[2] Wij menen dat elke grote pracht, wanneer ze ter ere van de hoogste Geest door ons als verstandige wezens tot stand wordt gebracht, juist daarin haar volledige rechtvaardiging vindt. Want als de grote Geest een dergelijke aard in ons heeft gelegd die voor onze geest als wet geldt: waarom moeten wij dan Let nederige tot stand brengen in plaats van het verhevene? Zou dat niet betekenen, dat wij onze geest op een andere wijze gestalte willen geven dan de Schepper hem heeft ingericht? Storen jullie je daarom niet aan de pracht van onze huizen, want wij bouwen ze niet uit pronkzucht, doch zuiver en alleen naar de wijze behoefte van onze geest!'
[3] CHANCHAH zegt: 'Dus ook hier net als op aarde bij de Jezuïeten, van wie ik ooit een leerlinge was, het 'Omnia ad majorem Dei gloriam' (Alles ter meerdere ere van God)? Zullen deze slechte monniken dan ook hier de weg naar toe hebben gevonden?
[4] Zo'n huis zou zeker nog veel beter zijn dan een keizerrijk in mijn vaderland op aarde. O, hoe arm zijn jullie in deze grote pracht. Zie naar de Heer: Zijn gewaad zal jullie zeggen, welke pracht Hem het dichtst aan het hart ligt. Daaruit zullen jullie gemakkelijk kunnen opmaken of en hoe een dergelijke uiterlijke pracht Hem aangenaam is. Ja, de van liefde vlammende praal van het hart, die is Hem wel boven alles aangenaam, maar al het andere is voor Hem een gruwel!
[5] Zou dat niet zo zijn, dan zou Hij al dikwijls bij jullie zijn geweest, zoals Hij op mijn planeet heel vaak juist bij de armsten en onaanzienlijksten komt, ze als liefdevolle Vader Zelf tot Zijn kinderen opvoedt en hun alle volheid van Zijn genade schenkt. Maar bij de groten en aanzienlijken die ook in prachtige paleizen wonen, komt Hij haast nooit en onderwijst ze niet en voedt ze ook niet op tot Zijn kinderen!'
[6] DE DRIE zeggen: 'Je zult wel gelijk hebben, lieve zuster. Maar hoe ben jij dan voor de Heer - indien hij werkelijk de geest van de Allerhoogste in zich draagt - zo welgevallig geworden, terwijl jij toch, zoals wij door onze innerlijke wijsheid zien, ook niet van een al te armelijk huis van jouw planeet afstamt?'
[7] CHANCHAH zegt: 'Maar daarom viel mij op mijn planeet een dergelijke genade ook niet ten deel! Dat ik nu zo dicht bij Hem ben, komt door mijn liefde tot Hem. Want ik hield van Hem met alle gloed van mijn leven al voor ik Hem kende en wist, dat ook schepselen de heilige Schepper mogen liefhebben. En deze liefde, en niet de pracht van mijn aardse woonhuis heeft mij tot Hem gebracht!'
[8] HET DRIETAL zegt: 'Maar wij zijn nu toch ook bij hem, alhoewel ons huis bijzonder mooi is. Hoe komt dat dan, indien hij werkelijk diegene blijkt te zijn, die je ons met je woorden beschrijft?'
[9] CHANCHAH zegt: 'Ja lieve zusters, uiterlijk schijnbaar wel. Maar deze nabijheid is geen ware en werkelijke nabijheid, wat jullie spoedig maar al te duidelijk zullen inzien, als Hij zal spreken ten overstaan van jullie wijzen. Maar nu staan we al voor de hal van jullie huis. Martinus staat al stil en keert naar ons terug om raad te vragen. Laten we nu ophouden met praten en op alles letten, wat er. zal gaan gebeuren!'
«« 157 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.