De drie afgezanten ontwaken. Nog drie doctoren in de theologie worden streng terecht gewezen en krijgen een opdracht.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 121 / 153 »»
[1] Op hetzelfde ogenblik komen er nog drie andere geesten bij, die de afgezanten vragen wat ze hier zo lang doen.
[2] De eerste drie zeggen: 'Wij luisterden naar de wijsheid van de man die hier voor ons staat. Zijn woorden drongen als gloeiende pijlen in onze harten en wij beseffen dat deze man de waarheid in zich heeft. De andere drie vragen daarop: 'Hoe luidt deze dan?' En de eerste drie zeggen: 'Hij, die de waarheid heeft gesproken, staat hier voor jullie. Wij zijn niet geroepen haar jullie te verkondigen. Vraag het daarom aan Hem!'
[3] De drie nieuwkomers richten zich tot Mij en zeggen: 'Hoe luidt dan jouw waarheid waar onze drie broeders zo van doordrongen zijn?' Ik zeg: 'In de Schrift staat: 'Nu vindt het gericht plaats over de wereld en de vorst van deze wereld zal worden verstoten!' Begrijpen jullie deze woorden?'
[4] De drie zeggen: 'Wat hebben wij nog met de vorsten van de wereld te maken? Wij zijn geesten en hebben met de domme wereld niets meer te doen. Duizend vorsten van de wereld kunnen dagelijks geoordeeld worden, dat is ons om het even. We krijgen pas dan heel wat met hen te stellen, als ze in ons rijk komen. We wilden alleen maar die waarheid, die je onze drie broeders hebt verkondigd, uit jouw mond vernemen. Bijbelteksten kennen wij zelf genoeg en we begrijpen ze ook, want wij zijn doctoren in de theologie.'
[5] Ik zeg: 'Begrepen jullie de Schrift naar waarheid, dan zouden jullie Mij herkennen, want Ikzelf ben de waarheid en het leven uit de waarheid. Omdat er in jullie geen waarheid is, herkennen jullie Mij ook niet en zouden jullie ook niet begrijpen wat Ik jullie openbaarde. Jullie zelf echter behoren toe aan de vorst van de wereld, aan de vader van de leugen, het bedrog en de hoogmoed. Over deze vorst en zijn gehele huis is echter een gericht gekomen - en dat komt nog steeds. Daarom staat dan ook iedereen die in zijn hart de wereld dient, onder haar gericht en zal uitgestoten worden naar de diepste duisternis.
[6] Ga daarom weg van Mij, jullie kinderen van de wereld, en zoek je eigen God, die jullie gediend hebben met lichaam, ziel en geest, want voor Mij zijn jullie vreemden en Ik heb jullie nog nooit gekend. Jullie waren dienaren omwille van het geld; nog geen drie woorden hebben jullie ooit gebeden vanuit je innerlijke liefdesdrang tot God. Iedere paternoster, iedere begrafenis als een laatste liefdesdienst aan een broeder, moest aan jullie duur worden betaald. Alle soorten missen, die jullie als voor God hoogst welgevallige diensten beschouwden en die jullie als zodanig met alle macht aan iedereen opdrongen, moesten aan jullie zelfs duur worden betaald. Daardoor hebben jullie echter voor jezelf reeds lang je loon geïnd en hebben hier daarom niets meer te verwachten. Ga daarom weg! Mijn tijd voor deze wereld loopt ten einde, want zij slaat geen acht meer op Mijn stem en Mijn knechten zijn haar een last en een doorn in het oog geworden.
[7] O Mijn arme broeders op aarde, klaag niet! De tijd is gekomen dat jullie en Ik ons zullen verheugen. Van nu af aan zullen jullie ook op aarde van alles rijk worden voorzien; de hardvochtige rijken daarentegen zullen arm worden! Als zij dan luid zullen protesteren, zal Ik hen niet aanhoren. Als zij dan bij Mijn knechten zullen komen, zullen deze de deur achter zich op slot doen en niemand binnen laten, want de deur tot de woning van Mijn knechten is tegelijkertijd ook een poort naar Mijn rijk!
[8] Waarlijk, Ik zeg jullie: voor de vreemdelingen zullen zij hun woning openstellen, maar voor de inheemse broeders zal ze gesloten zijn. Jullie zijn de 'inheemsen' en de poort zal voor jullie niet worden geopend, want jullie hebben altijd alleen maar voor het wereldse gezorgd. Het rijk Gods betekende niets voor jullie. Grote kapitalen hebben jullie verzameld, en ging het met de koers en de rente niet naar wens, dan schreeuwden jullie moord en brand en zijn met het geven van jullie toch al povere weldaden aan de armen gestopt, hebben vervolgens zware boeten gepredikt, de gelovigen tot royale offers gemaand en jullie gelovige schuldenaren pandbeslag opgelegd.
