[2] Ik zeg: 'Ja mijn liefste Helena, Ik weet al dat je Mij boven alles liefhebt, wat Mijn grootste vreugde is! Maar wat de andere gasten hier betreft, zeg Ik je slechts: wie het eerst komt, het eerst maalt! Deze zullen naderhand ook spreken; ze zullen niet worden overgeslagen. Maar jij moet eerst spreken, omdat jij eerder bij Mij was en Mij zo sterk liefhebt! Bovendien heb je deelgenomen aan de strijd in Wenen en heb je daar je aardse leven bij ingeschoten, wat je toen heel ongelegen kwam. Daarom moet je nu ook spreken over deze kwestie, die jezelf zo veel schade heeft berokkend. Vat dus maar goede moed en spreek, zoals het in je opkomt. Ik zal het beste er wel uit weten te halen.'
[3] Helena zegt: 'O wee, o wee! o, mijn Heer Jezus! Als U eenmaal iets wilt, dan moet het gebeuren, al zouden hemel en aarde er ook bij vergaan. Maar nu zal ik U toch nog beetnemen! Mij schiet net te binnen hoe eens de apostel Paulus, die U de woorden in de mond legde, heeft geleerd, dat geen vrouw in de raad van een gemeente iets zou mogen zeggen, maar alleen de mannen. Hoe zou ik dus hier in dit verheven gezelschap van enkel mannen het kunnen wagen om ook wat te zeggen? U hebt mij slechts willen beproeven, omdat U mijn praatzucht kent. Maar Helena, die U boven alles bemint, is al wat verstandiger geworden en loopt er niet in. Houd jij, mijn mondje, je maar mooi stil en zeg niet veel, anders krijg je het hier vandaag met Paulus aan de stok!'
[4] Paulus glimlacht over deze ietwat komische verontschuldiging van Helena.
[5] Ik zeg echter: 'Liefste Helena, jij meent weliswaar dat Ik jou niet kan vatten, maar Ik heb je eigenlijk al te pakken en je kunt Me niet meer ontsnappen, en zult zelfs moeten spreken volgens het uitdrukkelijke gebod van Paulus en volgens Mijn gebod, dat nog hoger staat dan dat van Paulus en waaraan helemaal niet valt te ontkomen. Kijk, in een brief aan de Romeinen beval Paulus Febé aan, die de gemeente te Kenchreë in Mijn dienst voorging. Ook beveelt hij om dezelfde redenen Priscilla aan, groet een zekere Maria die eveneens veel werkte in Mijn naam, en eveneens Tryféna, Tryfosa en zijn geliefde Persis, die met woord en daad veel in Mijn naam had gewerkt.
[6] Zie je, beste Helena, aan zulke vrouwen heeft Paulus geen spreekverbod in de gemeente opgelegd, maar alleen aan diegenen die vanuit een zekere hoogmoed in de gemeente zitting en het recht van spreken wilden hebben, alsof ook zij wisten en begrepen, wat diegenen weten en begrijpen die in Mijn geest zijn wedergeboren. Indien echter een vrouw ook vervuld is van Mijn geest, die in man of vrouw steeds dezelfde is, mag en moet ze zelfs spreken zoals de geest het van haar verlangt!
[7] Mijn apostelen vormden de eerste christengemeente en deze was de voortreffelijkste in de wereld, omdat zij rechtstreeks door Mij was gesticht. Toen Ik op de derde dag weer uit het graf opstond, wie stuurde Ik als eerste naar de broeders toe om hun Mijn opstanding te verkondigen? Dat was een vrouw, zo ongeveer van dezelfde aardse morele geaardheid als jij! Welnu, als het later toegevoegde gebod van Paulus op nog zeer wereldse vrouwen overal moet worden toegepast, d.w.z. ook op God welgevallige vrouwen, hoe had dan een Magdalena het ooit kunnen wagen zelf op te treden als bode voor Mijn eerste apostelen?!
[8] Bovendien heb Ik ook eens de Sadduceeën aangetoond, dat in het hemelrijk alle aardse verschillen ophouden te bestaan, d.w.z. de aardse rechten der geslachten. Allen zijn gelijk aan Gods engelen en genieten hetzelfde recht, namelijk Gods kinderen te zijn.
[9] En zo staat het er nu ook met jou voor, mijn allerliefste Helena! Alhoewel je bescheidenheid Mij groot genoegen doet, zul je toch moeten spreken. En wel omdat jij, evenals Adam die naast je zit, voor Mij volkomen hetzelfde recht van spreken hebt. Begin er dus maar rustig aan!'
[10] Helena zegt: 'Wel, wel! Ik zie nu duidelijk in, dat U niet te vangen bent! Hm, ja merkwaardig. Uw wijsheid en die van ons, dat zijn wel heel merkwaardig twee soorten van wijsheden! 0 jee, wat een verschil! Nee, met verontschuldigingen kan men niet tegen U op. Maar een echt hartelijk verzoek, zou dat U niet wat kunnen afbrengen van Uw eenmaal uitgesproken wens?'
