[2] Ik zeg je dat dit slechts een inleiding is op het binnengaan in het ware hemelrijk. Kijk, deze aartsvaders, profeten, apostelen en moeder Maria met Jozef zou je zelfs helemaal niet kunnen aanschouwen zonder daarbij het leven te verliezen, als ze zich in hun eigenlijke hemelse gedaante aan jou zouden vertonen. Trek je daar echter niets van aan, want Ik ben er immers Zelf om jullie allen geleidelijk aan in de ware hemel binnen te leiden; Ik denk, dat Ik de juiste weg het beste ken.'
[3] De franciscaan zegt: 'Ja Heer, dan is Robert Blum toch ook nog lang niet in de eigenlijke hemel?' Ik zeg: 'Wel zeker niet! Dit huis voorzover wij het nu kennen en zien, is weliswaar al uit zijn hart ontsproten en is al tamelijk volmaakt, maar er zijn nog talloze gedeelten en vertrekken, die Robert nog even onbekend zijn als jou, maar met het nodige geduld zullen jullie nog alles leren kennen.
[4] Maar nu gaan wij door de grote poort het museum binnen. Daar zullen jullie allen de ogen wat verder worden geopend.'
[5] De franciscaan zegt: 'Heer, wat zullen wij daarbinnen wel allemaal te zien krijgen?' Ik zeg: 'Je zult het gauw genoeg zien! Kijk, een deel van onze gasten is al binnen; hoor je hun uitroepen van grenzeloze verbazing? Ook wij zullen ons zo dadelijk daar bevinden. Kijk nu aandachtig door de poort, die hoog en breed genoeg is, en je zult al heel wat kunnen zien. Zeg Me maar wat je mogelijkerwijs al ziet.'
[6] De franciscaan kijkt ingespannen nog van veraf door de grote poort en zegt na een poosje: 'Heer, dat is heel eigenaardig! Ik zie niets anders dan een bijna onafzienbaar kerkhof met een zeer groot aantal grafmonumenten. Werkelijk, een eigenaardig museum! Hoe dichter we bij de poort komen, des te duidelijker tekent zich een onafzienbaar kerkhof voor mijn ogen af. Ik zie nu ook al, dat een grote groep van ons vooruitgelopen gezelschap druk heen en weer loopt tussen de grafmonumenten op de graven. Maar van een vreugdevolle verbazing vernemen mijn oren niets; wel hier en daar uitroepen van grote ontsteltenis. Heer, in dit museum zullen wij zeker weinig amusants vinden!'
[7] Ik zeg: 'O, maak je daarover geen zorgen! Ik zeg je, je zult daar onuitsprekelijk veel wonderbaarlijks en amusants vinden. En daar wij zojuist door de grote poort dit museum zijn binnengegaan, zeg Me dan andermaal wat je nu ziet!'
[8] De franciscaan zegt: 'Heer, wat ik zojuist gezien heb, tekent zich nu duidelijker en scherper voor mijn ogen af. Maar onze gasten... wat zijn zij druk bezig! Het lijkt wel een kudde lammeren die in het voorjaar voor het eerst de wei worden ingedreven. Dan komt er ook geen eind aan het springen en blaten. Ik moet zo'n prachtig grafmonument toch eens goed bekijken.'
[9] De franciscaan gaat naar zo'n grafmonument toe en ontdekt al gauw een opschrift in reliëf op een zwarte ovalen plaat. Hij probeert het opschrift te lezen, maar kan er niet wijs uit worden omdat er enkele hem geheel onbekende letters in voorkomen. Vol deemoed wendt hij zich daarom tot Mij en vraagt of Ik hem de betekenis van dit opschrift wil verklaren.
[10] Ik zeg echter tegen hem: 'Vriend, als wij in dit museum ieder gedenkschrift zouden willen lezen en ontcijferen, zouden wij daar de hele eeuwigheid volop werk aan hebben. Dat zou net zoiets zijn als wanneer jij zou willen berekenen hoeveel zaadkorrels voor de verdere voortplanting, die tot in het oneindige gaat, zich reeds in één zaadkorrel bevinden. Om oneindige dingen te begrijpen moet men nooit bij de afzonderlijke delen beginnen, ook niet bij het voorwerp dat men zou willen doorgronden, maar steeds eenvoudigweg bij zichzelf. Begrijp je je eigen wezen, dan zul je ook al het andere kunnen begrijpen en doorgronden, maar zolang jij over jezelf nog geen volledige duidelijkheid hebt verkregen, kan ook al het andere in jou niet tot klaarheid komen. Als het oog blind is, waarvandaan zal de mens dan licht krijgen en weten waarop hij staat en wat er om hem heen is? Heeft het oog echter licht, dan is ook in en om de mens alles verlicht. En precies zo is het ook met de geestmens.