[9] Jullie bekommerden je daarom slechts om de wereld. Die wereld zal jullie nu ook het loon geven waarnaar jullie zelf altijd hebben gestreefd. Ja, het wereldse gericht zal ook jullie treffen! Het loon, dat de hele wereld nu spoedig zal oogsten, zullen ook jullie oogsten. En allen die nog op aarde leven, zullen het samen met jullie oogsten, of zij nu geestelijken of wereldlijken zijn. Wie voor de motten en de wormen heeft gezorgd, moet zijn loon ook maar bij de motten en de wormen zoeken. Wie voor zijn aardse kinderen heeft gezorgd, moet zijn loon ook bij zijn kinderen terughalen als hij samen met zijn kinderen gebrek lijdt. Waarlijk, wie niet met ijver voor Mijn arme broeders en zusters op aarde heeft gezorgd, heeft zijn loon reeds ontvangen en heeft het van Mij niet meer te verwachten. Jullie drieën zijn mensen van dat slag; daarom zullen jullie van Mij niets meer ontvangen. Ga weg van Mij, want Ik ken jullie niet!'
[10] De drie zeggen: 'Wie ben jij dan wel dat je op zo'n gebiedende toon tegen ons spreekt alsof je de Heer zelf was? Kijk omhoog! Je bent in de hele ruimte door miljoenen omringd. Slechts één wenk van ons en je bevindt je op hetzelfde ogenblik in de strengste gevangenschap!'
[11] Met bange stem zeggen de drie eersten: 'Jullie drie verblinde dwazen, zien jullie dan niet dat het de Heer van hemel en aarde Zelf is, die jullie, treurig genoeg, daarnet afwees? Hoe willen jullie de Almachtige bedreigen! 0, jullie ellendige dwazen, wat zijn jullie van plan? Zijn jullie niet allen in Zijn almachtige hand?! Jullie bestaan is immers Zijn gedachte! Als Hij jullie in Zijn gedachten laat vallen, wie zal jullie dan te hulp schieten? Op het moment dat Hij jullie laat vallen, bestaan jullie al niet meer! 0, jullie dwazen, Hij, wiens zachte ademtocht talloze myriaden van werelden en engelen gebiedt, is alles in alles. Hij is de oermacht van alle machten, de oerkracht van alle krachten... en jullie wagen het om tegen Hem een dreigement uit te spreken? In plaats daarvan hadden jullie beter meteen voor Hem op jullie knieën kunnen vallen en met een berouwvol en boetvaardig hart kunnen zeggen:
[12] 'O Heer, verzacht Uw rechtvaardige toorn tegen ons en wees ons arme zondaars genadig en barmhartig. Wij hebben op aarde veel kwaad gesticht. Vergeef het ons, want toen waren we stekeblind. Nu we echter ziende zijn geworden en dit erkennen, kunnen we niets anders meer doen dan ons tot Uw mildheid, genade en erbarming wenden. Ook al waren wij zelf heel onbarmhartig tegenover al onze broeders, weest U toch barmhartiger tegenover ons, want U, 0 Heer, weet immers hoe dom en blind wij waren.' - Kijk, zo moeten jullie spreken, maar niet de Almachtige met dreigementen tegemoet treden! Wie zal Hem ter verantwoording roepen als Hij jullie duizendvoudig naar de hel zou verdoemen?'
[13] Nu valt het tweede drietal bevend voor Mij neer, begint jammerlijk te wenen en smeekt om genade en erbarming. Ik zeg echter tegen hen: 'Sta op jullie, want het past duivelen niet dat ze huilen en smeken vanuit een hart waarin geen liefde woont. Deden jullie dat uit liefde in plaats van uit angst, dan zou de hulp voor jullie niet achterwege blijven, maar omdat enkel de angst voor straf jullie daartoe aanzet, heeft jullie gejammer voor Mij geen waarde. Wie de weg naar Mij niet vindt door de liefde, komt niet tot Mij, ook al bezat hij de wijsheid van alle engelen!
[14] Ga terug naar jullie gezelschap, zeg wat jullie gehoord en gezien hebben en Ik zal jullie dan voor dat nieuwe werk het loon geven, dat jullie daarmee hebben verdiend. Dat zeg Ik jullie echter: er zijn in jullie gezelschap velen die zich op aarde met vrouwen hebben ingelaten en met hen samenleefden. Als zo iemand jullie hoort en dan zal zeggen: 'Wacht, ik wil eerst met mijn vrouw overleggen', laat die maar gaan. Want wie niet ter wille van Mij zijn vrouw kan verlaten, is Mij eeuwig niet waardig. En wie zegt: 'Geef me tijd om met mijn vrienden te overleggen', neem die ook niet meer aan, want wie zijn vrienden belangrijker vindt dan Mij en hem die Ik zend, ook hij is Mij niet waardig. Gaan jullie nu maar. Naar de mate waarin jullie voor Mij oogsten, zullen jullie ook loon ontvangen!'
«« 121 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.