[11] Ik zeg: 'Ja, Mijn liefste Helena, met een recht verzoek kan men bij Mij wel heel veel bereiken, maar niet alles. Zie, als iemand op aarde heel veel plezier in zijn leven had, zodat hij daar eeuwig zou willen leven, en hij zou Mij daar zeer nadrukkelijk om vragen, dan zou Ik toch geen gehoor kunnen geven aan zo'n bede, omdat dit tegen Mijn orde in zou gaan. En evenmin zou Ik ook jouw bede om af te zien van jouw spreken, niet kunnen verhoren. Doe daarom je mooie mondje nu maar open en spreek zoals het in je opkomt.'
[12] Helena zegt: 'Welnu, in Uw naam, omdat U, mijn hemelse geliefde, het absoluut wilt, zal ik dan toch spreken. Maar weet U, als me wat al te doms zou ontvallen, stoot me dan even aan, zodat ik tegenover U en deze hoge persoonlijkheden van de aarde niet al te zeer voor schut sta. Ik zal dan meteen maar beginnen met mijn mening ten beste te geven.
[13] Op aarde is een klein aantal mensen te hoog geplaatst en bezit te veel. Het grootste aantal daarentegen is te laag geplaatst en heeft ofwel helemaal niets, of in ieder geval veel te weinig in verhouding tot diegenen die veel te veel hebben. Het noodzakelijk gevolg daarvan is: de hooggeplaatsten die verreweg de kleinste groep vormen, zien met verachting neer op de lagere standen, omdat ze steeds als een spookbeeld de mogelijkheid voor zich zien, dat het gewone, armoedige volk zich eens zou kunnen verenigen en een greep zou kunnen doen naar de grote overvloed van de groten en rijken. Om dat echter zoveel mogelijk te voorkomen, schuwen deze geen enkel middel. De geest moet worden onderdrukt, hoe en waar dat maar mogelijk is; door papenstreken, door totale beperking van de drukpers, door het verbieden van betere boeken, zelfs van de bijbel. Wie daar tegenin gaat, wordt gestraft en dat niet zelden op een manier, dat hun daarbij horen en zien vergaat. Wie zal er onder zulke omstandigheden nog in slagen zijn geest op te wekken?
[14] Aan de andere kant wordt alles getolereerd wat maar kan bijdragen tot het doden van de geest. Zoals: het dulden van alle soorten ontucht, al wordt er soms voor de schijn door de politie openlijk tegen opgetreden. Verder is het toegestaan om liederlijk te leven en te zwelgen zoveel de arme, onopgevoede mensheid maar wil, omdat ook genotzucht een heel nadelige invloed heeft op de geest. Eveneens zijn schunnige komedies geoorloofd; daarin mag het zo heet toegaan als maar mogelijk is. Als er maar geen politieke toespelingen of geestopwekkende dingen in voorkomen, kan de voorstelling zonder enig bezwaar van start gaan, omdat ze een doorslaggevende invloed heeft op de onderdrukking van de geest.
[15] Zou een geest zich echter ondanks al deze milde afstompende middelen toch willen verheffen en er soms hier of daar blijk van geven dat hij van goddelijke afkomst is, dan worden er strengere maatregelen getroffen, waardoor deze geest zijn goddelijke afkomst op aarde duur komt te staan. Becher en zijn vrienden zijn er de levende getuigen van hoe de groten der aarde ieder openlijk verzet van een geest weten te waarderen. Zij zeggen: 'O, daar heb je weer zo'n hemelse mensenvriend! Dus maar snel naar het hemelrijk met hem door middel van strop of kruit!' Wie het waagt hun de waarheid te zeggen, krijgt meteen de titel 'Uitschot van het mensdom' en zij zetten een prijs van vele goudstukken op zijn hoofd. Krijgen ze hem te pakken, dan zou het beter voor hem en zijn vrije geest zijn, dat hij nooit geboren was!
[16] Kijk, Heer, zo staan de zaken er nu voor bij de arme mensheid op aarde! Is het een wonder, dat zij dan tenslotte toch in opstand komt en wraak neemt op degenen die al zo vele eeuwen hun kwelgeesten en uitzuigers waren? Nu ik dan toch moet spreken, beken ik openlijk dat de arme mensheid het volste recht heeft zich op deze manier te verzetten, en dat het ook de allerhoogste tijd is om de groten, die geen sprankje liefde voelen voor de mensen, hun verderfelijke machtspositie te ontnemen om deze voorgoed van de aardbodem te verbannen. De groten moeten afdalen en wat ze te veel hebben, delen met hun arme broeders. Van hun veel te ruime kastelen moeten armenhuizen worden gemaakt en van henzelf mensen! Voor de armen echter moeten er scholen komen en onderwijzers die goed zijn opgeleid in Uw geest, o Heer, anders wordt het nooit beter op aarde, maar alleen maar van dag tot dag slechter. Want de groten worden steeds hardvochtiger en tirannieker en de haat van de geringen zal groeien als een rollende lawine. Wanneer U, Heer, op aarde niet gauw op een beslissende manier ingrijpt, dan is het, tenminste aards gezien, in de mij bekende landen met alle mensen volkomen gedaan, wat toch zeker niet Uw wil kan zijn!
