[2] Men moet het volk een enorm groot rad voor ogen draaien, handelingen verrichten, die doodsaai en oerdom zijn en het volk iets doen geloven, waarin men zelf met de beste wil van de wereld niet kan geloven. Men moet zich met een op God gelijkend aureool omgeven, terwijl men in wezen ver beneden de waarde van een varkenshoeder staat. Wat is men dan als aartsbisschop en kardinaal? Niets, helemaal niets! Men kan niets en op aartsbisschoppelijke hoogte leert men hoogstens zijn financiën in orde te houden, zijn hoogkerkelijk regiment van een alles verpletterende hoogwaardigheid te voorzien en de hel steeds verder open te houden dan de hemel. Dat is het hoge ambt van een aartsbisschop! Men moet zichzelf toch, als men ook maar enig geweten heeft, alle dagen in het oor fluisteren: 'Wat jij bent, stelt op zichzelf genomen niets voor! Zonder schoenmaker en kleermaker kunnen de mensen moeilijk leven, maar zonder aartsbisschop heel gemakkelijk!' Dat is een onbetwistbare waarheid, maar wie durft het te wagen haar openlijk uit te spreken! Werkelijk, een fraaie zaak voor een man van eer!
[3] O Jozef, je hebt gelijk! Maar geef ik jou gelijk, dan zullen ze mij van alle kanten aanvallen en mij de mond weten te snoeren. Wist ik maar hoe ik me uit de strikken van mijn vlegelachtige collega's kon bevrijden! Ik zou het met het grootste genoegen doen, maar hoe zal het mij dan vergaan? Ik weet evengoed als jij, beste vriend Jozef, dat ik lichamelijk gestorven ben en me reeds bijna zestig jaar of meer hier in de geesten wereld bevind, hoewel ik daarin op aarde niet geloofd heb. Maar wee mij, als ik me tegenover mijn collega's zoiets zou laten ontvallen!
[4] O Jozef, help mij aan mijn collega's te ontkomen en je zult jouw Migatzi direct in een ander licht zien! Ik bood je steeds zoveel mogelijk de helpende hand; het is triest dat ik anders met jou moet praten dan ik eigenlijk zou willen. Jij kent Rome wel, maar ik ken het beter, want ik ken de grond waarop Rome staat. Zolang geen Hercules Rome overweldigt, die haar kopstukken ten val brengt, zal het nooit dag worden op onze lieve aarde!'
[5] Na dit gesprek met zichzelf zucht de aartsbisschop diep en zegt tegen Jozef: 'Beste vriend, je hebt geduldig gewacht op een waardig antwoord, maar ik kan je ondanks al mijn nadenken geen antwoord geven, want er zijn dingen tussen zon en maan, waarvan de menselijke wijsheid zich nog nooit iets heeft kunnen voorstellen. Ik hoop dat je mij zult begrijpen!'
[6] Jozef zegt: 'Ja, ik begrijp je, en in deze ruimten bevindt zich nog een groot aantal aartspapisten voor wie jij een onuitsprekelijke angst hebt, maar die even onbeduidend zijn als jouw aartsbisschoppelijke hoogwaardigheid. Kijk, de Heer heeft het oor van mijn hart geopend en ik vernam je gedachtegang, waardoor ik je antwoord reeds ken. Van nu af aan ben je mijn dierbare vriend en de Heer zal bij jou datgene rechtzetten, waaraan het je nog ontbreekt. Laat je dwaze angst voor je duistere collega's echter varen. Zij zullen je niets doen, daar sta ik voor in! We zijn hier ook niet voor hen gekomen, maar alleen voor jou, omdat ik je ken. Hoor jij bij ons, dan zijn we hier reeds klaar. Wend je echter nu tot de Heer! Hij zal je met één woord gezond maken!'
