[2] Nu duiken uit de beker een menigte deftig geklede menselijke wezens op, die zich tot op de grond buigen voor het despoot je. Dit monstert hen trots vanuit de hoogte met echte basiliskenogen ( Een basilisk is een fabeldier uit de oudheid, voorgesteld als een slangachtig wezen, met de kop, de borst en de poten van een haan, de tong van een slang en de vleugels van een vleermuis. Het slangvormige achterlijk eindigt in een pijlpunt), zodat ze allen beven voor zijn aangezicht. En kijk, zij die zich het diepst buigen, worden nu door het despoot je naar de troon geroepen en met onderscheidingen begiftigd. Maar degenen die minder beven, worden in hun gezicht gespuwd en hun wordt duidelijk gemaakt dat ze zich ogenblikkelijk van de troon moeten verwijderen. Maar nu geeft het despoot je diegenen, die met onderscheidingen werden bedeeld, een wenk om zich te verwijderen. Wanneer deze zich onder honderd buigingen terugtrekken en het despoot je de rug toekeren, vloekt het hun nog achterna en spuwt hen na. Nou, nou, is me dat een verwaand geval van een vliegenkoning!
[3] Maar wat zie ik: de plaats rond de troon van de koning wordt alsmaar groter en ruimer, en ik zie een menigte miniatuurmensen die er armzalig uitzien. Tegelijkertijd vallen me ook de vroegere helden-in-het-buigen onder hen op, maar nu met heel andere, heerszuchtig uitziende gezichten. De armen moeten zich helemaal voor hen neerbuigen. Enkelen moeten geduldig op de grond gaan liggen, zodat de buighelden des te gemakkelijker op hun hoofden kunnen gaan staan. Sommigen, die daarbij van pijn hebben geschreeuwd, worden meteen door beulen vastgebonden en in een donker gat geschoven. En kijk, kijk, enkelen worden daarvoor zelfs opgehangen. Nou, het gaat er daar fraai aan toe hoor!
[4] Daar zie ik net een groepje mensen die bijna helemaal vertrapt zijn en uit vele wonden bloeden. Deze bewegen zich in de richting van de troon en willen de koning smeken om hun schriftelijk verzoek tot stopzetting van zulke kwellingen in te willen zien. Dit wordt de koning gemeld en deze zegt tot zijn dienaren: 'Laat niemand het bij zijn leven wagen één van die ordinaire mensen voor mijn troon te laten verschijnen!' Daarop zeggen de dienaren tegen de hulpzoekenden: 'De koning is druk bezig, zodat hij niemand kan ontvangen. Jullie moeten naar zijn beambten gaan en bij hen jullie verzoek indienen; deze zullen het dan in behandeling nemen. Daarop zeggen de hulpzoekenden: 'Maar juist over hen willen we ons beklag doen bij de koning! Want zij zijn het, die ons zo smadelijk vertrappen!' Dan zegt de dienaar van de koning: 'Zo, ja, dat is inderdaad wat anders! Gaat nu maar rustig naar huis en laat het verder maar aan ons over; wij zullen deze zaak wel klaren! Maar jullie moeten ons nauwkeurig jullie namen en adressen opgeven, anders zouden we immers niet weten wie en waar we moeten helpen!' De armen overhandigen de dienaren hun verzoek en deze nemen ze met een schijnbaar oprechte welwillendheid aan. Als echter de armen zich weer verwijderen, in de stellige overtuiging dat zij zullen worden geholpen, wordt er meteen een ijlbode naar de beambten gestuurd met de instructie om de genoemde onderdanen, die nog genoeg kracht bezaten om bij de troon te gaan klagen, nog meer te vertrappen. En zie, bij hen thuis wordt nu trouw opgevolgd wat de eerste dienaar van de koning beval. Ach, dat is toch al te ellendig en gemeen! De dienaar bericht dit alles nu aan de koning en deze prijst hem ten zeerste en verleent hem een onderscheiding.
[5] O Heer, zo kunnen ware koningen toch niet zijn; dat moeten tirannen zijn wier hart en hoofd helemaal door Satan in beslag zijn genomen.'
[6] Ik zeg: 'Ja, je hebt gelijk; eerst zijn het volksvrienden, maar spoedig daarna echte duivels. Kijk nog maar verder! Pas als je alles gezien zult hebben, zal Ik je de juiste betekenis ervan verklaren!'
[7] Helena vertelt verder: 'Ach, wat is daar toch weer voor nieuws te zien? Ik zie nu een heel stel zeer eigenaardige wolven! Uiterlijk zien ze er uit als mensen in lange zwarte kleren. Maar in die kleren zit, in plaats van een mens, een verscheurende wolf, die, hoewel hij toch in het zwart gekleed is en over zijn gezicht een mensenmasker heeft, bovendien als dekmantel voor zijn beestachtige natuur nog een schapenvel draagt. Hoe lief en aardig gaan deze schijnbaar menselijke wezens met alle andere om! Maar even later trekken ze hun maskers van hun wolfsmuilen af en ontbloten hun moorddadige tanden naar de nekken van de mensen die voor hen lopen! 0, wat zijn dat toch voor angstaanjagende wezens! En kijk daar: achter en ook voor de troon van de koning staan, dicht op elkaar gepakt, zulke wezens. De voorsten dragen op purperen kussens de mooiste kronen en scepters, en maken de diepste buigingen voor de troon. De geestelijk blinde koning schept veel genoegen in deze troonbelegeraars van wie enkelen hem ook pas uitgevonden wapens aanbieden.
[8] Maar achter de troon laten dezelfde wezens gruwelijk hun tanden zien. In plaats van kronen, scepters en wapens dragen zij in hun handen zware boeien en ketenen en gesels van gloeiende slangen. O koning, sta op van de troon, deze zetel van haat en nijd en bezie je vertrapte vijanden, die je met woord en daad brutaal, recht in je gezicht beliegen, maar achter je rug je ergste vijanden zijn!
[9] O Heer, waarom heeft Uw oneindige goedheid en wijsheid toch zulke slechte wezens laten ontstaan? Zou het dan niet beter zijn dat er buiten U helemaal geen wezens zouden bestaan, dan dat er onder de vele goede wezens, die uit U zijn, ook zulke bestaan die toch onmogelijk uit U kunnen zijn?'
«« 90 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.