[2] Ik zeg: 'Ja, mijn beste vriend, je hebt weliswaar niet helemaal ongelijk, maar slechts één van die drie is een echte rebel; de andere twee zijn heel goede geesten. Daar komen ze al aan in een ook voor natuurlijke ogen zichtbare wolk, waarvan de bijzonder donkere kleur duidelijk aangeeft van welke instelling haar passagiers hebben. De beste twee hebben slechts een kleine lijfwacht, die echter heel paraat is.
[3] Maar die ene op de achtergrond van het nachtelijk duister heeft een sterke lijfwacht bij zich, die net zo voelt, denkt en wil als hijzelf. Kijk maar eens hoe trots hij zich op zijn donkere wolk laat drijven alsof hij over hemel en aarde te bevelen zou hebben! Hij is nu ongeveer drie jaar een bewoner van deze wereld en hij weet het, anders zou hij zich niet op de wolken laten drijven. Maar hij is nog geen duimbreed van zijn ultramontaanse gezindheid afgeweken. Hij is nog steeds een prelaat van het pauselijke hof en deze waardigheid neemt niemand hem gemakkelijk af, en met een dergelijk gevoel van hoogwaardigheid komt hij nu langzaam op ons af en vetwacht van ons een hoogst eerbiedige ontvangst. Hoe bevalt jullie deze geest?'
[4] Jozef zegt: 'Het is werkelijk een fraai exemplaar van bekrompen domheid! zo'n kerel zou een bezienswaardige curiositeit in een museum zijn. Nee, dat is me een fraai heerschap!'
[5] Ook Robert zegt: 'Ik heb zelfs tot in Saksen over deze zeloot de vreemdste verhalen gehoord en vond het jammer voor deze stad en dit mooie land dat zij door zo'n duisterling in kerkelijk opzicht werden bestuurd en nog dommer werden gemaakt dan zij al waren. Deze geslepen kerel wist met vleierijen in de gunst te komen bij het vrouwvolk aan het hof, dreef langs deze weg al zijn plannen door en ontpopte zich geleidelijk aan tot een ware kerktiran. Om zijn hofhouding te vergroten voerde hij veel in dit land reeds lang opgeheven kloosterorden weer in. Hij heeft niet weinig bijgedragen aan de opstand van het jaar 1848 en het is doodzonde dat hij op aarde de revolutie in zijn volle omvang niet heeft meegemaakt, want een paar rake klappen zouden hem volstrekt geen kwaad hebben gedaan.
[6] Nu zweeft hij reeds boven ons en doet alsof hij ons helemaal niet ziet. Wat wil hij dan met dat voortdurende kruisjes slaan? En wat hebben zijn rode kousen, zijn witte bisschopsmijter, zijn gouden koorkap en zijn zilveren herdersstaf voor zin? Op aarde vormde dat weliswaar een dekmantel tegenover blinde mensen, maar wie wil hij er dan hier in het geestenrijk mee overtuigen?'
[7] Ik zeg: 'Wees nu maar even rustig, lieve kinderen, vrienden en broeders! We zullen hem gauw hier hebben en een hoop met hem te stellen hebben. Kijk, hij stuurt al een dienaar; uit zijn vragen zullen jullie gemakkelijk kunnen opmaken hoe de hoog boven de aarde zwevende bisschop over ons denkt. Hij is er, daarom nu opgelet!'
[8] De dienaar, onmiskenbaar een jezuïet en nog een handlanger komen brutaal voor ons staan, en de eerste vraagt: 'Wat zijn jullie toch voor ellendig zigeunertuig, dat niet eens z'n hoed afzet en op z'n vervloekte knieën zinkt als een kerkvorst, die door God met alle macht is toegerust, op een hemelwolk zegenend voorbij komt?'
[9] Ik zeg: 'Je zegt dat deze bisschop door God met alle macht is toegerust? Als dat zo was, zou Ik daar toch iets van moeten weten! En of de wolk waarop hij zweeft, eigenlijk wel een hemelwolk is, ook dat zou Ik als eerste moeten weten.'
[10] De jezuïet zegt: 'Waarom juist jij, zigeunerjongen? Alsof de grote God dat uitgerekend jou aan de neus zou hangen, domme zigeuner! Weet je dan niet dat alle zigeuners door God al op aarde voor eeuwig verdoemd zijn?' Ik zeg: 'Nee, mijn beste, ook daarvan weet Ik niets, terwijl Ik dat toch in de eerste plaats zou moeten weten. Merkwaardig wat jij toch allemaal weet en Ik niet! Zeg me eens, was jij er dan bij toen God deze bisschop zo'n onbegrensde macht over de aarde verleende?'