[7] Aartsbisschop Migatzi zegt: 'Beste vriend Jozef! Jij weet dat ik het met alles wat jij als juist, goed en waar erkent volkomen eens ben. Alleen dat deze, overigens buitengewoon rechtschapen uitziende zoon van Abraham Jezus, de goddelijke Meester uit Nazareth zou zijn, kan ik nog niet helemaal begrijpen! Jezus de Heer moet toch iets van de heerlijkheid van Zijn hemelse Vader uitstralen, maar deze straalt evenmin iets goddelijks uit als een gewoon mens!
[8] Maar hoe het ook zij: Christus, de Gezalfde Gods, de ware Hogepriester in eeuwigheid, is de liefde van God voor de mensen. Als Hij mij, arme zondaar, liefde zal betonen, dan is Hij mijn Christus en Heiland voor eeuwig, al liep Hij ook in de kleding van een schoenmakersknecht! Betoont Hij mij geen liefde en gaat Hij met mij te werk als een roomse geestelijke, dan is Hij mij niets waard.
[9] Jammer genoeg was ik zelf ook een roomse hogepriester; ik moest van de alleenzaligmakende kerk preken en alles verdoemen wat niet z'n knie wilde buigen voor de tiara. Maar met al dat verdoemen nam ik het niet zo ernstig, want ik geloofde mijn hele leven lang toch nooit aan een vagevuur en nog minder aan een hel, omdat ik beide niet in overeenstemming kon brengen met de goddelijke liefde en wijsheid. Bovendien hield ik teveel van de mensen, zodat het me nooit ernst kon zijn om ook maar de slechtste van hen voor eeuwig te verdoemen!
[10] Ook de slechtste kan slechts gedurende een bepaalde tijd slecht zijn, want hij bezat hoogstwaarschijnlijk in het begin een zodanige natuur, dat hij niet anders handelen kon. Wordt zo'n booswicht, na een zorgvuldig onderzoek van zijn aanleg, opvoeding, beweegredenen en de omstandigheden waarin hij zich bevond, ofwel reeds op aarde of hier in het rijk der geesten zolang tot een straf veroordeeld tot hij zich volledig betert, dan is een straf goed en rechtvaardig. Maar een eeuwige straf voor een tijdelijk vergrijp kan toch onmogelijk door de hoogste wijsheid en liefde van God zijn verordend, want zoiets past wel een aartstiran, maar nooit een God van liefde!
[11] Je ziet dat ik welbeschouwd in wezen geen echte priester was, want mijn mensvriendelijke principes behoedden mij daarvoor. Vind ik Christus nu zoals Hij is en niet zoals Rome Hem verkondigt, dan is Hij mij ook welkom in de kledij van een schoenlappersjongen. Is Hij echter Christus naar roomse snit, dan zij God ons genadig en barmhartig, want dan is ons lot de eeuwig brandende hel, waaruit nooit ofte nimmer meer een uitweg wordt geboden!'
[12] Jozef zegt: 'Ik ben het volkomen met je eens, maar bij deze Christus hier zul je datgene vinden, wat je vinden wilt: een Heer die jou evenals ons allen zeer na aan het hart ligt. Een Christus die wijzer en beter is dan deze alleen ware en enige Christus, kun je je in de eeuwigheid niet voorstellen. Dat ik mij ook nooit een wraakzuchtige, straffende God heb kunnen indenken, maar alleen een wijze en milde Vader vol oprechte liefde, bewijst immers mijn milde strafwet, die de afschuwelijke doodstraf helemaal afschafte en zelfs de grofste misdadigers zodanig bestrafte, dat zij weer mensen konden worden. En ik weet, dat ik daarbij ook helemaal geen lelijke en wraakzuchtige bedoelingen had. Hieruit zie je dus...'
[13] Hier valt de aartsbisschop Jozef in de rede en zegt: 'Ja, ik zie dat jij een nobel vorst was en echt een mens naar de wil van God! Daarom neem ik dan ook jouw vriend aan als de Christus, wat me dan ook mag overkomen. Mijn collega's zullen nu spoedig als duivelen over me heen vallen, maar Migatzi zal blijven bij wat hij nu heeft aanvaard. Ik hoor ze al aankomen!'
«« 72 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.