[2] Nu treden alle keizers, te beginnen bij Rudolf van Habsburg, in vol ornaat naar voren en zeggen tegen de manschappen van de wacht: 'Reizen bij jullie ook de keizers met paspoorten en vrijgeleidepapieren?' Nu deinst de wacht van schrik en ontzetting terug; slechts een van hen vraagt heel schuchter: 'Ja, maar hoeveel keizers regeren er dan nu tegelijkertijd? In 's hemelsnaam! Er zijn bijna meer keizers dan onderdanen! Ja, dan wordt het inderdaad niets met de pascontrole. De keizer van Rusland zou er wel bij kunnen zijn en dan zouden wij mooi te pas komen. '
[3] Een ander zegt: 'Maar het komt mij toch wat verdacht voor, dat die hoge heren te voet komen.' De eerste zegt: 'Domme kerels! Ze zullen het baanvak willen bekijken en gaan daarom te voet.' Een ander zegt: 'Ja, dat zal het zijn, maar wie zouden al die anderen dan zijn? Het zijn er zeker wel zo'n drieduizend.'
[4] De eerste zegt: 'Nu geen domme vragen meer! Er zal wel ergens een groot congres zijn en daarom komen nu alle machthebbers bij elkaar om te vergaderen. Wees nu allemaal maar mooi stil en verroer je niet, anders kunnen we morgen met z'n allen hoog boven de aarde zonder adem in de open lucht zweven. Ik zal er in m'n eentje naar toegaan en zeggen dat de majesteiten meteen ongehinderd hun voorname reis kunnen voortzetten.' De anderen trekken zich nu terug; alleen de eerste gaat er in een onderdanige houding naartoe en voert stotterend het woord.
[5] Keizer Jozef zegt daarop tegen hem: 'Je bent alleen zo nauwgezet in je ambt omdat je met dit werk in je levensonderhoud voorziet! Aan de wet zelf schijnt je weinig gelegen te zijn. Ik zeg je: je bent een slechte dienaar van jouw heer. Wie het goede niet omwille van het goede doet, is nooit zijn loon waard; onthoud dat goed! Neem in het vervolg de wet omwille van de wet in acht en niet omwille van je betrekking, dan zul je een goede dienaar zijn van Hem, die het recht heeft wetten te geven. En nu, adieu! Maak dat je wegkomt!'
[6] De beambte verwijdert zich nu, gaat terug naar zijn assistenten en vertelt hun wat een zeer strenge keizer tegen hem heeft gezegd. Maar de anderen zeggen: 'Laten we blij zijn dat we er zo goed vanaf zijn gekomen! Ze gaan nu goddank verder.' Van deze geesten was er ook nog geen enkele rijp, maar door deze ontmoeting hebben ze tenminste een stille wenk gekregen, die hen toegeeflijker maakt. Zij trekken zich nu wat meer terug naar de bergen waar ze tot het inzicht zullen komen dat zij zich nu in de geestenwereld bevinden.
[7] Na deze gebeurtenis trekken wij op ons gemak verder, voeren onderweg allerlei gesprekken en komen precies om 6 uur 's avonds op 4 oktober 1850 op de voorbestemde plaats aan, - het tijdstip waarop jullie, Mijn vrienden, je bij de Schlossberg bevonden. Daar hebben jullie door allerlei tekens in de vorm van sterretjes, en daarna door een gevoel, dat jullie sterkte door de rust van de natuur, door de eerbiedige opstelling van de wolken, evenals door de vriendelijke belichting van de heuvel Mijn aankomst goed en duidelijk merkbaar kunnen voelen.
[8] Bij Mijn aankomst begonnen massa's geesten van allerlei soort elkaar meteen rondom de heuvel te verdringen, waaronder velen van een heel boosaardige soort, die echter snel in de richting van de avond werden verdreven. De verduistering van de Plabutschberg door donkere wolken verwittigde zelfs jullie zintuigen daarvan. Ja, zelfs satana bevond zich onder dit uitschot. Meer rondom de voet van de heuvel bevonden zich betere wezens, die om verbetering van hun lot smeekten. Toen hun dit werd verleend, trokken ze dankbaar weg.
