[2] Deze tekst geeft te kennen, wat ook u algemeen bekend is en reeds na Mijn hemelvaart aanwezig was. Deze tekst is dan ook één van de gemakkelijkste, omdat zijn betekenis voor het grijpen ligt.
[3] Alleen moet hier worden opgemerkt, dat er een groot onderscheid bestaat tussen hetgeen soms wordt gezegd: 'De tijd komt. . ' of, als wordt gezegd 'Het uur komt. . . ' Onder de 'tijd' wordt een later komende tijdsruimte verstaan, die op een onbekend tijdstip zal aanbreken. Onder het 'uur' echter wordt een dadelijk na het gezegde intredende tijdsduur aangeduid.
[4] Soms kan men in deze tekst het woord 'tijd' in plaats van 'uur' aantreffen. Maar dan is het verkeerd; want het moet zijn 'Het uur komt. . .' en wel daarom, omdat dadelijk na het profetische woord het ook bewaarheid werd.
[5] Wat moeten we dan onder dit verstrooien verstaan? Misschien het persoonlijk uiteengaan van Mijn leerlingen en apostelen en dan ieder naar een andere streek? O neen! Dat was immers hun bestemming en daartoe heb Ik ze ook geroepen, opdat ze zouden uitgaan naar alle landen en daar voor alle schepselen het evangelie prediken.
[6] Zou het niet dwaas van Mijn zijn geweest om over hun roeping een euvele profetie uit te spreken? Dan zouden degenen die geroepen waren Mijn woord uit te dragen, om niets verkeerds te doen zich voortdurend in een groep hebben moeten ophouden, zoals in uw tijd zovele orden dat doen, die in hun bestaan net zo weinig nuttigs tot stand brengen als een hoop meteoorstenen op de bodem van de zee, die ook degene die ze in de zee neer ziet vallen doet vermoeden, dat ze een vreselijke uitwerking zullen hebben; maar als ze eenmaal de rustige zeebodem hebben bereikt, dan rusten ze daar werkeloos en dienen hoogstens wat vraatzuchtige poliepen tot steun.
[7] Dus van een persoonlijke en plaatselijke verstrooiing is bij deze voorspelling niets te vinden, wat men al in de tekst zelf kan lezen waar gezegd wordt: 'Als u Mij alleen zult laten, ben Ik toch niet alleen, omdat de Vader met Mij is'.
[8] Oordeel nu zelf: kan iemand Mij persoonlijk en plaatselijk verlaten? Waarheen zou hij wel moeten gaan om Mij meer nabij of verder van Mij af te zijn? Waar zal hij verder van Mij verwijderd zijn, in Zuid-Amerika of Noord-Azië? Ik geloof dat dat voor Mij, die alom tegenwoordig is, wel niets zal uitmaken. Dus van een persoonlijke en plaatselijke verstrooiing is hier als reeds gezegd geen sprake.
[9] Wat voor een verstrooiing wordt hier dan wel bedoeld? Kijk naar de sekten, die tegenwoordig overal bestaan en ook reeds tijdens Mijn leven onder de apostelen enigszins voorhanden waren - om welke reden Ik deze voorspelling ook heb gedaan. En als u let op de debatten tussen Mijn twee eerste apostelen, moet het u des te duidelijker worden welke verstrooiing Ik Mijn apostelen en leerlingen heb voorspeld, waarvan, zoals Ik in het begin al zei, de verklaring voor het grijpen ligt.
[10] In weinige eeuwen na Mijn hemelvaart was de verstrooiing al zo groot, dat niemand meer precies wist wie wie was. Men moest enorme concilies beleggen, maar bleef na het concilie zoals tevoren verstrooid.
[11] Hoe het er nu uitziet hoef ik u wel niet te tonen: waar je ook kijkt zul je de verstrooiing ontdekken.
[12] Men zegt: Een ieder op zijn eigen plaats. Dat wil zoveel zeggen als: elke sekte houdt zich voor de beste en zuiverste. Ben Ik daarom echter alleen? O neen! De Vader, of de eerste liefde is immers in Mij.
[13] Aan de liefde herken ik de Mijnen maar niet aan de sekte! Die Mij liefheeft en Mijn woord houdt, die heeft de liefde van de Vader in zich, zoals Ik de Vader in Mij heb en die is één met Mij, zoals Ik één ben met de Vader! Daarom ben Ik niet alleen; want zoals de Vader in Mij is, zo ben Ik in een ieder en een ieder die Mij liefheeft en volgt is ook in Mij.
[14] De sekte maakt dan geen verschil en degene die uit wereldse overwegingen de ene sekte boven de andere voortrekt, zij vervloekt! Want in geen enkele sekte is waarheid en leven; alles berust op geloofsdwang en op overredingskracht, wat al geen haar beter is. Vraag: Waar blijft dan de vrije mens?
[15] Wanneer heb Ik ooit iemand tot geloof gedwongen? Ik liet een ieder vrij. Wie aan Mijn werken en aan zijn eigen innerlijke overtuiging niet genoeg had, die werd door geen ander middel gedwongen. Want Ik heb Mijn leer niet voor het geloof, maar slechts voor de daad gegeven.
[16] Ik heb niet gezegd: 'Wie Mij zal geloven, uit diens lendenen zullen stromen van levend water vloeien', maar Ik heb gezegd: 'Wie naar Mijn Woord zal handelen, die zal het ervaren, of Mijn leer van God of van de mensen is!'
[17] Wat zou een oproep tot geloof ook voor nut hebben gehad? Want zoveel moest Ik toch vooruit kunnen zien, dat één en hetzelfde licht de voorwerpen die het beschijnt net zo verschillend belicht, als dat de voorwerpen zelf verschillen.
[18] Zo is het ook met het licht van het geloof! Al naar gelang het een verschillend gekleurd menselijk gemoed beschijnt, zal het dat gemoed ook verlichten. Een eis, dat één en hetzelfde licht door die duizenderlei gekleurde gemoederen volkomen wit zal teruggekaatst worden, is daarom toch zeker de grootste dwaasheid.
[19] De uitwerking van het licht moet wel verschillend zijn; maar de werking van de liefde blijft dezelfde, net zoals de warmte slechts één werking heeft, namelijk zo: ze verwarmt het rood op dezelfde manier als het blauwen alles kan gloeiend worden gemaakt en de kleur van de ware levende liefdesgloed is eeuwig één en dezelfde en een gloeiend stuk goud onderscheidt zich niet van een gloeiend stuk ijzer.
[20] Zie dat is de betekenis van deze tekst! Verstrooi u daarom niet, maar blijf in de liefde, dan zult u leven! Amen.
«« 33 / 37 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.