[2] Eén was er echter, die niet mee wilde komen, omdat hij zich voor enkele personen, die wat al te goed op de hoogte waren van zijn aardse levenswandel, te veel geneerde. Maar ik meen dat hij daarom toch niet volledig verloren hoeft te zijn? Want U bent toch de eigenlijke Heer van dit huis en wie het eenmaal mag betreden, kan toch onmogelijk verloren gaan! Hij was op aarde in wezen nooit een slecht mens. Zijn zinnelijke neigingen waren zijn zwakste punt. En omdat hij, helaas, zeer rijk was aan aardse goederen, verviel hij daardoor in een stroom van begeerten, waaraan hij ook gemakkelijk kon voldoen. Ik moet eerlijk bekennen, dat zij zijn geest niet tot eer strekten. Maar wat kan men daar nu aan doen? Het is nu eenmaal gebeurd! En daarom geloof ik, dat hij wel in omstandigheden zou kunnen komen, die hem zullen genezen en tot echte deemoed brengen. Maar om hem daarvoor te veroordelen en te straffen zou me toch wat te hard voorkomen!
[3] Overigens zijn dat slechts mijn ideeën, waarmee ik op de Uwe, O Heer, niet in het minst wil vooruitlopen. Want tegenover U zeg ik slechts: O Heer, O Vriend, wat U wilt, dat geschiede!'
[4] Ik zeg: 'Ik zeg je echter, dat jouw ideeën heel goed en dus ook goed te gebruiken zijn. Maar met die geest zal nog heel wat moeten gebeuren, voordat hij tot het juiste inzicht en tot genezing komt. Ik wil ook eigenlijk niets zeggen van zijn hoogst onkuise aardse levenswandel, alhoewel die heel geschikt zou zijn om hem het eeuwige leven te doen verliezen. Maar deze geest is tevens vervuld van een afschuwelijke hoogmoed en vol van verderfelijke overmoed! En kijk, dan ziet het er heel wat erger uit dan jij zou denken. Aan de zinnelijkheid kan snel met een deugdelijk middel een eind worden gemaakt. Maar het is heel moeilijk en vaak helemaal onmogelijk om op de weg van onbeperkte vrijheid vat te krijgen op de hoogmoed en de overmoed. Maar we zullen zien, wat daaraan kan worden gedaan.
[5] Wat moet Ik nu echter doen voor hen, die je hebt meegebracht? Zeg me dat eens onomwonden!'
[6] Max Olaf zegt: 'Heer, wat U in Uw grenzeloze goedheid maar wilt. Want Uw wijsheid gaat alles te boven, Uw goedheid kent geen grenzen en voor Uw wil vergaan werelden tot stof!'
[7] Ik zeg: 'Maar beste vriend, zoals Ik uit jouw woorden bespeur, houd je Mij voor het allerhoogste Godwezen! Zeg Me toch, waar haal je zo'n geloof vandaan? Weet je dan niet, dat niemand God kan zien, en in leven blijven?'
[8] Max Olaf zegt: 'Heer, tot deze goed gefundeerde opvatting kwam ik juist door Uw heilig en goddelijk woord. Want woorden zoals de Uwe, zo vol waarheid, zo vol van de hoogste kracht, wijsheid en liefde, komen niet uit de mond van een geschapen geest! Dat niemand de Godheid Zelf in haar innerlijkste oerwezen kan aanschouwen en tevens in leven blijven, weet ik heel goed. Maar de Godheid die door Mozes sprak, sprak eeuwen later in al haar volheid door de mensenzoon Jezus. En Deze zei: 'Ik en de Vader zijn één; wie Mij ziet, ziet ook de Vader!' Indien echter Jezus dat leerde en Zijn leerlingen Hem zelfs heel goed mochten zien en horen, zonder dat ze hun leven verloren, dan zie ik werkelijk niet in, waarom men zich God zou moeten voorstellen in een eeuwig ontoegankelijk licht. Bovendien lijkt het mij boven elke twijfel verheven dat U die bewuste Heer Jezus bent, die ons deze meest verheven leer heeft gegeven! En zodoende ben ik met mijn harten met mijn onwankelbare geloof al op de juiste plaats. En ik ben van mening dat ik, hoe meer ik U met hart en ogen zal aanschouwen, niet alleen mijn leven niet zal verliezen, maar dat het steeds meer toe zal nemen. Heb ik gelijk of niet?'
[9] Ik zeg: 'Ik zie al dat je standvastig en onwrikbaar bij je beweringen blijft. En daarom moet Ik voorlopig dat hoge, waar jij Mij voor houdt, maar laten gelden. Slechts de tijd zal je over datgene, waarover je nu nog twijfels zou kunnen hebben, volledige duidelijkheid verschaffen. Wees overigens voor eeuwig verzekerd van Mijn liefde en vriendschap!
[10] Zeg Mij, hebben jullie ook honger en dorst?'
[11] Allen zeggen: '0 beste, hemelse vriend, meer dan nodig zou zijn om op aarde van honger en dorst te vergaan! Als we slechts een kleine versterking zouden kunnen krijgen, wat zou dat ons gemoed opbeuren! Wees daarom zo goed om ons naar Uw vermogen iets te laten brengen.'
[12] Ik wenk Robert, Jellinek, Messenhauser en Becher, dat ze deze arme mensen brood en wijn moeten aanreiken, wat dan ook meteen gebeurt.
[13] Onder veel dank- en lofbetuigingen eten en drinken zij, die hier naar toe gebracht waren. En wanneer ze al spoedig verzadigd en gesterkt voor ons staan, zegt Max Olaf: 'O Heer, nu sta ik hier voor U, en heb nu geen enkele twijfel meer: u bent het, en nooit en te nimmer iemand anders! U alleen komt al onze verering, aanbidding en liefde toe!'
[14] Deze woorden herhalen allen die hij heeft meegebracht. Robert glimlacht van vreugde over zo'n snelle genezing van de voorheen door aardse omstandigheden erg verwarde gemoederen. Dr. Becher en Messenhauser zijn stomverbaasd, dat Max Olaf met zijn gezelschap hen voor is geweest met het heldere inzicht in de Godheid van Jezus. Ook onze Helena (de Lerchenfeldse) valt voor Mij neer.
«« 77 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.