[17] Of kunt U, Heer, er plezier in hebben dat mensen elkaar als wilde beesten bij duizenden afmaken? En dat alleen, omdat de groten zelfs niet omwille van miljoenen mensenlevens ook maar iets van hun rijkdom en heerszucht willen prijsgeven. Ze denken namelijk dat men hun daarna alles zal willen afnemen, wat echter een volkomen verkeerd idee is. Want ik ben ervan overtuigd dat, wanneer ze de arme volkeren vriendelijk tegemoet zouden treden, deze hen daarvoor op handen zouden dragen. Maar wanneer zij de volkeren pas dan bedrieglijke concessies doen, als deze zich in grote massa's opgezweept uit wanhoop tegen hen verheffen en hen ernstig bedreigen, terwijl zij deze afgedwongen beloften slechts voor de schijn zo lang ophouden, totdat zij deze toezeggingen door hun verzamelde militaire machten op de voor hen kenmerkende wijze weer overboord kunnen gooien, dan is het immers heel begrijpelijk, dat het volk alle vertrouwen in hen moet verliezen. Daar echter een oprecht vertrouwen tussen volkeren en regenten nooit meer te herstellen is, blijft er volgens mij niets anders over dan de volkeren van hun vorsten te bevrijden en in hun plaats waarachtige, door God verlichte leiders aan te stellen, die zelf als echte mensen ook de menswaardigheid van hun broeders zullen eerbiedigen en alles zullen doen om de geest in ieder mensenhart waarlijk tot leven te brengen. Dat moet er gebeuren! En gebeurt dat niet, dan zult U, 0 Heer, met de mensen op aarde altijd net zoveel moeite hebben als nu met ons, die ondanks Uw grote genade nog zo dom als koeien staan te kijken! U moet er tenslotte toch ook schoon genoeg van krijgen als hier elk moment duizenden oerdomme wezens aankomen, die over U evenveel weten als het domme vee op aarde!
[18] Wees daarom ook voor de arme aarde voor één keer even goed als U hier voor ons bent en laat Uw aanhangers niet meer kruisigen door hen, die U, nu net als eertijds, zonder enig bedenken zouden kruisigen, wanneer U als mens weer naar de aarde zou komen en tegen hen zou ijveren, zoals U eens tegen de snode Farizeeërs hebt geijverd. Laat U eens gelden, o Heer, bewerk de aarde en bemest haar in alle ernst met Uw volle genade, anders zal ze weldra tot een verschrikkelijke gruwel van verwoesting worden. Kijk Heer, mijn liefste Jezus, U zegt toch zelf, dat ik nu Uw beminde Helena ben! Als ik deze allerhoogste benaming dan toch waardig ben, doet U, als enige geliefde van mijn hart, het dan omwille van mij!
[19] Ik wil U weliswaar, evenals alle andere sprekers voor mij, niets voorschrijven, maar alleen mijn mening geven volgens welke nu toch iets beslissends zou moeten gebeuren. U alleen bent oneindig wijs en ziet het allerbeste in wat er nu zou moeten gebeuren. Die wijsheid heb ik beslist niet en daarom kan ik U dan ook geen echte raad geven. Maar naar menselijke maatstaven staan de zaken er nu eenmaal zo voor, en mijn menselijk inzicht ziet slechts de genoemde mogelijkheid tot redding. U zullen er wel talrijke bekend zijn; doet U daarom maar wat het beste is.
[20] Heb ik helemaal onzinnig gepraat, dan is dat niet mijn schuld, want dan had U mij maar aan mijn mouw moeten trekken! Omdat U daarentegen meer dan eens tegen me hebt geglimlacht, denk ik dat ik toch niet zo erg onzinnig heb gesproken? Overigens zou dat geen wonder zijn, want met een geestelijke ontwikkeling, zoals ik die op aarde heb gekregen, kan men werkelijk geen Catharina van Siena worden! Mijn aanwezigheid hier is maar nauwelijks toereikend om U, al is het maar heel oppervlakkig, te kennen.
[21] Ik heb nu volgens Uw wil gehandeld en heb mijn zienswijze uitgesproken. Aan U, o Heer, zij alles opgedragen! De domme dingen die ik zei, zult U wel corrigeren. Alleen vraag ik U, dat U mij na al mijn gebabbel niet minder wilt liefhebben dan voorheen. Al mijn liefde, mijn leven en mijn hele bestaan leg ik voor eeuwig aan Uw voeten! Amen.'
«« 84 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.