[2] Dan zeg IK tegen haar: 'Luister, Mijn lieve Chanchah. Jij bestookt hem ook op leven en dood met al je vragen! Komt het dan niet bij je op, wat voor geheime voorschriften wellicht voor jouw eeuwig welzijn zijn tong aan banden kunnen leggen? Daarom moet je in het vervolg met hem, een van Mijn edelste vrienden, wel een beetje milder omgaan, anders breng je hem immers in de grootste verlegenheid en bezorg je hem veel narigheid.
[3] Kijk, wat je eerste zes vragen betreft, zul je in deze vriend en broeder niets aantreffen van alles wat je over hem hebt vermoed. Behalve dat hij om een zeer wijze reden noodgedwongen een beetje verlegen wordt, telkens als jij met hem Over Mij wilt spreken. Maar zijn verlegenheid heeft een heel andere oorzaak dan jij ooit zou denken. Daarom kan hij je ook geen antwoord geven op je vragen, omdat de ware reden van zijn verlegenheid helemaal niet met die vragen te maken heeft.
[4] Wat echter je laatste drie vragen betreft, daarop kan hij je niet antwoorden, omdat je niet naar de eigenlijke oorzaak van zijn verlegenheid hebt gevraagd en dit ook niet kon doen, omdat je er zelf geen vermoeden van had. Zou hij je daarom welk bevestigend of ontkennend antwoord ook gegeven hebben, hij zou tegen jou hebben moeten liegen. Dat is in dit hemelrijk echter absoluut onmogelijk, want niemand kan hier een onwaarheid spreken, ook al zou hij dat willen. Daarom zweeg vriend Martinus dan ook, die heel veel van je houdt en hij zou zich liever door jou van alles willen laten aandoen, dan jou, zijn geliefde Chanchah, ook maar met één enkel woordje voor te liegen! Was dat niet te prijzen in hem?'
[5] CHANCHAH zegt, ook wat verlegen: 'Ach heerlijke vriend, als het zo met onze huisheer gesteld is, dan spijt het me heel erg, als ik de oorzaak was van zijn niet geringe harteleed. O, als ik dat maar weer goed zou kunnen maken!
[6] Ja, ja, het doet mij ontzettend pijn! Weliswaar kan ik dit ook niet helpen. Want jij, mijn heerlijke, machtige vriend ziet immers ook wel, dat ik een vreemdeling ben en niet weet, wat en hoe men hier mag vragen. Omdat jij me nu echter een wenk hebt gegeven hoe men hier dient te vragen, zal ik mij daar in het vervolg aan houden. Maar zeg me dan alleen, waarom men hier eigenlijk op een botte en dom gestelde vraag, die niet voor beantwoording geschikt is, helemaal geen antwoord kan krijgen?'
[7] IK zeg: 'Mijn liefste Chanchah, kijk, dat is heel eenvoudig: Stel dat je Mij een goed dichtgebonden zak zou geven met het verzoek: 'Vriend, maak deze zak voor me open en geef me daaruit duizend van de mooiste edelstenen!' Maar ik vroeg je dan: 'Weet je wel heel zeker, dat er duizend edelstenen in deze zak zitten?' Jij zou dan zeggen: 'Nee, dat weet ik niet zeker, maar ik vermoed het alleen maar.'
[8] Kijk, als ik dan daarbij heel zeker wist, dat er zich in de zak niet alleen geen edelstenen bevinden, maar opgedroogde modder, maar ik toch volgens jouw wens de zak zou openmaken en de verwerpelijke inhoud aan jou zou geven in plaats van de duizend edelstenen: - waar zou je me dan wel voor aanzien, als je naderhand zou horen dat ik - die wel wist wat er in de zak zat - jou vanwege je onwetendheid beschaamd had willen doen staan? Zou je dan niet zeggen: 'Vriend, je wist wat er in de zak zat, waarom maakte je hem dan open en zei je me niet van te voren de waarheid?'
[9] Kijk, datzelfde geldt ook hier voor een twijfelachtige vraag. Dat is ook een goed dichtgebonden zak, die Martinus voor jou moet openmaken en waaruit hij jou moet geven wat je verlangt. Maar als dat wat jij zou willen er niet in zit - zeg me dan eens wat hij moet doen? Moet hij de zak open maken of niet? Moet hij degene die hij zo innig liefheeft, die zijn hele hart beroert, beschamen? Wat denk je daarvan, lieve Chanchah?'
[10] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, mijn liefste vriend, als jij spreekt wordt alles me zo duidelijk en ik zie de grote waarheid in van alles wat je zegt. Maar zo is het niet als vriend Martinus spreekt. Hoe langer en hoe meer hij praat, des te donkerder en onbegrijpelijker wordt voor mij dan alles waarover hij spreekt. Daardoor ben ik dan wel gedwongen steeds verder en dieper bij hem aan te dringen door allerlei vragen te stellen, waarvan hij me er ook nog niet één duidelijk heeft beantwoord.
[11] Als hij me maar één vraag duidelijk zou hebben beantwoord, dan zou ik hem zeker geen verdere vragen hebben gesteld. Of had hij mij, zoals jij nu, tenminste laten zien hóe men hier moet vragen om een antwoord te krijgen, en of men hier eigenlijk wel moet vragen om een antwoord te krijgen, en of men hier eigenlijk wel mág vragen! Maar zie, heerlijke vriend, van dit alles was bij Martinus geen sprake. Willen jij en Martinus mij dus verontschuldigen als ik met mijn voor mijn goede vriend Martinus zeker te lastig geworden vragen, te ver ben gegaan.
[12] Ach vriend, het is ook heel vreemd om hier te zijn. Waarheen je ook je ogen wendt, zie je niets dan wonderen en nog eens wonderen. Wonderen, waarvan de aarde geen flauw besef heeft. Wie zou echter bij dergelijke verschijnselen die hij niet begrijpt, niet aan de meer ingewijden vragen, wat het een en ander te betekenen heeft? Wie is degene die dit allemaal doet? Als hier de hemel is, waar is dan Lama, die hem gegrondvest heeft? Zeg mij, mijn boven alles geliefde vriend, zijn dat niet heel natuurlijke en vooral door de wonderlijke omstandigheden van dit bestaan volledig te verontschuldigen vragen?'
«« 107 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.