[2] Ik zeg: 'Nog slechts een beetje geduld, geliefde dochter. Kijk, de Heer is als een verstandige tuinman: Hij haalt eerst de niet zo mooi geworden vruchten binnen en legt ze in zijn provisiekamer, opdat ze daar volkomen rijp worden. De mooie vruchten laat hij echter aan de boom hangen, opdat het gehalte aan vruchtensuikers toeneemt en geest en leven volkomen kunnen rijpen in de kiem, die de zaadkorrel in zich draagt. Zo wordt ook het kleine gras van de aarde in korte tijd rijp, maar het is er daarom ook maar een korte tijd. Als er dan 's winters vorst en stormen komen, sterft het al vlug en behoudt het slechts een zwakke vorm van leven in de wortels.
[3] De eik heeft echter vele jaren nodig eer hij in staat is vrucht te dragen, maar is hij eenmaal tot volle wasdom gekomen, dan kan het gaan vriezen en kunnen stormen uit alle macht tekeergaan, maar hij zal ze als met een ijzeren harnas trotseren. En zie, zo ben jij nu ook door het lange wachten een geheel rijpe vrucht geworden en zal het gemakkelijk voor je zijn om de nabijheid van God te verdragen. Niemand kan deze verdragen als hij niet eerst zijn eigen geest op de door God Zelf aangewezen weg in alles volkomen op Hem heeft doen lijken. Jij bent echter sterk geworden in de liefde en daardoor nu geheel rijp in de geest. Daarom zijn wij beiden haastig naar je toe gekomen om jou als een kostelijke vrucht binnen te halen voor de provisiekamer van de Heer. Maar nu willen we eerst nog naar jouw leerlingen op de berg gaan en hun een blijde boodschap brengen!'
[4] Maria zegt: 'O lieve vriend, jouw stem klinkt lieflijk en jouw wijsheid doorstraalt als een zon al mijn verwarde gedachten. Werkelijk, hemelse vriend, jij alleen zou in staat zijn om het voor mij draaglijker te maken dat ik nog langer moet wachten op het aanschouwen van mijn Heer Jezus Christus. Sterkender en opwekkender kan de Heer Zelf eigenlijk onmogelijk spreken. Je ziet er zo hemels goed, zachtmoedig en lief uit; zou je mij niet willen toestaan jou aan te raken? Iets in mij spoort me geweldig daartoe aan!'
[5] Ik zeg: 'Wel, kom dan maar bij Me en laat je door Mij naar die berg leiden. Bij deze gelegenheid zul je Mij wel kunnen aanraken. Denk je soms, dat jij Mij minder lief bent dan Ik jou? Denk dat vooral niet, want lang voordat jij Mij liefhad, had Ik jou lief met alle levensgloed van Mijn hart! Maar het is hier niet de plaats om je alle facetten van Mijn liefde uiteen te zetten. Pas als we eenmaal op de berg zijn, zullen we elkaar beter leren kennen en elkaar onze wederzijdse liefde helemaal bekennen.'
[6] Maria komt nu naar Mij toe zonder te weten dat zij al de juiste persoon voor zich heeft. Als ze Mijn arm aanraakt, kan ze zich van gelukzaligheid bijna niet meer staande houden en zegt: 'Vriend, laat me maar; ik ben veel te zwak om jouw liefde te weerstaan. Je zou me nog alle liefde voor Jezus de Heer kunnen ontnemen en naar jouzelf toetrekken.' Ik zeg: 'Dat doet er niet toe, Ik en de Heer zullen het wat jou betreft best met elkaar eens worden.'
[7] Maria zegt: 'Jij zult dat zeker kunnen, maar het kan mijn hart niet onverschillig laten of ik de Heer Zelf of slechts een van Zijn vele, grote vrienden liefheb. Toch komt het mij voor dat ik bijna geen wezen méér zou kunnen liefhebben dan jou. Ik dwing mijn hart naar God toe en vind toch nergens houvast. Ik wil jou immers niet liefhebben; alleen God wil en moet ik liefhebben. Hoe meer ik echter mijn best doe jou niet lief te hebben, des te meer brandt mijn hart voor jou; moge God met me doen wat Hij wil. O hemelse vriend, zeg me toch hoe het komt dat ik jou zo moet liefhebben? Waar draait zo'n liefde op uit?'