[11] De jezuïet zegt: 'God verstrekt zo'n macht steeds op een onzichtbare manier. Men moet haar aanwezigheid aan haar diverse uitwerkingen herkennen. God woont echter in het ontoegankelijke licht en behalve de heilige, eerste engelen, die steeds rond Zijn troon op Zijn bevelen wachten, mag niemand Hem naderen. Begrijp je de diepte van deze wijsheid?'
[12] Ik zeg: 'Ze lijkt Me juist niet erg diep te zijn, die wijsheid van jou! En Ik moet je weer bekennen dat Ik van dat alles niets weet. Merkwaardig! Maar Ik weet wel, dat jouw bisschop Sebastiaan een os is en dat jij een ezel bent! Dieren, niet bepaald van een slechte soort, maar uitermate dom. Voor ons allen, zoals we hier zijn, is God heel zichtbaar en woont Hij in een beslist zeer toegankelijk licht. Alleen voor de op aarde nog sterk in het vlees levende mensen moet God omwille van de vrijheid van hun wil onzichtbaar blijven, zolang zij nog niet de volledige wedergeboorte van de geest hebben verkregen. Hij blijft echter ook onzichtbaar voor geesten van jullie soort, omdat jullie niet zuiver en wedergeboren zijn, en Hij zal het nog aardig lang blijven.'
[13] De jezuïet zegt: 'Waar zien jullie God dan?' Ik zeg: 'Juist daar waar jullie Hem niet zien en nog lange tijd niet zullen zien, en al zat Hij op jullie neus, dan zouden jullie Hem nog niet herkennen. Ga naar je blinde bisschop en zeg hem: hier woont het heil der mensen! Als hij ook een mens is, laat hem dan hier komen, God de eer geven en deelnemen aan het heil, anders zou hem samen met jullie allen wel eens de dood ten deel kunnen vallen! Zeg hem: God de Heer heeft geen wereldzegenaar nodig, die Zijn macht uitvoert; Hij zegent de wereld Zelf wel. De bisschop kan beter alleen zijn eigen hart met deemoed zegenen en niet hooghartig op een wolk ronddrijven. Zeg hem, dat God de Heer nu Zelf op aarde rondwandelt en dat het daarom ongepast is, dat een slechte knecht van de wolken gebruik maakt!'
[14] De jezuïet zegt: 'Wie ben jij dan wel, zigeunerachtig wezen, dat je het waagt je tegenover mij, een godsdienaar, en tegenover een kerkvorstelijke autoriteit zo brutaal te gedragen alsof je zelf de kerk had gesticht? Ik vraag je, ongure zigeuner, wie ben jij en wat is dit voor gezelschap?'
[15] Jozef zegt heimelijk tegen Mij: 'O Heer, lieve Vader, mijn geduld wordt nu al zo dun als een draadje van een spin, dat ogenblikkelijk zal breken als deze vijand van de liefde in U zich niet spoedig uit de voeten maakt.'
[16] Ik zeg: 'Beste vriend, wees maar rustig en erger je niet. Kun jij van een ezel iets anders verlangen dan datgene wat uit zijn gedachtewereld voortkomt? Hij heeft nu gehoord wat hij moet doen. Wil hij dat, dan is het goed, en wil hij het niet, dan zal er nog wel een middel zijn om dit lastdier kwijt te raken.'
[17] De jezuïet zegt: 'Krijg ik antwoord of niet?'
[18] Ik zeg nogal krachtig tegen hem: 'Nee, ga weer naar boven, anders word je naar boven getild!'
[19] Na deze woorden trekt hij een zuur gezicht en gaat weer naar zijn bisschop terug. Terwijl hij bijna tot zijn tenen buigt, deelt hij hem alles mee wat hij tot zijn afkeer heeft gezien en gehoord. Kijk nu echter eens naar de bisschop; wat zet die voor een geleerd gezicht, alsof hij bij zichzelf overlegt: 'Zal ik de aarde nog laten leven of niet? Zijn er geen bliksems meer, die ik tussen deze goddeloze menigte kan slingeren?' Er schiet hem niets bruikbaars te binnen dat hij als wraak zou kunnen gebruiken, en daarom maakt hij aanstalten om onverrichter zake verder te trekken.
