De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 96 / 150 »»
[1] Ik zeg: 'Liefste Helena, Ik ben met alles wat je gezegd hebt volkomen tevreden en jouw lofprijzing laat zelfs in Mijn hart niets meer te wensen over. Want alleen degene die de waarheid inziet, kan de waarheid loven, zoals ook niemand Mij als God kan herkennen en liefhebben, die niet van Mij is uitgegaan!
[2] Er zijn mensen die direct uit Mij zijn voortgekomen, daarnaast zijn er ook mensen die indirect door Mij zijn geschapen. Zij, die rechtstreeks uit Mij zijn voortgekomen, zijn de eigenlijke Godskinderen, in wier harten dan ook de zuivere Godsliefde woont, waaruit de echte erkenning van God voortkomt. De indirect geschapenen zijn echter kinderen van de wereld, verwekt door satan uit de hel. Deze laatsten zijn door Mij echter ook geroepen tot de waarachtige erkenning en de waarachtige zuivere liefde. Omwille van hen heb Ik hoofdzakelijk het werk van de grote verlossing volbracht. Voor juist deze mensen gebeuren nu ook deze dingen op aarde en wordt er hier in Mijn hemelen beraadslaagd. Daarom denk Ik, dat in jouw lofprijzing nog iets aangevoerd had kunnen worden, dat in zekere zin een uitzonderingstoestand weergeeft, welke in Mijn gebruikelijke scheppings- en begeleidingswijze der mensen enkele niet onbeduidende veranderingen noodzakelijk maakt.
[3] Ik zal je daarvan enkele voorbeelden geven en jij zult die dan beoordelen. Luister dus!
[4] De eigenaar van een boomgaard heeft een hoeveelheid grote en kleine, edele en onedele fruitbomen geplant. Ze kregen allemaal dezelfde goede grond en de onedele kregen zo mogelijk haast een nog betere dan de edele. Ze werden allemaal met grote ijver verzorgd en het bleek, dat sommige onedele bomen veel weliger groeiden dan de edele. Een van de wilde bomen viel bijzonder op door zijn weelderigheid, zodat de tuinder hem zijn volle aandacht begon te schenken; hij verzorgde hem en bewees hem al zijn liefde. Maar het ene jaar na het andere verstreek; terwijl alle andere bomen vruchten voortbrachten naar hun soort, gaf deze boom geen teken van vruchtbaarheid en bracht alleen bladeren voort. Toen werd de tuinman als beheerder van de boomgaard tenslotte ontstemd en sprak tot zijn knechten: 'Jullie weten hoe ik deze wilde boom jarenlang verzorgde, maar hij heeft me nog geen enkele vrucht opgebracht; graaf hem daarom met wortel en al uit, hak hem in stukken en werp hem in het vuur, want deze vervelende boom begint me verschrikkelijk te ergeren! Op zijn plaats zetten we een wilg ten teken dat hier een onvruchtbare boom jarenlang mijn liefde en geduld heeft misbruikt!' Daarop zeiden de knechten: 'Heer, laat hem nog een jaar staan; we zullen hem een hoofdtak afnemen en hem andere grond geven. Als hij dan nog geen vruchten opbrengt, laat dan met hem gebeuren wat U gezegd hebt!' De heer van de boomgaard prijst het geduld van de tuinlieden en laat hen te werk gaan volgens hun goede bedoelingen. Maar na een, twee en tenslotte drie jaar brengt de boom nog steeds geen vruchten voort. Hij vormt wel bloesems, zodat men zou denken dat de boom tenslotte toch eens met zijn vruchten de moeite van de tuinders zal belonen, maar kijk, er komt desondanks geen vrucht tevoorschijn.
[5] Wat denk je, Helena, dat er met deze vervelende boom moet gebeuren? Moet mijn dreigement ten uitvoer worden gebracht of niet? Want eerlijk gezegd begon de boom de tuinman allang heel erg tegen te staan.
