[2] Waren de mensen zoals zij als waarachtige mensen moesten zijn, dan zouden ze zeker geen wetten nodig hebben en stonden zij hoog boven iedere wet. Daar de mensen echter vaak eerder dieren van de kwaadaardigste soort zijn dan mensen, moeten er vanzelfsprekend ook navenante wetten zijn, waardoor de wilde hartstochten van de mensheid worden beteugeld. Wat zou een grote menselijke samenleving zijn zonder wettelijke orde? Daarom moeten er wel wetten zijn als het ene kwaad dat het andere bestrijdt, maar desondanks kan men zich toch best een wijze samenleving van mensen voorstellen, die geen wetten nodig heeft en daardoor ook volkomen vrij en gelukkig moet zijn. Dat alles zien wij heel goed in, zodat wij Paulus alleen maar gelijk kunnen geven!
[3] Hoe kan een mens, ook al is hij nog zo wijs zich echter boven de wet plaatsen, of het nu een natuurlijke, een morele of een politieke wet is? Houdt men zich aan de wet, dan is men kennelijk een slaaf van de wet. Plaatst men zich boven de wet, dan wordt men voor het gerecht gesleept, waar men de vloek van de wet krijgt toebedeeld. Maakt men echter de wet in zekere zin tot tweede levens natuur en beleeft men letterlijk genoegen aan haar zoals een beul aan de terechtstelling van een arme zondaar, dan is men daardoor voor zichzelf tot levende wet geworden. En omdat de wet zelf voor de mens een vloek is, moet een mens die zich met de wet heeft vereenzelvigd, dan ook de hardnekkigste vloek zijn. Werkelijk, hier moet je wel zeggen: Heer, wie zal zich ooit van de wet kunnen bevrijden?!
[4] Wij zijn uit louter 'zullen' en 'moeten' samengesteld. Het moeten is echt des duivels en het zullen is niet veel beter. Wat eenmaal moet gebeuren volgens de wil van een almachtige Godheid, is al geoordeeld; wat echter, overgelaten aan de menselijke vrije wil, geschieden zal, is weliswaar nog niet geoordeeld, maar bevindt zich in voortdurende afwachting van een oordeel.
[5] Nu vraag ik jullie als vriend: wat zullen we doen? Deze man met die apostelnaam of voor mijn part de apostel zelf, heeft ons deze geschiedenis helder en duidelijk uiteengezet. Volgen wij hem? Naar de hel, die vast nergens bestaat, zal hij ons niet brengen en ook niet voor een rechtbank! Daarom kunnen we hem wel op weg naar buiten volgen. Daar zal dan wel blijken wat hij eigenlijk met ons van plan is.'
[6] De anderen zeggen: 'Ja, ja, als we werkelijk al in de lieve eeuwigheid zijn, zou het dom van ons zijn als we een Paulus niet wilden volgen! Bevalt het ons buiten niet, dan kunnen we toch altijd weer omkeren, want gedwongen worden kunnen we buiten evenmin als hier.'
[7] Paulus, die zich ondertussen stil had gehouden, zegt nu weer: 'Even vrij als jullie hier zijn, zullen jullie zijn in het opvolgen van mijn leer en mijn goede raad! Beste broeders in God de Heer, wat verliezen jullie eigenlijk als jullie deze kamer verlaten? Niets anders dan het ijdele wachten op enkele wulpse deernen die jullie blinde, verhitte verbeelding jullie voorschildert, maar die in werkelijkheid voor jullie nergens te vinden zijn. Wat is een ijdel fantasiebeeld vergeleken met de waarheid? Ik wil jullie echter in plaats van heel die weerzinwekkende leegte de volste waarheid geven! Wat kan jullie daarna er dan nog vanaf houden om mij te volgen in de heilige sferen van licht, waarheid en leven, hetgeen de liefde is in God, die Christus is, de Eeuwige, de Waarachtige!