[11] De ziel, als uiterlijke substantiële vorm van de mens, heeft op zich eigenlijk helemaal geen licht, behalve het licht dat van buitenaf in haar doordringt, komend van andere wezens, die reeds lang hun eigen innerlijk licht hebben. Haar inzicht komt daarom ook slechts bij stukjes en beetjes. Want die delen van het zielenwereldbeeld die in haar precies onder het brandpunt van een van buitenaf doordringende straal komen te staan, worden dan door de ziel ook in hun bijzonderheden herkend en beoordeeld, zoals zij zich aan de ziel voordoen. Valt het licht echter van het ene deel op een ander deel, dan treedt daardoor een volkomen vergeten van het eerder geziene op. Iets heel anders duikt dan als een meteoor in de ziel op en wordt door haar slechts zo lang herkend en beoordeeld, als het zich in het licht bevindt. Wijkt het van buiten doordringende licht door een wending ook weer van het tweede deel dat verlicht was af, dan is het met het inzicht van de ziel over dit tweede belichte deel ook gedaan. Zo zou de ziel zich dus van eeuwigheid tot eeuwigheid van buitenaf kunnen laten verlichten en zou toch nog steeds op hetzelfde punt van inzicht staan waarop ze voorheen stond.
[12] Iets anders en voor jou nog onbegrijpelijk is het, wanneer in de ziel de eigenlijke levende geest volledig te voorschijn komt en de hele ziel van binnenuit op zijn sterkst verlicht. Dat is dan een eeuwig licht, dat nooit dooft en alle delen in de ziel door en door verlicht, voedt en tot volkomen ontplooiing brengt. Wanneer dat dus in de ziel wordt bewerkstelligd, hoeft ze niet meer afzonderlijke delen te leren, maar dan heeft zich in de ziel alles in één keer tot volle helderheid ontwikkeld. De volledig wedergeboren geestmens hoeft dan niet meer te vragen: 'Heer, wat is dit of dat?' Want de wedergeborene dringt dan zelf in alle diepten van Mijn goddelijke wijsheid door.
[13] Opdat je deze waarheid grondiger zult begrijpen, zal Ik je nu dit opschrift voorlezen en je zult meteen honderd vragen in je voelen opkomen. Let dus goed op! Zo luidt wat hier geschreven staat:
[14] 'De rust is evenals de dood zonder daadkracht, maar dit rusten is toch geen rusten, doch een belemmering van de beweging. Ruim de belemmeringen op, dan wordt de rust weer beweging! De beweging zelf is evenwel geen echte beweging, maar een zoeken naar een rustpunt. Is het rustpunt gevonden en de beweging tot rust geworden, dan is die rust weer geen echte rust, maar een voortdurend streven naar beweging. Deze volgt ook, zodra de belemmeringen waardoor uit beweging rust ontstond, weer worden opgeruimd. En zo bestaat er rust zonder rust en beweging zonder beweging. Rust is beweging en beweging is rust Ja, in wezen bestaat er noch rust noch beweging, want beide heffen elkaar voortdurend op als een tegelijkertijd zowel bevestigende als ontkennende grootheid. 0 wereld die onder deze steen rust, je rust niet, maar beweegt je in je streven, hetgeen jouw zondige zwaarte is. Nu rijp je het leven tegemoet. Je probeert onophoudelijk je remmende banden stuk te scheuren en wanneer ze verscheurd zullen zijn, dan zul je je naar buiten in de oneindigheid storten en zult in het oneindige weer zoeken wat je nu hebt. Een leven blijft, een leven vlucht; maar het blijvende wil vluchten en het vluchtende zoekt het blijven. God, Gij oerbron van het ware leven, geef aan de rust de ware rust en aan de beweging de ware beweging!'
[15] Zeg Mij nu, heb je dit opschrift begrepen?' De franciscaan zegt: 'Heer, dat was voor mij zuiver Japans; meer kan ik daarover niet zeggen! Maar verklaar ons dat toch wat nader.'
1 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.