De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 137 / 153 »»
[1] Onmiddellijk worden de keizerlijke waardigheidstekenen aangedragen. Op roodstralende kussens worden ze de drie aangeboden, opdat zij deze zullen aannemen als teken van verheerlijking van datgene waartoe zij op aarde geroepen waren. Maar ook de keizers weigeren beslist om in Mijn huis en aan Mijn zijde waardigheidstekenen te dragen, daar Ik toch als Koning van alle koningen en als volmaakte Heer van alle heerlijkheden, kroon noch scepter en nog minder zwaard en purper draag.
[2] Ik zeg echter tegen hen: 'Mijn lieve vrienden, van een voortdurend dragen van deze tekenen is immers geen sprake; maar jullie moeten ze toch aannemen en bezitten. Er zijn hier zeer uiteenlopende levensomstandigheden en opdrachten, vaak de schitterendste bezoeken uit de talloze wereldgebieden en heel veel missies naar verschillende werelden en zonnen. Eveneens naar de twee onmetelijke lagere hemelen en vooral naar hun talloze gemeenschappen, alsook zendingen naar de talloze geestenregionen van werelden in alle soort en maten. Voor zulke gelegenheden moeten de van hier uitgezonden aartsengelen van waardigheidstekenen zijn voorzien en deze dragen als duidelijk bewijs, dat zij zelf de machtigste overwinning op zichzelf hebben behaald en nu met Mij heren zijn over de hele oneindigheid.
[3] Bij missies op aarde, waar Mijn kinderen worden opgevoed, is dat uiteraard niet nodig. Zij moeten namelijk in de grootst mogelijke eenvoud worden opgevoed; daarom mogen zij van hieruit niet door pracht en praal uit hun toch al moeizaam te bewaren deemoed worden gewekt. Heel anders ligt dat bij geesten, die bewoners zijn van grote middenzonnen en reeds temidden van het grootste licht en de hoogste luister geboren worden en in woningen leven, waarbij alles wat jullie zelfs hier zien er uitziet als een armoedige hut. Daar moet men dan ook, als het nodig is, met de grootste pracht en de hoogste luister optreden.
[4] En kijk, bij zulke niet zelden voorkomende gelegenheden hebben jullie dan zulke waardigheidstekenen nodig, waardoor jullie de betreffende geesten laten weten, dat jullie vorsten uit de hoogste hemelen en als het ware broeders van de allerhoogste Godsgeest zijn. Onder jullie voetstappen moeten zonnegebieden beven en de stem uit jullie mond moet lijken op de donder van zo' n onweer, dat op de zonnewerelden de vlammende gemoederen van hun machtige bewoners het diepste respect blijft inboezemen. Jullie zullen nu wel begrijpen waarom jullie hier zulke tekenen worden overhandigd.
[5] De kroon is een teken dat jullie wat betreft jullie ziel, die jullie gelouterde lichaam is, Mijn kinderen zijn - en wat betreft jullie geest, die voortkomt uit Mijn hart en Mijn Ik in jullie is, Mijn broeders zijn. De scepter geeft aan dat jullie, omdat jullie Mijn Ik in jullie dragen, voor eeuwig met Mij gelijke regenten van de oneindigheid zijn. Het zwaard echter is een teken van de macht en het gezag dat jullie door Mij voor altijd is verleend. Het purper tenslotte getuigt ervan dat jullie uiterlijk evenals jullie innerlijk louter liefde is, en dat jullie evenals Ik overal slechts door de macht van de liefde alles willen regelen en beheersen. Daarom kunnen jullie nu zonder enig bedenken deze waardigheidstekenen aanvaarden.'
[6] Rudolf zegt: 'O Heer en Vader vol goedheid, liefde en erbarming! Wij drieën zijn nu zo onderscheiden dat wij U eeuwig nooit genoeg kunnen danken. Maar mijn overige aardse kinderen, hoewel opgenomen in deze hoogste hemel, zijn toch buiten deze stad geplaatst en kunnen onmogelijk even gelukkig zijn als wij. Zou het niet mogelijk zijn dat ook zij hierheen mogen komen en aan ons worden gelijkgesteld?'
[7] Ik zeg: 'Mijn broeder, jouw bezorgdheid komt iets te laat. Kijk maar eens achterom naar de deur waardoor wij binnen zijn gekomen en je zult hen allen zien, bekleed met dezelfde onderscheidingstekenen! Vol verrukking komen zij Mij daarvoor danken. Tussen hen en jullie drieën bestaat alleen het verschil, dat zij deze tekenen wat eerder dan jullie in hun majestueuze woningen hebben gekregen. Vandaar dat zij deze ook reeds dragen, terwijl jullie ze nog niet hebben aangenomen. Hoe bevalt jullie dat?' Rudolf zegt: 'O Heer en Vader, ik vind geen woorden om U mijn dank uit te drukken! Zij hebben dus ook dezelfde bestemming als wij!’
[8] Ik zeg: 'Vanzelfsprekend! Alle bewoners van Mijn allerhoogste hemel hebben dezelfde allerhoogste bestemming. Wel hebben zij die in Mijn naaste omgeving in Mijn eigen huis wonen het meeste te doen, zoals ook de levenszenuwen van een mens, die het dichtst bij het hart liggen, voortdurend het meest actief moeten zijn.'
[9] Rudolf en alle anderen danken Mij nu uit het diepst van hun hart. Dan roep Ik Robert en zeg tegen hem: 'Lieve broeder, ga met de drie broeders Petrus, Paulus en Johannes, die de vaste gebruiken van het huis reeds kennen, en maak daar een goede tafel gereed! Je begrijpt wel wat Ik bedoel! Maar neem de grootste, want we zullen met zeer velen zijn.'
«« 137 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.