[8] Jullie zijn nu al geruime tijd zonder stoffelijk lichaam hier, in een sfeer van ingebeelde verwachting, maar welke resultaten heeft het jullie opgeleverd? Geen enkel, behalve dat zo nu en dan voor enkele ogenblikken een wazig beeld van een vrouwelijk wezen aan jullie is verschenen, dat daarna weer in het niets opging. Dat is het enige zaligmakende waarop jullie kunnen bogen; niet eens op een slechte wijn en een hap brood. Om kort te gaan, jullie hebben nog nergens van genoten! Toch wilden jullie aanvankelijk niets horen over het verlaten van deze lege plaats die nergens goed voor is.
[9] Gelukkig voor jullie, dat jullie nu het besluit hebben genomen om mij te volgen, want nu pas zullen jullie daar komen, waar de oerwaarheid en de oerwerkelijkheid van ieder zijn en bestaan zijn tehuis heeft. In de wereld is alles leugen en bedrog. Jullie bezit, wetenschap, kunsten en schatten, zelfs jullie leven... niets dan leugen en bedrog was het! Zou de materiële wereld iets beters zijn, dan zou ze bestendig moeten zijn zoals de waarheid zelf voor eeuwig bestendig blijft! Maar wat blijft in de wereld bestendig? Ik zeg jullie: niet eens Gods woord, want ook dit wordt door de leugen van de wereld vertroebeld en dan verdraaid tot alles wat dom, verkeerd en slecht is. Daarom is het de mensen versluierd gegeven, opdat de heilige inhoud ervan, niet verontreinigd kan worden. De wereld is niets anders dan een voor een bepaalde proeftijd gerichte leugen. Als deze voor de mens ophoudt, begint pas het Godsrijk der eeuwige waarheid! Maak nu dus ook in jezelf een einde aan de wereld, opdat het Godsrijk zich dan in jullie kan manifesteren! Volgen jullie mij nu dus allemaal!'
[10] Iemand die van nature gevoel voor humor heeft, zegt: 'Adieu dan, jij stil huis; ik ben blij dat ik verhuis! O lief gebouw, hoe fijn hebben we in jou honger, dorst en geldgebrek geleden! Hoe vaak werden we van ontroering tot tranen toe bewogen binnen jouw vier muren, waarvan de bescheiden vensters met hun zeer kleine vuile ruitjes het licht maar heel schaars lieten binnenvallen. Vrienden, dat wij bij het verlies van dit huis er alleen maar enorm op vooruitgaan, zal ieder van jullie hopelijk duidelijk zijn!
[11] Het grappigste van het hele geval blijft echter, dat we allemaal onze aardse lichamen al hebben afgelegd en alleen maar zielen zijn met huid, haren en botten. Maar ook als zielen moeten we honger en veel dorst voelen, we bezitten echter weinig om deze te stijlen! Daar komt het misschien vandaan dat men op aarde vaak zegt: dat is een arme, hongerige en dorstige ziel! Ja, ja, er gaat toch niets boven een ellendig leven in Wenen! Laten we blij zijn dat we niet meer op aarde leven! O Wenen, waar draait jouw onzin op uit?
[12] Kijk, kijk, tijdens mijn gepraat zijn wij met z'n allen op straat beland! Hoe was dat nu mogelijk? Ik kan me niet herinneren dat ik ook maar één voet heb verzet!'
[13] Zijn buurman, een nogal lompe kerel, zegt: 'Hoe kun je zo dom zijn? Zie je dan niet dat dit gewoon tovenarij is, God beware ons!' De humorist zegt: 'Als een Tiroler nou maar nooit z'n mond open deed! Als een Tiroler begint te praten, beeft de hele aarde van domheid!' De Tiroler zegt: 'Hou op mij te beschimpen, anders geef ik je er een op je gezicht dat de rode soep eraf druipt!'
[14] De humorist zegt: 'O jij domme kerel van een Tiroler! Zie je dan niet dat wij nu geesten zijn, die alleen nog een wil en verstand, maar geen lichaam meer hebben? Petrus, berg op je zwaard, het is hier niets meer waard! Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard omkomen! Dat staat geschreven in de Heilige Schrift; heb je die ooit gelezen?' De Tiroler zegt: 'Hoe kon ik die lezen; ik ben toch nooit naar school gegaan. Maar ik weet wel, dat ik van de Heilige Schrift meer af weet dan jij!'
