De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 50 / 153 »»
[1] De sergeant bevindt zich echter nog helemaal in Wenen en ziet en hoort daardoor alleen maar wat bij zijn vermeende ambt hoort. Hij wordt alleen wat bescheidener, omdat al zijn assistenten hem in de steek hebben gelaten. Hij begeeft zich naar Mij toe en vraagt wie Ik ben, hoe Ik heet en of Ik geen pas bezit.
[2] Ik zeg tegen hem: 'Wij komen rechtstreeks uit de hoogste hemelen. Ik ben Christus, de Heer, en ben nu hierheen gekomen om de doden op te wekken, de verlorenen te zoeken en de zieken te genezen. Allen die van goede wil zijn zullen een groot heil ervaren!'
[3] De sergeant, bij wie zich nog enkele personen van de douanepost voegen, zegt: 'Goed gesproken! Jij bent nog de pienterste dwaas van alle eerdere, die hun dwaasheid meer als dekmantel voor hun geheime bedoelingen gebruikten om mij te bedriegen. Ik ben nu goed op de hoogte en weet waar ik aan toe ben, dus moet ik jullie volgens de allerhoogste wil wel laten passeren. Als de katholieke kerk op haar klerikale terrein is toegestaan te doen en te laten wat ze wil, dan mag ook een kwetsbare sergeant zich niet meer verbazen als hij tegenover zekere verkapte jezuïeten en redemptoristen in allerlei gedaanten komt te staan. Spoedig zal het wel weer aflaten en wonderen gaan regenen! De jakobsladder waar engelen, apostelen, de heilige maagd, andere heiligen en niet in het minst Christus Zelf op en af zullen gaan, zal weer tussen hemel en aarde worden opgesteld, natuurlijk voor geld en andere kostbare boetedoeningen. Jullie zijn daarvoor al het eerste bewijs Na, ja, wij zijn goed op de hoogte!
[4] Jullie kunnen verdergaan. Had ik eerder geweten door welke geest jullie worden gedreven, dan had ik jullie geen belemmering in de weg gelegd, waartoe ik ook geheime instructies heb gekregen. De samenstelling is werkelijk als geslaagd te beschouwen, op Robert Blum en Leent je van zwarte Max na, die iedere vrolijke Wener in meerdere opzichten kent. De echte Blum zal wel niet meer veel door pijnen worden geplaagd, maar de uitvinding van een pseudo Blum is goed, want aan deze naam wordt in Wenen nog veel waarde gehecht! Ook een verklede barricadeheldin is niet slecht voor jullie doeleinden, want om vinken te vangen heb je een liefelijk lokvogeltje met een heldhaftig klinkende naam nodig; het doel heiligt immers elk middel! En jij bent Christus de Heer Zelf? Oh, dat is heel mooi!, Wel, als zulke Christussen de rooms-katholieke kerk niet weer op haar gouden benen helpen, dan... adieu paus en Rome en priesterdom!'
[5] Ik zeg: 'Vriend, Ik weet dat jij protestant bent. Jij oordeelt over het roomse christendom niet onrechtvaardig, want dat is voor God een gruwel in zijn door en door heerszuchtig streven, hetgeen echter geen resultaat meer zal opleveren. Maar Mij en Mijn kleine gezelschap misken je heel erg! Ik wil je echter niets meer opleggen, omdat je vrij bent en geloven en doen kunt wat je wilt. Maar het zij je nog één keer gezegd dat je je nu niet meer in de wereld van de materie, maar werkelijk in de geestenwereld bevindt en dat alles wat je buiten Mij en Mijn gevolg ziet, niets anders is dan een lege verschijningsvorm, die voor jou echter geestelijke werkelijkheid zou kunnen worden als je je bij Mij zou aansluiten. Maar jij bent in je hart nog te ver van Mijn rijk verwijderd en kunt Mij daardoor in je blindheid ook niet herkennen. Blijf daarom waar en wat je bent, misschien zien we elkaar later nog eens terug.'
[6] De sergeant zegt: 'Dat zal me zeer verheugen, zoniet in deze, dan misschien toch in een andere wereld. Ik wens jullie overigens succes met jullie verrichtingen in de residentiestad! De nog steeds voortdurende belegering zou wel eens gunstig kunnen zijn voor jullie onderneming. Daarom nog eens: succes en de beste groeten aan Maria zelf! Adieu!'
[7] Wij begeven ons nu zonder verdere problemen naar het centrum van de stad en de sergeant met zijn gezelschap kijkt ons na. Wanneer ook de ontvanger van het belastingkantoor erbij komt om te horen hoe het nu zit met deze vreemde reizigers, zegt de sergeant: 'Dat zijn verkapte jezuïeten die zich voordoen als vrome missionarissen! Weet je, sinds de kerk in ons dierbare Oostenrijk weer vrij is, hebben haar priesters de oude jakobsladder weer teruggevonden en haar rechtstreeks tegen de hemel gezet. Met de oude kerkelijke straffen gaat het weliswaar niet zo vlot en met de gouden boetedoening van de kruisvaarders evenmin, maar we zullen weldra van alle kanten de meest ontroerende berichten krijgen over indrukwekkende wonderen!
[8] Zo waren bijvoorbeeld deze zes naar eigen zeggen niets meer of minder dan Christus Zelf, die nu alle zieken gezond zal maken, enz.! Misschien helpt Hij ook de financiën van Rome weer overeind? De drie eersten waren Petrus, Paulus en Johannes de evangelist. Een beeldschoon vrouwtje hadden ze ook bij zich onder de naam Leent je van zwarte Max, de barricadeheldin! En sla nu achterover van verbazing: ook Robert Blum! Wel, vind je dat geen mooie? Mijn manschappen, die een wat zwakke roomse geest hebben, zijn ervandoor gegaan en hebben mij in de steek gelaten! Wel vriend, wat zeg je van deze aanwinst uit het jaar 1848 ?'