[8] Ik zeg: 'Wees maar gerust en maak je er geen zorgen over hoe of wie je nu liefhebt. Laat het voor jou volstaan dat jouw liefde zuiver en goed is. Elke liefde die als zodanig zuiver is, kan niet anders dan alleen maar goed zijn. Zuiver is de liefde echter, als ze geen eigenliefde in zich draagt. Maar komt er bij de zuivere liefde ook maar een klein beetje eigenliefde, dan verzuurt dit maar al te gauw de zuivere liefde en maakt van haar dan een zeer slechte levensbasis.
[9] En kijk, Mijn geliefde Maria, de hele aarde is nu vol van zo'n zuurdesem. Daaruit ontstaan louter kwaadaardige gezwellen en builen en uit hun etter vormen zich niets dan schandelijke, vraatzuchtige wormen, vaak poliepen met duizend zuigsprieten. Daarom zul je triljoenen vuurgeesten ontdekken, die er slechts met de grootst mogelijke inspanning van kunnen worden weerhouden om in hun onbillijke woede deze aarde met al wat zich in haar, op haar en boven haar bevindt, in stof en as te veranderen.
[10] Er is geen bestendigheid meer bij de mensen. Hun harten zijn koud en donker geworden omdat zich uit de gistende zuurdesem in hun harten een kwalijke lucht heeft ontwikkeld, die al het waarachtige leven in God dooddrukt. Maar Ik zeg je, nu zal ook het geduld van God de Heer Zelf weldra opraken.
[11] De aarde draagt maar heel weinig mensen meer, omwille van wie God de totale vernietiging van deze aarde nog voor enige tijd wil afwenden. Zodra deze echter ofwel in vriendschap met God deze aarde verlaten of tenslotte zelf zuurdesem worden - hetgeen God helemaal niet vooruit wil zien - wordt de aarde aan de vuurgeesten overgeleverd. Zij mogen dan met deze draagster van zonden doen wat ze maar willen.
[12] Uit het stof van deze moeder van zonden zal dan nooit meer een medevernietigde geest ten leven opstaan. De woeker en de belastingen hebben nu op bijna de gehele aarde zo'n hoogte bereikt, dat het bijna onmogelijk wordt dat de arme mensheid, die tot nu toe steeds een waarachtige plaatsvervangster van God en het eigenlijke volk van God op aarde was, nog langer kan bestaan. God gaf de aarde goede jaren, maar de rijken maakten deze door hun woekermentaliteit tot slechte, en bedreven schandelijke woeker met de levensmiddelen.
[13] Ik zal nu echter magere tijden over de aarde laten komen, zodat de armen zullen sterven. God zal dan wel merken wat de rijken zullen doen. Als zij zich zullen bekommeren om de armoede en met de woeker stoppen, dan zullen de gerichten ook ophouden en er weer goede tijden aan de aarde worden gegeven. In het tegenovergestelde geval zal echter alles in het verderf worden gestort, want ook de aarde zelf is al tot zuurdesem geworden.
[14] Waarlijk, Ik bevind Mij reeds enkele weken, werkend op buitengewone wegen, op deze aarde en krijg van dag tot dag meer afkeer van haar vleesmensen en van deze aarde zelf. Vandaag is het op aarde donderdag; tot zaterdagnacht zal Ik Mij nog op deze zondige bodem ophouden en nog genezen en aannemen wat te genezen en aan te nemen valt. Na Mijn vertrek draag Ik dit duistere gebied echter over aan Mijn machtige vredesgeesten en zij zullen daarop handelen naar eigen goeddunken.
[15] Nu zul je wel inzien welk verschil er bestaat tussen zuivere, goede liefde en onzuivere, slechte liefde. Ik zeg je opnieuw dat jouw liefde voor Mij zuiver en goed is, omdat je mij liefhebt omwille van Mijzelf. Daarom is jouw liefde God buitengewoon welgevallig, want zo moet iedere oprechte liefde van nature zijn en ze moet niet lijken op de zuurdesem van de farizeeërs.
[16] Wij zijn nu op de bergweide aangekomen, en kijk, daar vooraan onder de bomen bevinden zich jouw leerlingen. Ga naar hen toe en zeg hun dat Ik en de eerdere bode er zijn om hen door de genade van de Heer volkomen tot het eeuwige leven te verheffen.'
«« 118 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.