[2] Na een poosje weerklinken de machtige akkoorden van een orgel. En terwijl de akkoorden zich melodieus met elkaar vermengen, worden in de vrije ruimte de prachtigste beelden zichtbaar, ongeveer op de manier waarop men op aarde beelden tot stand brengt met een camera obscura. Het verschil is dat deze slechts afbeeldingen van reeds bestaande voorwerpen kan doorgeven terwijl hier steeds nieuwe beelden worden geschapen, omdat in de klanken steeds nieuwe combinaties naar voren komen. Natuurlijk roepen reeds eerder voorgekomen klankcombinaties ook steeds weer dezelfde beelden op. Deze klankbeelden zijn hier echter buitengewoon scherp en wisselen elkaar steeds in de meest levendige kleuren en aangrijpend mooie beelden af. Daardoor worden niet alleen het oor en het gemoed op een hartverheffende manier in vervoering gebracht, maar ook het oog en het met het oog samenhangende verstand van de ziel, dat als het ware het oog van de ziel is.
[3] Nu vraagt Robert Mij: 'Maar hoe zit dat? Bij de eerste cantate hebben we zulke beelden en vormen niet gezien; pas nu, bij de grote harmonische klanken van het orgel komen ze tevoorschijn.' Ik zeg: 'Omdat het in Mijn eeuwige ordening zo is geregeld dat er niets kan ontstaan zonder voorafgaande werking, nawerking en tegenwerking. De hymne van dankzegging door de gasten was een voorafgaande werking. De grote cantate van de galerijen was de nawerking. En het grote preludium op het orgel is de tegenwerking, omdat de tonen van een andere orde zijn en met dit preluderen tevens de tegenthema's van de eerdere hymne evenals van de daarop volgende cantate worden uitgevoerd. Deze tegenstellingen botsen en waar ze elkaar raken worden ze ook zichtbaar en maken datgene wat ze zijn en willen zeggen aanschouwelijk.
[4] Ook op aarde heeft de weliswaar onvolmaakte muziek een soortgelijke uitwerking. De toehoorders worden in hun gemoed vaak onwillekeurig naar geheel vreemde regionen verplaatst. Het komt hun dan voor alsof ze hier of daar zouden zijn. Dat bewerkstelligen de beelden, die door de verschillende klankcombinaties in de ziel worden opgeroepen en de ziel dan geestelijk naar zulke regionen verplaatst. Zou de organist nu geheel nieuwe klankcombinaties ten gehore brengen, waar geen overeenkomstig voor- en tussenspel aan vooraf ging, dan zouden deze beelden dadelijk ophouden en jullie zouden dan slechts prachtige klanken horen zonder dat daarin beelden tevoorschijn zouden komen.
[5] Elke toon ontwikkelt weliswaar een bepaald beeld, maar dit wordt pas zichtbaar als het in zekere zin tegen een voorafgaand beeld kan aanleunen. Het is met de lichtbeelden ongeveer hetzelfde. Als zij door geen voorwerp op hun weg worden opgevangen, vluchten ze onzichtbaar en onweerstaanbaar weg in het oneindige. Mijn oog kan wel alles zien, maar dat is niet het geval met het oog van een geschapen geest, dat zelfs niet zou kunnen bestaan als het aan Mij geen steunpunt zou hebben. Slechts een eerste kan een eerste zien, een tweede slechts een tweede, en de tweede pas dan een eerste, wanneer de eerste de gestalte van een tweede heeft aangenomen.
[6] Daarom kunnen jullie Mij als een zuiver goddelijk wezen nooit zien. Daar Ik echter een tweede lichamelijke vorm heb aangenomen, kunnen jullie Mij zien voorzover Ik een volmaakt, blijvend tweede wezen vanuit Mijzelf geworden ben.
[7] Zo zal het ook zijn, als jullie in een van de twee onderste hemelen zullen komen. Zolang jullie niet het element van deze hemelen aannemen, zullen jullie steeds onzichtbaar blijven. Daarentegen zullen jullie alles wat zich daar bevindt wel zien, omdat jullie als bewoners van de bovenste hemelen ten opzichte van een tweede en derde hemel een 'eerste' zijn. Zeg Mij nu, of jullie dat allemaal goed hebben begrepen.'
[8] Robert zegt: 'Heer en Vader, dat het zo is, zien wij nu duidelijk in, maar de kern ervan nog lang niet. Want van de nodige tegenstellingen of objecten, die voor het zichtbaar maken van iets, dat 'het eerste' is, noodzakelijk zijn, kan ik mij nog niet zo goed een voorstelling maken. Een eerste moet toch beslist iets heel gedegens zijn, anders zou daaruit nooit een tweede kunnen voortkomen. Nu kan men zich afvragen, waarom dit eerste uit het uit haar ontstane tweede, voor zijn eigen openbaring een object moet vormen om voor die tegenover hem staande tweede zichtbaar te worden.'