[20] Maar nu gaan de twee andere bisschoppen met hun hele achtenswaardige gevolg om hem heen staan. De grootste, Waldstein geheten, zegt tegen hem: 'Vriend, collega, wat is er met jou? Wat ga je doen? Herken je dan niet die verlichte menigte, die daar beneden door haar aanwezigheid de top van de heuvel met zegen bedekt? Zie je dan niet duidelijk als een zon tijdens de middag Christus, de Heer, drie van Zijn eerste apostelen, alle keizers van het huis Habsburg, de beroemde aartsbisschop Migatzi en nog een grote menigte volmaakte geesten?'
[21] Nu wordt bisschop Sebastiaan laaiend van woede en zegt: 'Ik ken jullie beiden, ketters! Het kerkelijke verval dat jullie in dit land hebben aangericht, vermocht ik in geen twintig jaar uit te roeien, en jullie willen mij Christus leren kennen?! Ik, die vervuld ben van Zijn heilige geest en de sleutels van hemel en hel in mijn handen draag! Wie zou Christus nu beter kennen dan ik?'
[22] Waldstein zegt: 'Vriend, ik zeg je, als je zo praat, dan heb je Christus nooit gekend, want de geest van de Heer gaat nooit samen met zoveel hoogmoed. Je bent niets anders dan een heerszuchtige, trotse papist en je liet je dan ook door een pikzwarte papenbende vergezellen om met behulp van die groep jouw doel te bereiken; de Heer haalde echter een geweldige streep door de rekening. Zo heb je met al je inspanningen juist het tegendeel bereikt van wat je wilde, namelijk een absolute papenheerschappij over de gehele aarde! En jij beweert dat alleen jij in het bezit zou zijn van de Heilige Geest! O jij ellendige schurk! Je bent wel de enige bezitter van de hellegeest, die leugen en hoogmoed heet, maar de geest van Christus heb je nog nooit herkend, want je bent immers een uitgesproken vijand van deze geest!'
[23] Na deze krachtdadige woorden van Waldstein wordt Sebastiaan steeds kwader en zijn talrijke gevolg eveneens. Waldstein en Arko (Graaf Arko, bisschop te Graz vóór Sebastiaan Zängerle en Waldstein.) dalen nu echter af naar de aarde. Als zij deze aantaken, stuur Ik meteen Robert naar hen toe om hen bij Mij te brengen. Zij gehoorzamen onmiddellijk en begeven zich vol eerbied naar Mij toe. Ik ga hen halverwege tegemoet en leid hen Zelf naar de top van de heuvel.
[24] Daar aangekomen willen Waldstein en Arko neerknielen op hun aangezicht, maar Ik verhinder dat en zeg: 'Vrienden, doe dat een andere keer, nu hebben we veel belangrijker zaken te doen! Deze Sebastiaan heeft ronduit slechte bedoelingen en wil de aarde kwaad berokkenen. Het is nu donderdagavond; woensdag rustte hij en wij ook. Vandaag nog wil hij vanwege de hem aangedane belediging alles vernietigen wat hij op aarde tegenkomt. Maar Ik heb de sterke vredesgeesten reeds een wenk gegeven: nog deze nacht wordt hij samen met zijn grote aanhang gekneveld, op aarde neergeworpen en daar danig afgekoeld.'
[25] Waldstein zegt: 'O heilige Vader, hoe zal dat dan gebeuren en hoe zullen wij het herkennen? Wij hebben immers nog heel veel blindheid in ons.'
[26] Ik zeg: 'Richt je blik maar naar boven en zie hoe de witte geesten van de vrede, die van alle kanten aankomen, zich in de beste orde opstellen! Bliksemsnel zullen de woestelingen, waaronder Sebastiaan, gekneveld op de grond geworpen worden. Als jullie morgen de hoge bergen rondom met sneeuw bedekt zien, weet dan: daar ligt Sebastiaan in zijn triomf onder het beste woede afkoelingsapparaat, namelijk onder de deken die de vredesgeesten van het noorden als nuttig geschenk voor hem hebben meegebracht.'
[27] Waldstein zegt: 'Dus de sneeuw heeft ook een geestelijke betekenis?'
[28] Ik zeg: 'Alles wat op aarde zichtbaar wordt, heeft gewoonlijk allereerst een geestelijke betekenis, vervolgens ook een natuurlijke. Maar let nu op, de wilde jacht zal dadelijk beginnen!'
«« 113 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.