[2] De liefde is een vuur dat verzamelt en niet verstrooit. Het licht dat van de heldere vlammen der liefde uitgaat, golft evenwel in rechte stralen eeuwig verder en keert niet terug behalve wanneer de liefde van God het grenzen heeft gesteld, waartegen het weerkaatst en de terugweg begint naar zijn oorsprong. Als jullie de Godheid echter beoordelen naar het verspreiden van Haar licht, en daardoor ware 'lichtruiters' zijn, die op de vleugels van de geest de wijde ruimte doorkruisen op zoek naar de aanwezigheid van de grote Godheid, dan blijft het ware erkennen van het eigenlijke goddelijke wezen eeuwig verre van jullie. Uiteindelijk moeten jullie voor de eindeloze grootheid van God bezwijken en zullen jullie niet meer in staat zijn je op te richten in jullie harten, waarmee jullie alleen in staat zijn het ware wezen van God, jullie Vader, te aanschouwen en bevatten. Staat er dan een wezen zoals Ik voor jullie dat zegt: 'Ik ben het, die jullie zolang tevergeefs in de oneindigheid hebben gezocht', dan schrikken jullie en krimpen onmachtig ineen. De oorzaak is dat jullie het wezen, dat zich aan jullie kenbaar maakt als de ware Godheid in Haar oerbestaan, nog steeds met op de oneindigheid gerichte ogen aanstaren, zodat jullie gemoed opnieuw door je ijdele verbeelding begint weg te drijven in de oneindigheid.
[3] Het is wel goed dat een geest of een mens het goddelijke Wezen beschouwt in Zijn werken, maar men moet daarin niet verstrikt raken! Kijk, in de begintijd van de aarde hebben de mensen er plezier in gehad reusachtige bouwwerken op te trekken: Nimrod bouwde Babylon en een boven de bergen uitstekende toren. Semiramis liet bergen afgraven. Ninus bouwde het grote Ninive. De oude farao's overspoelden Egypte met kolossale bouwwerken en beelden. De Chinezen bouwden een muur van vele honderden mijlen lang. Zou men zich nu zulke bouwers even groot voorstellen als hun werken, dan zou men door ieder weldenkend mens toch voor een dwaas worden aangezien. Kijk, deze oerbouwmeesters van de grote bouwwerken der aarde waren als mensen niet groter dan jullie, alleen wisten zij hun krachten op grote wijze te ontplooien en gestalte te geven.
[4] Als de kleine, geschapen mensen echter al grote werken tot stand brengen en daarbij zelf geen millimeter groter worden, waarom zou dan de Godheid in Haar oerwezen wel even groot zijn als Haar bouwwerken? Er staat toch geschreven: 'God schiep de mens naar Zijn evenbeeld'; waarom zou God dan een reus zijn en de naar Zijn evenbeeld geschapen mensen slechts microscopisch kleine diertjes, waarvan er triljoenen in een dauwdruppel kunnen wonen?
[5] Was Christus, die toch ten volle God en mens tegelijk was, dan een reus toen Hij op aarde het werk van de verlossing volbracht? Hij was van gestalte helemaal geen reus, hoewel Zijn werken van een voor jullie nooit te meten grootte waren. En kijk, diezelfde, helemaal geen reusachtige Jezus staat nu ook voor jullie! Alleen Zijn geest, die uit Hem stroomt zoals het licht uit de zon, werkt eeuwig in de hele oneindigheid met onverminderde kracht. Maar deze geest gaat jullie niets aan als jullie je bij de oerbron en bij de Heer van al wat geest is, bevinden. Begrijp Hem daarom naar Zijn liefde en niet naar Zijn uitstralende licht, dan zijn jullie waarachtig Zijn kinderen, zoals Hij jullie aller Vader is!
[6] Zou het niet dom zijn van de astronomen als ze de zon zouden meten naar de reikwijdte van haar lichtstralen? Deze dringen verder en verder door in de diepten van de eeuwige ruimte en hun afmeting wordt steeds groter van seconde tot seconde. Welke maatstaf zou er dan voor zo' n dwaze berekening moeten worden aangelegd? Daarom meten de sterrenkundigen de zon zelf, omdat haar afmeting vaststaand en blijvend is.
[7] Doen jullie ook zo! Meet Mij zoals Ik nu voor jullie sta, met de juiste maat der liefde in jullie harten en heb niet zo'n kinderachtige angst voor Mij, want Ik heb toch precies jullie grootte en heb jullie lief met alle kracht van Mijn hart! Dan zijn jullie Mij welgevallig en kunnen zo bovenmate zalig zijn in de enge kring der liefde, zonder welke er voor jullie nergens een waarachtige zaligheid kan bestaan. Hebben jullie Mij goed begrepen of is er voor jullie ergens nog iets onduidelijk gebleven?'
[8] Verbaasd zeggen de nu zaligen: '0 Heer, U bent toch heel anders dan wij ons hebben voorgesteld! Ja, zo kan en moet men U wel met een volkomen vrij hart boven alles liefhebben! Wie U niet erkent zoals U bent, draagt in zijn blindheid vagevuur en hel in zich, maar bij degene die U erkent zoals wij nu, is alles eensklaps veranderd in de hemel der hemelen.
[9] Maar wie kan er iets aan doen dat de mensen op aarde zulke onzinnige opvattingen over U hebben? De leer van Rome draagt daar wel het meest toe bij. Deze leert ons een God kennen voor wie men wel een afschuwelijke angst, maar nooit liefde kan hebben. Men wordt daardoor wel volgestopt met hel en verdoemenis, maar van liefde kan daarbij geen sprake zijn. Waar angst de scepter zwaait, is liefde ver te zoeken.
[10] Nu begrijpen we alles tot in de finesses. De liefde weeft en werkt slechts in enge, maar heel duidelijke kringen. Alleen zo verwarmt zij groot en klein, kunstenaars en wijzen. Waarlijk, zij alleen is alles in alles! Zij is de werkelijke zon, al het andere is slechts bedrieglijke schijn. O Heer, wat bent U goed!'
«« 127 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.