[2] CHANCHAH echter zegt: 'O, jij liefste vriend van mijn hart en van mijn leven! Jij hebt inderdaad maar al te zeer gelijk met elk woord, dat uit je mond komt. Toch kan ook Chanchah er niets aan doen, dat zij een kind met zo' n weetgierige geest is. Maar ik, je arme Chanchah, zal van nu af aan mijn hart in bedwang houden en zal zijn als een bloem op het veld, die zich door het licht en de warmte van de zon van Lama ontvouwt en, gevoed door de dauwdruppels van de ochtendliefde van Lama, tenslotte ook haar bloembodem met het rijke zaad van het leven vult.
[3] Ach, de grote, heilige Lama moet wel oneindig goed, wijs en machtig zijn, omdat alles wat Hij geschapen heeft, zo uiterst goed en wijs is ingericht. Ach, ach, als ik maar één keer het oneindige geluk zou mogen smaken, Hem slechts uit de verte voor enkele ogenblikken te zien. 0 zeg me, heerlijke vriend, zal ik dit grote geluk wel ooit waardig worden? Als het maar één keer zou gebeuren onverschillig wanneer - , dan zal ik voor alle tijden die nog komen eeuwig volmaakt tevreden zijn en zal alles gewillig opvolgen en doen, wat jullie mij ook maar willen voorschrijven. Geef mij alleen daarvoor goede en gerechtvaardigde hoop!'
[4] IK zeg: 'O jij lief kindje! Ik zie wel dat je Lama jou het meest na aan het hart ligt. En dat is heel prijzenswaardig van je. Maar je zegt ook steeds tegen Mij en Ik bespeur het in je ogen en in je woorden -, dat je Mij ook buitengewoon liefhebt. Ondervraag je hart daarover en zeg het Mij dan.'
[5] Chanchah wordt hier heel verlegen en slaat de ogen neer. Haar hart echter ontvlamt steeds meer in liefde tot Mij, wat ze maar al te hevig voelt. Daarom komt ze, de anders maar al te spraaklustige, deze keer niet met een antwoord tevoorschijn. Na een poosje vraag Ik haar nogmaals of ze Me zulks niet kan meedelen. Dan zegt ze, als iemand met een zeer beklemd gemoed:
[6] (CHANCHAH:) , O jij mijn oogappel, O jij altaar van 't vuur van mijn hart! Zie, toen ik op aarde nog thuis was aan de zijde van mijn moeder en een meisje was van zo'n 13 jaar oud, toen vroeg ik moeder, hoe men het eigenlijk zou moeten aanpakken om de heilige Lama boven alles lief te hebben.
[7] Toen zei mijn zeer wijze moeder: 'Luister, mijn geliefde dochter: plant in de tuin twee dezelfde bloemen, één aan de oostkant - deze wijd je aan de Lama en de andere aan de westkant, en deze wijd je aan de mensen. Verzorg beide gelijk en zie hoe ze groeien en zich zullen ontplooien. Zal de avondbloem beter gedijen dan de morgenbloem, dan zal dat een teken zijn, dat je meer van de wereld houdt dan van de heilige Lama. Zul je echter bij beide bloemen het tegendeel bemerken, dan is jouw liefde tot de Lama sterker dan die tot de mensen.
[8] Ik deed meteen, wat mijn wijze moeder mij aanraadde. Omdat ik echter bang was dat de bloem van Lama iets achter zou kunnen blijven bij die van de mensen, verzorgde ik haar heimelijk dubbel zo goed als die van de mensen. Maar zie, ondanks mijn grote ijver bij het verzorgen van de bloem van de Lama, bleef deze toch achter in ontwikkeling.
[9] Ik zei dit allemaal tegen mijn moeder. Deze stelde mij gerust door haar wijze les, doordat ze zei: 'Zie, lief dochtertje van me; Lama heeft je hierdoor willen laten zien, dat je Hem, die in het eeuwig ontoegankelijke licht woont, alleen boven alles kunt liefhebben, door de mensen lief te hebben als jezelf. Want wie niet degenen liefheeft die hij wel ziet, hoe kan hij dan van Lama houden die hij niet ziet?'
[10] Daarna gaf ik de avondbloem vaker water dan de morgenbloem en kijk, toen begon de morgenbloem geweldig boven de avondbloem uit te groeien!
[11] En precies zo ga ik nu te werk. Jij bent nu mijn avondbloem en mijn hart voor Lama is de morgenbloem. Jou begiet ik zoveel ik kan, omdat ik in jou de volmaakte mensengeest ontdek en mijn hart groeit geweldig - maar helaas niet met Lama, doch met jou, met jou!
[12] Jij bent een ware Lama van mijn hart geworden! Wat de grote Lama daar te zijner tijd op zal zeggen, dat zal Hij wel het beste weten. Ik moet je daarbij nog bekennen, dat zelfs mijn buitengewoon fijngevoelige geweten mij daarover helemaal geen verwijten maakt. Wat heb jij, heerlijke man, daar nu op te zeggen?'
[13] IK zeg: 'Mijn geliefde Chanchah, ik heb een poosje op jouw antwoord, dat Mijn hart volop verheugt, moeten wachten. Zo moet jij nu ook een poosje wachten op een heel mooi en goed antwoord. Maar verheug je over wat Ik je dan als een allermooist antwoord zal geven; je zult het gauw krijgen!'
«« 109 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.