[15] De humorist zegt: 'Nou, word maar niet zo massief als de bergen van jouw land! Kijk liever eens daarheen, waar onze Paulus nu zo vriendelijk spreekt met een lieve, eenvoudige man, die hem heel verheugd de hand drukt! En kijk dan verder naar rechts: een meisje zoals er geen tweede bestaat! Nou, dat is er echt een uit duizend! Laten we daar wat dichter naartoe gaan? Mijn hemel, die is me liever dan de Oostenrijkse staatsschuld! Wat denk jij, pokdalige Tiroler?' De Tiroler zegt: 'Jij bent nog steeds een domme stumper! Zie je dan niet, dat zoiets voor ons niet is weggelegd? Laten we maar blijven waar we zijn, dat is veel beter voor ons.
[16] De humorist zegt: 'Zie je wel, je hebt alleen geen lef, anders ging je er wel heen! Ja, ja, de moed ontbreekt je nogal! Maar ik zal gaan en zal de goede Paulus mijn dank betuigen, omdat hij ons voor ons welzijn naar buiten heeft gebracht! Wij zijn weliswaar nog steeds in ons geliefde Wenen, maar dan tenminste wel in een van de drukste straten, waar het steeds heel levendig toegaat, en dat is al een enorm voordeel.' De Tiroler zegt: 'Zie je wat voor een minne vent jij bent? Denk jij soms dat ik jou niet ken? Jij staart je blind op dat vrouwtje, daarom wil je daarheen gaan, maar zeker niet om Paulus te bedanken! Maak nu maar dat je weg komt, anders zul je gauw zien of Tirolers lef hebben of niet! Begrepen?'
[17] De humorist zegt tegen een andere buurman: 'Vriend, heb je zin om met me mee te gaan om Paulus ervoor te bedanken dat hij ons uit deze gevangenis heeft bevrijd? Want met deze stoere Tiroler valt niets te beginnen. Dus, als je er niets op tegen hebt, ga dan mee!' De aangesprokene zegt: 'Ik ga ook niet want je hebt ook mij beledigd, omdat ook ik een Tiroler ben, hoewel wat meer ontwikkeld dan die andere. Jullie Weners zijn niets anders dan ordinaire viezeriken en het is voor een eerlijk man geen eer om jullie in de familie te hebben!'
[18] De humorist zegt: 'O jee, o jee, nu ben ik wat begonnen! Tussen twee vuren van het zwaarste kaliber! Nu wordt het toch voor mij de hoogste tijd om te maken dat ik weg kom, anders breekt er boven mijn hoofd nog een echt Tiroler onweer los!'
[19] Hierop verlaat de humorist zijn hooggebergte gezelschap, begeeft zich vlug naar Paulus en zegt: 'Zeer gewaardeerde vriend, je hebt ons allen een grote weldaad bewezen, maar het is nog bij niemand opgekomen om jou hier buiten ervoor te bedanken dat je ons door de waarheid van je rede uit onze ware gevangenis hebt bevrijd. Ik ben daarom als eerste zo vrij geweest om jou, als onze zeer gewaardeerde vriend, bij deze mijn diepste en warmste dank aan te bieden!'
[20] Met een glimlachje zegt Paulus: 'Aardig van je, alleen had je hier ook de belangrijkste reden moeten aangeven. Kijk, de grove Tiroler had gelijk toen hij tegen je zei: niet op Paulus, maar op dat vrouwtje staar je je blind!' Zeg dus in het vervolg alleen wat waar is, want hier bij ons is het voor geen enkele ziel mogelijk om zich anders voor te doen dan ze is! Ga nu echter ook naar dat vrouwtje toe en maak haar een complimentje! Maar vergeet niet dat ze al de vrouw is van een man, en wel van degene die naast haar staat!'