[9] Daarop zegt de belastinginner: 'Mijn beste vriend, deze geschiedenis heeft op het eerste gezicht wel wat grappigs, maar er zit eigenlijk, zoals mijn innerlijk gevoel mij zegt, toch iets heel wezenlijks in. Ik wil wel toegeven dat de geestelijkheid bij de nu weer bereikte vrijheid van de kerk van alles zal proberen om een voor hen wenselijk volksbijgeloof nieuw leven in te blazen, maar op deze manier, vriend, zullen ze dat wel achterwege laten! Ik ben zeker geen vriend van de geestelijkheid, maar ik geloof dat wel niemand zich zal verwaardigen om mee te doen aan zulke zaken, zelfs wanneer hij daar aanzienlijke voordelen van te verwachten zou hebben.
[10] Ik denk heel anders over deze geschiedenis: ofwel deze zes zijn vermomde hoge persoonlijkheden, of zij zijn werkelijk diegenen waarvoor ze zich uitgeven. Eerlijk gezegd, mijn hele levensgeschiedenis hier in 'Wenen' komt mij toch wat vreemd voor, en dat brengt me steeds meer tot het vermoeden dat ik me ofwel in een droomleven bevind, of door een eigenaardige vorm van misleiding wordt geplaagd. Zo heb ik bijvoorbeeld sinds ongeveer twee jaar geleden ook niet één boerenwagen gezien en evenmin een equipage, wat toch heel vreemd is. Ook komen hier heel weinig mensen voorbij en is er ook geen sprake meer van het binnenbrengen van levensmiddelen. Gewoonlijk worden er zeldzame, mij totaal onbekende wortelen en kruiden, en verder gerookte wolven, vossen en kleine beren voorbij gedragen en nog een heleboel andere domme dingen meer, zodat men er gewoonweg om moet lachen. Ik kan daarvoor van niemand belasting heffen, omdat dergelijke dingen op geen enkele belastingtabel voorkomen. Houd ik iemand daarvoor aan, dan geeft hij mij helemaal geen antwoord en gaat onverstoorbaar verder. Ik kom echter ook helemaal niet op het idee dat ik iemand moet aanhouden.
[11] Laatst keek ik in gedachten voor me uit en zag enkele passen voor me een groot goudstuk op de grond liggen. Ik snelde er naar toe om het op te rapen. Toen ik op de plek kwam, was het goudstuk verdwenen en in plaats daarvan lag er een vertrapte gitzwarte slang. Ik wilde haar met mijn stok wegslingeren, maar ik had haar nauwelijks aangeraakt of ze veranderde in een lelijke roofvogel, die op hetzelfde ogenblik waarop ik de betoverde slang wilde wegslingeren, wegvloog. Laatst deed zich ook een buitengewone verschijning aan mij voor: ik keek door het raam naar buiten, het regende flink. Toen viel het me pas op dat ik het twee jaar lang niet had zien regenen of sneeuwen. Ik liep vlug naar buiten om me een beetje te laten natregenen, maar opeens was er van regen geen spoor meer te ontdekken! Ik begon toen na te denken over het eigenaardige van de weersomstandigheden. Het kwam mij werkelijk merkwaardig voor, dat ik hier nog nooit een zon had gezien en niet eens wist waar we het licht vandaan krijgen. Of heb jij al eens een echte nacht meegemaakt, of een winter, lente, zomer of herfst? Alles blijft hier steeds in dezelfde toestand en het valt ons helemaal niet op dat dingen hier zo eigenaardig zijn!
[12] Door deze voorvallen moet ik wel geloven dat wij ons inderdaad niet meer op de werkelijke aarde bevinden, maar lichamelijk al gestorven zijn. En verder, dat die zes mannen toch best datgene kunnen zijn waarvoor zij zich hebben uitgegeven. Weet je wat, ik zal hen achterna gaan! Bij hen moet ik duidelijkheid krijgen!'
[13] De sergeant zegt: 'Wacht, dan ga ik ook met je mee!' Beiden begeven zich meteen op weg en komen ons ijlings achterna.
[14] Wanneer ze bij ons aankomen bij het huis, waar wij eerst Petrus naar binnen hadden laten gaan om de zieken te genezen, zegt de belastinginner: 'Meest achtenswaardige vrienden en in het bijzonder U, oerwijze uit Nazareth, Uw spreken viel mij op en trof mij zodanig dat mij verschillende andere zaken begonnen op te vallen. Tegelijkertijd doorstroomde mij in jullie bijzijn een zo merkwaardig weldadig gevoel, dat ik me nauwelijks kon bedwingen om jullie meteen te volgen. Ik streed weliswaar een poos tegen dit gevoel en voerde als excuus mijn plichten als beambte aan, maar mijn gevoel zei heel sterk: wat keizerlijk, wat koninklijk! Als God je roept, dan is het voor eeuwig gedaan met keizer en koning!' En door deze stem in mijn gemoed keerde ik mijn douanekantoor meteen de rug toe, volgde mijn innerlijke drang en ben nu bij jullie, beste vrienden! Sta mij nu toe dat ik tenminste zo lang bij jullie mag blijven, totdat ik door jullie goedheid en wijsheid zo veel inzicht krijg, dat ik weet waar en wat ik hier eigenlijk ben. Is dit werkelijkheid of misschien slechts een eeuwige droom? Leef ik nog op aarde? Ik betwijfel dat steeds meer. Als jullie daartoe in staat zijn, steek dan een klein lichtje aan in mijn hersenpan!'
«« 50 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.