[6] Onder deze boom dienen echter die mensen te worden verstaan, die kinderen van de wereld zijn en van Mij alle zorg en aandacht krijgen, maar toch behalve bladeren en bedrieglijke bloesems geen vruchten van liefde, deemoed en gehoorzaamheid voortbrengen, omdat hun hart en hun gemoed begraven liggen in al het wereldse en in het goede leven van het lichaam. Zeg Me dus wat er met zulke mensen bomen moet gebeuren, die noch goede, noch slechte vruchten voortbrengen, maar temidden van goede en slechte fruitbomen een soort parasietbomen zijn, die alleen maar genieten, maar nooit iets nuttigs willen doen? Ook al lijken zij nog zo mooi, het is allemaal slechts bedrog, want hun gevoelsleven bestaat, evenals hun liefde, uit buitensporige genotzucht.'
[7] Helena zegt: 'O mijn Heer en mijn God Jezus, dat is alweer een uiterst netelige vraag! Ook hier hangt alles weer af van wat U mij hebt geopenbaard over de schepping, leiding, ontwikkeling en geestelijke vorming, ordening en uiteindelijke bestemming van de mensen. Maar er is toch verschil tussen die mensen en anderen, die niet vanwege hun ongehoorzame eigen wil Uw wetten overtreden, maar enkel uit onkunde en gebrek aan ontwikkeling. Wanneer dergelijke ondankbare en in hun hart zeer eigenzinnige mensen nooit gewillig en daadwerkelijk gehoor willen geven aan Uw vermaningen en hun handelwijze slechts je reinste aanfluiting is van Uw heilige woorden; als zij meer behagen scheppen in het vlees van een vrouw dan in Uw heilig Vaderwoord, en aan een jonge meid waar hun onkuise, zinnelijke blik op valt, eerder honderd harten (wanneer zij ze zouden hebben) zouden schenken dan één aan U; wanneer zij zich ook niets gelegen laten liggen aan zo veel tuchtigingen en vermaningen, die U iedereen toch veelvuldig laat toekomen, dan ben ik van mening dat zulke domme wellustelingen werkelijk niet meer waard zijn dan een geslepen bijl aan de wortels van hun liederlijke leven!
[8] Och, zulke kerels, zoals die Patheticus daar, heb ik op aarde in Wenen maar al te goed in groten getale leren kennen! O Heer, zulke mensen zijn niet meer in staat om ook maar de slechtste vruchten voort te brengen. Er valt aan hen ook niets meer te verbeteren, want wat eenmaal schroot is, zal nooit goud worden! Daarom moeten ze worden omgehakt en in het vuur worden geworpen. Misschien maakt het vuur nog iets bruikbaars uit hen!'
[9] Ik zeg: 'Je hebt volkomen gelijk en zo zij het ook! Want wanneer Ikzelf iemand alle mogelijke ontwikkeling heb doen toekomen en hem alle mogelijke begrip, geduld en mildheid heb betoond en hem bijna op handen heb gedragen, en hij dan toch nog ondanks alle vermaningen al zijn zinnen in het vuilste moeras laat verzinken, dan is hij werkelijk geen beter lot waard. Maar kijk, we hebben juist hier verscheidene voorbeelden van zulke mensen: daar, die Patheticus is er een, en in het hier tegenoverliggende vertrek staan nog enkele dozijnen, waaronder zelfs enkele bloedschenders, en een, die in één jaar tijd zijn eigen tienjarige tweelingdochters wel honderd keer heeft verkracht, hetgeen deze beide zeer lieve kinderen uiteindelijk het leven en daarmee de voor hen op aarde bestemde geestelijke ontwikkeling heeft gekost. Maar zie, deze slechte bokken zijn hier desondanks in een vrije, niet geoordeelde toestand! Ik vraag je nu wat er in het vervolg met deze en soortgelijke anderen moet gebeuren?'
[10] Helena zegt: 'Als ze dan toch eenmaal hier zijn, dan zouden we nog eens kunnen proberen of er aan hen misschien nog iets valt te verbeteren! Is bij hen nog enige verbetering mogelijk, dan moet geen moeite worden gespaard om ze te bekeren. Zou echter iedere poging op hun hoogmoedige domheid stuklopen, handelt U dan met hen zoals met die vijgeboom, die geen vruchten had om U te voeden, toen U zich op een avond moe en hongerig onder zijn takken begaf!
«« 96 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.