[21] De humorist zegt: 'Beste vriend, ik dank je voor deze les, ze is volkomen waar. Maar dat ik deze charmante dame nu meteen een compliment moet maken terwijl ze met haar echtgenoot in gesprek is, zou toch wat ongepast zijn! Hoe meer ik haar echter bekijk, des te bekender komt haar gezicht me voor, evenals het zijne. Hij vertoont een buitengewone gelijkenis met de beruchte... hm, juist nu schiet me die naam niet te binnen! Om kort te gaan, hij lijkt op een vooraanstaande democraat die ik enkele jaren geleden vaak in Wenen heb gezien.'
[22] Paulus zegt: 'Dat is voorlopig onbelangrijk. We hebben nu veel belangrijker dingen te doen dan over een paar namen te zitten bakkeleien. Ik zal je nu echter een andere raad geven. Volg die op en het zal je niet schaden! Val nu voor mijn hoogste en allerbeste vriend op je knieën en zeg: 'O Heer, wees mij arme zondaar genadig en barmhartig! Neem mij als een zeer verloren schaap op in Uw grote genade en laat mij de uitstroming van Uw liefde en erbarming genieten!' Zeg dit echter met alle warmte van je hart, dan zul je daardoor heil ondervinden!'
[23] De humorist zegt: 'Vriend, je verlangt veel van mij! Bedenk eens hoe al mijn bekenden mij voor een grote sukkel zullen aanzien! Als iemand mij dan zal vragen: 'Wie is hij dan, voor wie jij, als voor het allerheiligste altaarsacrament bij de consecratie, op je knieën bent gevallen alsof hij Onze Lieve Heer was?', wat moet ik dan voor antwoord geven?' Paulus zegt: 'Niets anders dan: Doe ook jij hetzelfde, dat zal beter voor je zijn dan zo ijdel te vragen, want Hij, voor wie ik neerviel, is Jezus Christus, de Heer over alle hemelen en werelden!'
[24] Nu valt onze humorist op de grond en zegt luid lachend: 'Nee, dat is te veel van het goede! Je bent ofwel zo nu en dan een dwaas, of je hebt er plezier in ons allen daarvoor te houden en je te amuseren met onze zwakheid! Het is voldoende dat we jou onder de naam van een oude, beroemde apostel vereren, omdat je voor ons door je les werkelijk een ware apostel bent geworden. Dat echter jouw vriend, die er nog eenvoudiger uitziet dan jij, zondermeer Christus de Heer zou zijn, en die twee anderen hoogstwaarschijnlijk ook een paar apostelen en die dame misschien wel de allerzaligste maagd met de heilige Jozef, dat gaat alle perken te buiten!
[25] Vriend, ik zeg je nu in alle ernst: kom bij ons niet aan met dergelijke grappen, want die zouden je verdraaid slecht kunnen bekomen! Want weet wel, mijn anders hooggewaardeerde vriend, dat ik, hoewel ik geen farizeeër ben van rooms-katholieke snit, toch een ware vereerder ben van Christus en volledig zijn onbetwistbare goddelijkheid belijd. Om deze reden is Hij me veel te verheven en te heilig dan dat ik Hem hier, in het ordinaire straatvuil van Wenen, naar beneden zou willen halen! Geloof me: hoewel ik in menig opzicht, vooral op het gebied van het schone geslacht, geen monnik, geen Plato en geen Socrates ben, ben ik niettemin een grote vriend, vereerder en aanbidder van Christus. Daarom verzoek ik je wel om met deze naam aller namen wat behoedzamer om te gaan!'
[26] De zeven, die zich het eerst bij Paulus hebben aangesloten, zeggen nu ook: 'Ja, Pepi heeft gelijk! Voor Christus de Heer moet men meer ontzag hebben, en het is niet mooi van onze anders achtenswaardige vriend dat hij de Godszoon wil omlaaghalen tot een heel gewoon mens!' Paulus zegt: 'Wees maar rustig, het zal spoedig wel blijken of ik gelijk heb of niet. Laten we nu verdergaan, want hier zijn we al helemaal klaar. De Heer gaat op weg en dus gaan wij ook!'
«« 54 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.