[9] Ik zeg: 'Dat ligt als eeuwige ordening in elke eerste, eenvoudigste oerkracht. Iedere kracht is onoplosbaar naar de aard van haar oerbestaan. Daarom is het duidelijk dat zij in zichzelf en vanuit zichzelf moet voortbestaan. De kracht is bijgevolg steeds aanwezig, of zij zich uit of niet. Zolang een kracht zich echter niet kan uiten, bestaat ze in zichzelf slechts als een stomme kracht en is in haar toestand naar buiten toe, alsof ze helemaal niet bestond. Moet die kracht echter naar buiten toe actief optreden, dan moet er een weerstand tegenover haar gesteld worden. Deze weerstand kan niets anders zijn dan een tegenkracht, waardoor de eerste in haar rustige voortgaan wordt gestoord. Waar zo'n storend conflict plaatsvindt, wordt zowel de ene als de andere kracht zichtbaar. De eerste gaat daarbij onvermijdelijk in een tweede over en omgekeerd de tweede in de eerste. Pas op deze manier worden de beide krachten voor elkaar waarneembaar en dus naar de aard van hun werkzaamheid ook zichtbaar.
[10] Enkele voorbeelden zullen jullie deze belangrijke zaak nader belichten. Bekijk eens het uitstralende licht van een zon. Stel je de zon eens voor zoals ze in haar zijn en bestaan is. Maar zou er in de hele oneindigheid geen met de zon verwant oog zijn, dat zich als secundaire kracht tegenover de zon zou stellen en het licht zou opvangen, waardoor de zon haar eigen beeld vormt in het oog en daardoor in een secundaire kracht overgaat: zou de zon dan niet zo goed als helemaal niet aanwezig zijn? Is er echter een oog gevormd, waarin de zon zichzelf als het ware terugvindt, dan treedt de zon als primitieve kracht ten opzichte van het oog in een zichtbaar bestaan. Sluit het oog zich, dan is het oog voor de zon alsof het helemaal niet bestond en ook de zon zelf heeft voor het oog haar zichtbare bestaan verloren.
[11] Ik wil je echter nog een ander voorbeeld geven. Stel je een sterke reus voor. Plaats hem in een lege ruimte waarin zich geen voorwerp bevindt waarop de reus zijn kracht zou kunnen beproeven. Plaats als tegenkracht een vlieg zó voor hem, dat hij haar met zijn handen niet kan bereiken. In dit geval zal de vlieg daar met gelijke kracht als de reus staan en zal ze de reus kunnen uitdagen voor een duel, als ze een steunpunt heeft. Heeft de reus echter ook zo'n steunpunt, dan zullen miljoenen vliegen hem niets kunnen doen. Zo moet elke kracht eerst een tegenkracht vinden, anders kan ze zich niet uiten en zichtbaar worden. Een kracht moet zich aan een andere meten, anders is het alsof ze er helemaal niet was.
[12] Als er op aarde voortdurend maar één wind zou waaien, zou er nooit regen komen. Maar komt deze ene wind een andere tegen, dan zullen daardoor meteen verdichtingen in de lucht ontstaan, die eerst als neveltjes en tenslotte als zware regenwolken zichtbaar worden. De wolken laten de wind echter niet zien zolang de wind puur wind blijft, maar heeft de wind eenmaal wolken uit zichzelf geschapen en heeft hij zich met hen bekleed, dan maken de wolken de wind zichtbaar en tonen door hun beweging zijn richting aan. Ik denk nu, vrienden en broeders, dat deze zaak jullie wel duidelijk is geworden.'
[13] Robert zegt: 'Ja, Heer en Vader, nu is ons dat helemaal duidelijk, maar daar is wat voor nodig geweest! - Maar nu verlaten de gasten deze zaal weer. Waarheen zullen zij zich nu begeven en wat gaan ze doen?'
[14] Ik zeg: 'Zij gaan dankbaar en zeer gelukkig naar hun woonvertrekken terug. Daar zullen ze op de borden wel vinden wat ze te doen zullen hebben. Mettertijd zullen jullie dat allemaal wel precies leren kennen. Laten we nu naar beneden gaan, naar de vertrekken op de begane grond. Daar zal Ik jullie de deuren wijzen waardoor elke geest langs de kortste weg in alle natuurlijke werelden kan komen. Daar in de westelijke hoek van deze zaal is een wenteltrap. Daarlangs kunnen we gemakkelijk de vertrekken op de begane grond bereiken, die aan de buitenkant geen ingang hebben. Laten we nu welgemoed naar beneden gaan. Het zij zo!'
«« 142 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.