[2] Ondertussen komt pater Cypriaan echter naar Mij toe en zegt: 'Heer, beste Vader van mensen en engelen, dat zuiver helse tussenspel heeft een aardig tijdje geduurd. Het beste aan deze zaak is, dat met het verdwijnen van die werkelijke oer-satan nu ook zijn nare evenbeeld helemaal uit mijn hart is verdwenen, want de beide broeders Dismas en Thomas hebben bij mij bijna eenzelfde duivels uitdrijving bewerkstelligd als de fameuze Cado bij de schijn Minerva. Ik ben nu, voorzover ik mijzelf onderzoek, tenminste gezuiverd van alles wat maar rooms was in mij. Gierigheid, nijd, hebzucht, heerszucht en betweterij zijn nu verre van mij. Met een licht en vrij gemoed sta ik nu voor U en vraag U ook om een kleine zegen. Daar U onze goede broeder Robert zo overvloedig hebt gezegend, zodat hij zich van louter zaligheid geen raad meer weet, zult U ook mijn verzoek niet als aanmatiging beschouwen.'
[3] Ik zeg: 'Nee, dat eeuwig niet, je komt alleen wat te laat met je verzoek, want Ik heb je al gezegend.' Pater Cypriaan zegt: 'Dan is het aan mij om U, o Heer en Vader, daarvoor naar behoren te danken.'
[4] Ik zeg: 'Dat is ook al gebeurd, want Ik lees het in je hart en dat is voor Mij de waardevolste dank; heb je Mij deze echter reeds gebracht, waarom zou je er dan nog een slechtere aan toevoegen?' Cypriaan zegt: 'Maar daar weet ik zelf nauwelijks iets van! Hoe kan een mij totaal onbewuste handeling waarde voor U hebben?' Ik zeg: 'Omdat zij overeenkomt met Mijn leer uit het evangelie, volgens welke de linkerhand ook niet hoeft te weten wat de rechter voor goeds doet in Mijn naam! Denk je nog steeds dat een Mij welgevallige dank Mij volgens rooms gebruik onder galmend klokgelui, onder geweldige klanken van orgels, pauken, trompetten en bazuinen en onder het zinloos opdreunen van Latijnse hymnen gebracht moet worden? O vriend, dat alles is Mij de reinste gruwel! Wie Mij oprecht wil danken, die danke Mij in zijn hart en wel zo, dat zijn hoogstwijze verstand daarbij niet meer te doen heeft dan een gewone handlanger bij een of ander meesterwerk. Zo'n dank heb je Mij gebracht; als Ik daarmee uiterst tevreden ben, wat wil je dan nog meer?'
[5] Cypriaan zegt: 'Mijn God en Heer, U bent al te genadig en barmhartig, als U de pure gedachten van ons hart wilt beschouwen als iets dat U welgevallig is! U ordent alle dingen juist en leidt Uw kinderen op de goede weg, zodat ze nooit kunnen verdwalen. Mijn hart klopte tijdens mijn leven in grote droefenis, maar U liet niet toe dat het in zijn nacht verstarde en daardoor niet meer in staat zou zijn geweest om uit liefde voor U te kloppen. U alleen zij daarom eeuwig alle aanbidding en al onze liefde.
[6] Het gaat er nu op aarde weer zeer treurig en duister aan toe, maar het is goed zoals U het toelaat. Het onkruid moet immers ook tot rijpheid komen en zijn wortels moeten verdorren, opdat het dan grondig kan worden vernietigd. Zoals het goede van U, moet ook het kwade zich krachtdadig uiten, opdat het werkelijk als kwaad moge worden herkend en verworpen.
[7] Het grootste kwaad op aarde is nu de roomse geestelijkheid. Dit verheft zich onder het masker van vroomheid en stijgt hoger en hoger, maar zodra het met zijn trotse vleugels tegen het plafond van Uw hemelen zal slaan, zullen zijn vleugels vernietigd worden door vuur uit de hemelen. Het zal dan een verschrikkelijke en laatste val maken, waarna er geen verheffing meer mogelijk zal zijn. Het is weliswaar een droevige weg, maar hij is goed en rechtvaardig en mist nooit het juiste doel!
[8] Ik was verkeerd, slecht en boosaardig tegenover U, o Heer, en steeg hoger en hoger om des te dieper te vallen. Maar toen ik volkomen gevallen was, kwam U, hielp mij weer overeind en maakte zo uit een duivel een mens naar Uw maatstaf. En zo handelt U, o Heer, voortdurend, want Uw barmhartigheid is onbegrensd en Uw liefde en genade vullen alle ruimten der oneindigheid. De nederige vernedert U nog meer opdat hij volmaakt mag worden en dichter bij Uw hart mag komen. De hoogmoedigen echter verheft U, en U bezorgt hun de volledige val, zodat zij als gevallenen mogen inzien hoe ijdel al hun inspanningen waren en wat een volslagen niets ze zijn voor U, 0 Heer! Gelukkig diegenen die hun zekere val ter harte nemen en zich voor U verdeemoedigen; maar zij, die zich bij hun val staande willen houden, voor hen een drievoudig wee, want hun weg zal een hete weg zijn en hun ommekeer bijna onmogelijk.
[9] Rome, o Rome, je klopt tevergeefs aan de ijzeren poort van Jouw oude macht! Kijk, de grendels waarmee je zelf de deuren naar het Godsrijk hebt vergrendeld voor allen die naar binnen wilden, zijn verroest! Ik sta voor God, de Almachtige, en Zijn ogen zeggen mij: jouw laatste inspanningen zullen je een smadelijk loon bezorgen. Maar wee jou! De Heer heeft je een nacht bereid, die je zal verslinden als een hongerige slang een mus!'
[10] Daarop zeg Ik: 'Amen! Je hebt goed, waar en wijs gesproken voor Mijn aangezicht; en zo zij het, zoals jij nu hebt gesproken voor Mij!'
«« 39 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.