[9] Daarna kwam er uit de richting van de Schöckelberg een heel legioen geesten, die nog sterk tot het natuurrijk behoorden. Hun aankomst konden jullie tegen zeven uur heel duidelijk waarnemen door een vuurrood schijnsel aan de rechterkant. Zij verlangden zeer hevig naar de verlossing van hun moeizame dienst in de bergen, die hun gedeeltelijk werd verleend. Daarmee waren zij tevreden, hetgeen jullie konden waarnemen door het verdwijnen van dat schijnsel.
[10] Daarna kwam er uit de hele omgeving van deze plaats een menigte geesten, die om zegening van deze streek vroeg. Deze werd hun ook nog voor het zevende uur verleend. Jullie hebben deze zegening mede ontvangen en hebben haar door een regenboogkleurig lichtverschijnsel boven het vlakke land heel goed kunnen waarnemen.
[11] Onze vriend And. H.W. heeft ook in de vorm van sterretjes de aanwezigheid van de vele monarchen gezien, die op de zuidelijke berghelling zijn neergestreken. Jij, Mijn knecht, hebt echter in oostelijke richting helemaal boven op de berg een witte lichtglans gezien. Dat was Ik tussen de vier kwartiermakers en de drie apostelen.
[12] Gedurende de nacht zijn er nog een aantal ontevreden geesten gerustgesteld en geholpen. Zij zijn ook wat meer tot rust gekomen, hetgeen voor jullie zichtbaar werd door de heldere nacht die erop volgde en door de huidige heldere ochtend en de daarop volgende dag. Er zullen weliswaar altijd nog wolken te zien zijn; dat zijn geesten, die nog altijd iets meer willen dan ze reeds hebben ontvangen, maar hun liefde is nog zwak en daardoor is ook hun gewin niet groter.
[13] Vandaag, vijf oktober om half tien, kwam een schare sterke geesten door de lucht, bewees Mij eer, loofde en prees Mij en bouwde vlug een voornaam woonhuis voor Mij op. 'Want', zei hun aanvoerder, 'het is niet netjes om de Heer der heerlijkheid op de vuile aardbodem te laten vertoeven.'
[14] Maar Ik zeg tegen hem: 'Laat varen jullie ijver! Ik weet waarom Ik zo handel en de aarde nu met Mijn voeten aanraak. Haal weg dit bouwsel! Als Ik een woning zou willen hebben, dan zou er onmiddellijk een staan die Mij waardig is. Bouw Mij liever in jullie harten een echt huis; daarin zal Ik dan Mijn intrek nemen. Deze duiventil in de lucht staat Mij helemaal niet aan; breek haar daarom meteen weer af!'
[15] De geesten deden wat hun werd bevolen en gingen toen misnoegd weer weg. Jij, Mijn knecht, hebt het ook gezien en er snel een schets van gemaakt. De violetkleurige wolkjes aan beide zijden van deze duiventil waren nu juist deze geesten die zich daarna spoedig terugtrokken.
[16] Robert maakte zojuist de opmerking, dat het hem zeer bevreemd dat massa's van allerlei geesten elkaar hier voortdurend bij deze heuvel verdringen, terwijl men hen in Wenen zelf moest opzoeken om iets met hen te kunnen beginnen. Waardoor komt dat nu?
[17] Daarop zeg Ik tegen hem: 'Kijk, dit is een bergland. Geesten die zich op de toppen van de bergen ophouden, hebben al het vermogen om wat helderder te schouwen en weten waar ze aan toe zijn. Zij komen daarom in scharen van duizenden en vragen om een spoedige verbetering van hun toestand, maar in velen zit nog een flinke portie zelfzucht; daarom mag men hun slechts zoveel geven, als voor hun heil beslist noodzakelijk is. Zou men hun te veel geven, dan zouden ze overmoedig worden en te veel drukte gaan maken. Als ze echter wat meer in behoeftige omstandigheden worden gelaten, blijven ze nuchter en rijpen vlugger tot voltooiing. Je zult zeer binnenkort nog van alles ervaren, wat je tot nu toe nog helemaal onbekend was. Wees nu maar weer rustig! Er komen alweer nieuwe scharen aan.'
«« 110 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.