijke genoegens. Nee, dachten we bij onszelf, als dat de gevolgen zijn van een zo voortreffelijke christelijke deugd, dan moeten we daar verder niets meer van hebben! Destijds waren zulke verschijnselen voor ons een onoplosbaar raadsel, nu echter is ons dat allemaal duidelijk. Want nu weten we pas waar al dat kwaad vandaan komt. Geef ons nu die wijn des levens, dan willen wij allen deze beker van deemoed tot op de laatste druppel in ons opnemen.'
[3] Robert reikt hun nu de beker aan, zij drinken eruit en worden daardoor vervuld met een grote vreugde.
[4] Jellinek is, evenals Messenhauser en Becher hoogst verbaasd over Roberts wijsheid en zegt na een poosje: 'Broeder, dat is te veel opeens! Je weet dat ik jou altijd voor een zeer wijs man hield. Maar dat je werkelijk zo'n diepe wijsheid bezit, daarvan had ik niet het minste vermoeden! Maar onwillekeurig komt het me toch voor, dat je hetgeen je nu hebt gesproken niet van jezelf hebt. Maar dat doet er niet toe. Want je hebt ook bij mij daardoor een lichtje doen opgaan, zodat ik nu de dingen en verschijnselen heel anders begin te beoordelen dan vroeger.
[5] Het begint me nu ook een beetje duidelijk te worden waarom deze danseressen voor ons gedanst hebben. Hebben ze daardoor misschien onze onreine geesten uit de door hen bezette woning van ons ware 'ik' gelokt, en heeft dit toen vlug weer zijn eigen woning betrokken?'
[6] Robert zegt: 'Ja, ja, bijna heb je de zaak waarheidsgetrouw weergegeven. Maar toch heb je nog wat te oppervlakkig in jezelf gekeken. Want, beste broeder, hoe heb je zo over jezelf en over ons allen kunnen denken?
[7] Ik zeg je, bij ons is juist het omgekeerde het geval. Onze en vooral jullie geesten bevinden zich gelukkig in hun juiste levenswoning, anders zouden jullie je niet in deze woning bevinden, maar in een zodanige waar nooit licht en levenswarmte binnenkomt.
[8] Jullie geesten werden alleen te veel door de natuurgeesten belegerd, zodat ze zich nauwelijks konden bewegen en niet door deze natuurgeesten konden heen kijken. Daardoor konden jullie je voorheen in dat vertrek ook nauwelijks bewegen en nog minder ergens iets zien. Alleen door buitengewone hulp van boven werden de belegeraars van jullie geest naar buiten getrokken. En zie, jullie geest kon ook meteen uit zichzelf meer licht ontwikkelen en daardoor zijn vroegere, uiterst beperkte gezichtskring uitbreiden. Jullie ontdekten toen ook meteen een openstaande deur en deze tafel met de levenswijn.
[9] Maar toch zijn er nog zoveel natuurgeesten als belegeraars om de echte woning van jullie geest gebleven, dat door hun nog grote aantal jullie geest niet volkomen helder kon zien, maar als door een lichte nevel moest kijken. Daar echter deze geesten, die steeds het hardnekkigst de ware geest belegeren en hem in hun sferen willen lokken, meestal van zinnelijke liefde afkomstig zijn, hebben ze ook in zeker opzicht de grootste gelijkenis met de ware geest van zuivere liefde van God in onze harten. Ze zijn het moeilijkst van deze levenswoning weg te krijgen omdat ze, als geen andere soort van natuurgeesten, maar al te sterk aan het leven vasthouden. Hun grootste angst is het leven te verliezen, dat hun zoveel Zoet genot biedt.
[10] Deze hardnekkige natuurgeesten kunnen slechts door een buitengewone aantrekkingskracht van buiten af wat meer worden weggetrokken van de woning van de eigenlijke geest, bij welke gelegenheid deze ware geest dan zijn territorium weer wat kan uitbreiden en daardoor vrijer en meer verlicht kan worden. En kijk, zo'n uiterlijke aantrekking werd hier dan ook door deze danseressen bewerkstelligd. En jullie ware ik is daardoor veel vrijer en helderder geworden. Daarom heeft ook voorheen mijn verheven vriend tegen jou, broeder Jellinek, toen je dat dansen hier wel wat eigenaardig vond, gezegd, dat je hier niet zo zeer op het middel, dan wel op het goede doel moet letten. Nu heb je het duidelijk belichte, goede doel voor je! En daarom meen ik althans, dat je ook niets meer tegen het middel zult inbrengen.
[11] Dat echter deze danseressen nog geen zuivere engelen zijn omdat door hen voor jullie een goed doel werd bereikt, hoef ik jullie nauwelijks nader toe te lichten. Maar we willen alles doen, opdat zij worden, wat zij en ook wij nog niet zijn!
[12] Ik ben slechts één trede verder op de trap dan jullie, en dat is ook mijn enige voordeel. Maar de trap naar onze eeuwige bestemming is een oneindige. En daarom zal het ook gemakkelijk kunnen gebeuren, dat onze huidige verschillen zo weggewerkt worden, dat niemand van ons iets op een van de anderen voor heeft. Met uitzondering van die vriend en broeder naast je, broeder Jellinek, die ons allen zo verschrikkelijk ver vooruit is, dat we nooit in staat zullen zijn hem in te halen. Waarom, dat zal jullie bij een nadere kennismaking met hem voldoende duidelijk worden.
[13] Maar nu hebben we nog een ander, heel belangrijk karwei te doen dat in de eerste plaats in orde gebracht moet worden, daar wij ons anders in dit huis niet vrij zouden kunnen bewegen.'
«« 61 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.