De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 129 / 153 »»
[1] De lichtblauwen zeggen: 'Dat U het bent... de waarachtige en eeuwige God, Heer en Schepper van alle hemelen, zonnen en aarden, daaraan twijfelen we nu niet meer in het minst, want men hoeft U maar te horen spreken en alle bedenkingen verdwijnen als nevels in het licht van de zon. Zoals U zelf op aarde op onnavolgbare wijze tegen iedere geschapen geest hebt gesproken, zo spreekt U nu ook tegen ons. Uit Uw onopgesmukte spreekwijze borrelen stromen van diepste waarheid en goddelijke liefde en wijsheid op als machtige bronnen!
[2] Hoe schitterend beschrijft U de weg naar Uw rijk! Alleen vergaat het ons daarbij net als eens Nicodemus, die ook niet wist wat hij ermee aan moest toen U, O Heer, met hem over de wedergeboorte sprak. De weg van het hoofd tot in het centrum van het hart is werkelijk kort, maar hoe bewandel je hem? De zaak klinkt ondanks de daarin verborgen wijsheid heel raadselachtig en we zouden hier met Nicodemus ook willen vragen: 'Heer, hoe kunnen we met onze voeten in ons eigen lichaam, ja zelfs in het centrum van ons hart binnengaan?' Het zou wellicht toch gemakkelijker zijn om op de allerlaatste ster van Uw eindeloze scheppingen te komen dan binnenin ons eigen hart.
[3] Hier moeten wij U, O Heer, toch om een nadere uitleg smeken, zoals ook Uw apostelen op aarde vaker hebben gedaan, want ook voor hen waren Uw wijste lessen niet zelden een onbekend terrein, waarop een vreemdeling zijn weg niet kan vinden. Waar is de toegang en hoe zal de bouwtekening er uitzien? Heer, leg ons deze zaak nog wat nader uit!'
[4] Ik zeg: 'Dat jullie zoiets niet begrijpen, is alleen te danken aan jullie nog zeer aardse instelling. Toch zouden jullie wel zo snugger moeten zijn om te begrijpen dat er geen sprake kan zijn van een natuurlijk lopen op voeten, maar enkel van een zuiver geestelijke reis in het gemoed. Nicodemus was nog een aards materieel mens en het was daarom begrijpelijk dat hij met zijn bevattingsvermogen het moederlichaam als noodzakelijk beschouwde om daaruit voor de tweede keer wedergeboren te kunnen worden. Jullie echter zijn nu zelf al volkomen vrij van alle grove aardse materie - hoe kunnen jullie als geesten dan zo materieel denken?
[5] Hebben jullie dan bij jezelf nooit twee soorten geestelijke werking ontdekt, namelijk één in het hoofd en de andere in het hart? Kijk, in het hoofd zetelt het koude, berekenende verstand van de ziel met zijn handlanger het vernuft, dat, behorend aan het zielen-verstand-lichaam, op een verreikende arm lijkt vol ogen en oren. Het verstand verlengt deze arm steeds meer en wil met hem tenslotte de hele oneindigheid naar zich toe trekken. Dit ijdele, dwaze streven is op zich genomen nu juist die gevaarlijke, dood en gericht brengende eigenschap van de ziel, die met het woord hoogmoed wordt aangeduid. In het hart echter rust de liefde als een geest, die uit de geest van Mijn hart is genomen. Deze geest heeft, evenals die van Mij, zondermeer reeds alles in zich wat de oneindigheid bevat, van het grootste tot het kleinste.
[6] Als nu het hoogdravende verstand het ijdele van zijn dwaze streven inziet en zijn eerdergenoemde arm, die zijn vernuft of zijn vermogen tot waarnemen voorstelt, ootmoedig terugtrekt en in het hart, als de woning van Mijn geest in de mens, terugleidt, in plaats van door met hem het onbereikbare te willen bereiken, dan maakt hij de genoemde reis van drie spannen lang. Langs deze weg komt men tot het ware, eeuwige leven, tot de ware zalige rust, en men vindt daar alles wat de hele oneindigheid bevat, bijeen.
[7] Dit oneindige, innerlijke rijk wordt trouwens eerst deel voor deel Zichtbaar zoals het gewas uit de kleine kiem, die in het centrum van het zaad verborgen ligt.. Of uit deze geestkiem het zaad van Mijn werken vroeger of later, rijker of minder rijk tot volle rijpheid zal uitgroeien, hangt enkel af van de sterkte van de liefde voor Mij en voor de naaste. Want de liefde van het hart voor Mij is gelijk het licht en de warmte van de zon, en de liefde tot de naaste is de noodzakelijke vruchtbare regen. Als zon en regen in de juiste verhouding samenwerken, zal elk zaad opperbest gedijen en spoedig tot rijpheid komen.
[8] Ik wil jullie voor een beter inzicht nog een gemakkelijk te begrijpen voorbeeld geven: stel je voor dat een vader zijn kinderen in de zomer meeneemt naar zijn tuin die vol staat met bomen, beladen met rijpe vruchten. Vol begeerte zouden de kinderen meteen in de bomen willen klimmen, de vruchten haastig afplukken en er overvloedig van eten. De wijze vader zegt echter tegen de onervaren kinderen: 'Blijf mooi bij mij! Als jullie met je zwakke krachten in de bomen zouden klimmen en de vruchten plukken, dan zouden jullie mogelijk uit de boom kunnen vallen, handen en voeten of zelfs je nek breken. Ik en mijn knechten zijn groot en sterk en wij weten hoe de vruchten moeten worden geplukt. Wacht daarom rustig af! Ikzelf zal ze uit de hoge bomen halen en op jullie schoot leggen, dan kunnen jullie er zonder enige moeite van genieten. Zijn jullie eenmaal zelf groot en sterk, dan kunnen jullie zelf ook meesters over de hoge bomen worden.' - Begrijpen jullie deze beeldspraak?'
[9] De lichtblauwen zeggen: 'Dank U, heiligste en beste Vader, eeuwig dank! Nu is ons alles zonneklaar en we weten nu niets meer waarover we nog om opheldering zouden willen vragen.'
«« 129 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.