[2] Nu zie ik op de achtergrond een heel eigenaardig wezen; het lijkt op een os. Een ander dat op een leeuw lijkt, duikt daarnet op achter de os en wil hem verslinden. Maar achter de leeuw duikt juist weer een ander wezen op, dat er uitziet als een rinoceros, en omdat het geweldig gepantserd is, probeert het de leeuwen de os dood te drukken. De leeuw, die eerst de os dreigde te verslinden, wordt nu goede maatjes met hem en probeert zich van de neushoorn te ontdoen. Kijk, nu komt er nog een vierde wezen bij; 0 wee, het is een monsterachtige reuzenslang! Deze kronkelt zich nu om de drie vechtende wezens heen en begint ze meedogenloos samen te drukken. Os, leeuwen rinoceros spannen al hun krachten in om de machtige slang kwijt te raken, maar hun moeite lijkt tevergeefs te zijn. Ondanks hun grote inspanning trekt de slang haar ringen steeds strakker aan en uit het gebrul maak ik op hoe erg de drie nu in het nauw zitten. Merkwaardig genoeg lijken de wolfsmensen een groot behagen te scheppen in dit gevecht!
[3] Maar nu komt er weer een nieuw dier bij. Het is een reusachtig grote arend. Deze stort zich op dit uit vier dieren bestaande kluwen, pakt het met zijn enorm sterke klauwen op, spreidt zijn grote vleugels uit en tilt het hele kluwen de hoogte in. De slang, wier gekronkeld lijf grotendeels door de machtige klauwen van de reuzenarend is doorstoken, wil zich nu losmaken. Maar de ringen worden door de klauwen van de arend zo stevig bij elkaar gehouden, dat al haar moeite vruchteloos lijkt. De eerste drie dieren steunen nu naar vermogen de slang, maar de klauwen van de arend zijn te krachtig en wijken geen haarbreed. De machtige arend verheft zich steeds hoger met zijn buit. Meer op de achtergrond zie ik een soort woestenij aan een rivier en daar stuurt de arend met zijn prooi op af. Nu gaat hij in de woestenij zitten en maakt aanstalten om aan zijn maaltijd te beginnen.
[4] Maar nu zie ik een alligator uit de rivier opduiken, die zich naar het vette kluwen haast. De slang keert hem haar wijd geopende bek toe en de alligator bijt zich vast in haar onderkaak. De arend wil wegvliegen met zijn buit, maar de alligator houdt hem tegen. Nu laat de arend zijn hele buit los, gaat op de rug van de alligator zitten en pikt met zijn snavel in diens ogen, die hij echter toch niet kan beschadigen. Daardoor worden de eerste drie dieren uit hun benauwde gevangenschap bevrijd en rennen nu ver in verschillende richtingen weg.
[5] Maar nu zie ik een ichneumon ( Een op een bunzing lijkende kat ,die de eieren van krokodillen en slangen eet) haastig naar de grote alligator trippelen, die nog steeds de slang vasthoudt. De alligator ontdekt zijn aartsvijand, laat meteen de slang los, die tenslotte kronkelend van pijn de grond in kruipt, waarop de alligator zich zelf in het water stort. Op het strijdtoneel blijft alleen de arend over met, naar het schijnt, een zeer hongerige maag. De ichneumon achtervolgt echter de alligator tot aan het water en staart in de golven.
[6] De arend ontdekt nu de ichneumon en wil hem als een klein hapje vangen. Deze ontsnapt echter in een opening in de grond en de machtige arend vliegt nu zonder enige prooi weg, net zoals tevoren de andere dieren geheel onverrichterzake en enkel met wat verwondingen zijn gevlucht. Alleen de slang lijkt het meest te hebben geleden; of het zand haar weer zal genezen, is een grote vraag. Of de ichneumon ooit zal worden beloond, omdat hij de vijandelijke groep uit elkaar dreef, zult U, 0 Heer, zeker het allerbeste weten!
[7] Nu zie ik echter ook, dat de grote menigte wolfsmensen lange en verlegen gezichten beginnen te krijgen. Men kan uit hun bewegingen gemakkelijk opmaken, dat ze helemaal niet tevreden zijn met een dergelijke afloop van het beestachtige strijdgewoel! Dat is maar goed ook, want deze meer dan beestachtige mensen staan me meer tegen dan daarnet de echte dieren in hun natuurlijke strijd, want deze is begrijpelijk, maar deze beestmensen zijn voor mij onverdraaglijk.
[8] De koning op zijn troon krijgt nu ook stuiptrekkingen, alsof hij aan een zenuwziekte leed. De zaak lijkt hem ook niet aan te staan. Maar wat kan hij ertegen doen? Heeft hij nog enige macht, dan zal hij zeker het uiterste proberen om zijn troon te kunnen behouden. Heeft hij echter geen macht meer, dan zal hij beslist liever gaan dan het met zijn volk door zachtmoedigheid, liefde en geduld eens te worden. Wie zich echter wil doen gelden, zal het waarschijnlijk vergaan als de arend; hij zal namelijk ook een beduidende leegte in zijn maag beginnen te voelen! Want het geld zal aan de soldaten opgaan en zijn onderdanen zullen tenslotte hun belastingen alleen nog met hun leven kunnen voldoen.
[9] O Heer zie, de hele verschijning begint nu te verdwijnen, maar ik moet openhartig bekennen, dat ik dat raadselachtige dier met zeven koppen nog niet begrijp. Als het Uw heilige wil is, zoudt U mij daar ook wat over kunnen openbaren?'
[10] Ik zeg: 'Luister, liefste Helena, niet Ik zal dat doen, maar omdat al onze tafelgenoten en raadsgasten de verschijningen mee aanschouwd hebben, zullen we het aan Robert vragen en naar hem luisteren. Waarom zouden juist wij beiden alles alleen bespreken? De anderen hebben immers ook een mond!
[11] Dus Robert, leg jij onze dierbare Helena nu eens uit wat zij naar haar zeggen nog niet heeft begrepen.'
«« 92 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.