De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 167 / 204 »»
[1] Nu kom IK naderbij en zeg: 'Uhron, zeg eens, gaat de poort van dit huis moeilijk of gemakkelijk open? Als zij gemakkelijk open gaat, breng ons dan naar binnen. Gaat zij echter moeilijk open, laat Mij het dan proberen, zodat Ik kan zien, hoe moeilijk het gaat!'
[2] DE WIJZE zegt: 'Hoog verheven vriend van alle engelen en mensen. Het lijkt mij toe, dat U niet iemand bent, die de wijsheid bij de mensen zoekt. Want al onze wijsheid is immers reeds een gave van U aan ons en alles wat hier is, is Uw werk. En dus denk ik, dat het helemaal niet nodig zal zijn, dat ik U moet bewijzen of de poort van dit huis dan wel zwaar of gemakkelijk open gaat! Gebied, wat er moet gebeuren en het zal meteen geschieden!'
[3] IK zeg: 'Jij hebt gezegd, wat Ik verlangde dat je zou zeggen. De poort gaat gemakkelijk open, breng Mij daarom het huis binnen! Ik vroeg niet naar de poort van dit woonhuis of ze gemakkelijk of moeilijk open zou gaan. Wat is Mij daaraan gelegen, daar het toch eeuwig in Mijn macht ligt, myriaden van dergelijke huizen in een oogwenk te laten ontstaan en weer te doen vergaan!
[4] Ik stelde de vraag alleen maar aan jouw hart, dat de echte poort is tot het huis van je leven. Zie, deze poort gaat gemakkelijk en dat is waar Ik naar toe wil, dat je Mij daar zult binnenvoeren! Je hebt Me al binnengebracht en deed daar goed aan. Maar breng ons nu allemaal ook in dit uiterlijke huis als getuigenis van datgene wat jouw leven is, opdat allen zien, dat Ik ook een Heer van dit huis en van deze aarde ben!'
[5] DE WIJZE zegt: 'U bent de Heer, zowel hier als in de oneindigheid! Aan U alleen behoort ook dit uiterlijke huis voor eeuwig. Buiten U heeft niemand het recht, daarin naar zijn believen te regeren en te heersen. Daarom zou het uiterst aanmatigend van mij zijn, indien ik U als de eeuwige, ware eigenaar van dit huis, evenals van deze hele wereld, in Uw volle eigendom zou gaan binnen leiden!
[6] O Heer, Gij eeuwige eigenaar van de oneindigheid, nu U eindelijk ook eens in Uw volste eigendom bent gekomen, leidt Gij als de enige rechtmatige huisvader ons dan in dit huis binnen, dat U geheel toebehoort!'
[7] IK zeg: 'Je hebt goed en juist gesproken, omdat het is zoals je zegt. Maar Ik heb je door Mijn engelen immers tot Mijn zaakwaarnemer aangesteld en kom nu om met jou de rekening op te maken. Daarom denk Ik dat het toch aan jou is, om Mij als de Heer in Mijn aan jou toevertrouwde eigendom te brengen?'
[8] DE WIJZE zegt: 'O Heer, als U een pachter zou zijn, dan ja! Want indien iemand die nog niets bezit, een hofstede pacht, moet hij wel naar behoren door de zaakwaarnemer die de zaken goed kent, in zo'n schijnbezitting worden ingevoerd. U echter bent een bezitter hiervan en dat is de hoogste waarheid. Geen atoom van al datgene, wat dit huis bevat is U onbekend evenals ook mijn meer dan slechte beheer. Daarom zult U met mij niet veel af te rekenen hebben, daar ik er nu maar al te zeer van overtuigd ben, dat mijn slechte afrekening U al sedert eeuwigheden bekend is wat haar trouweloze punten betreft.
[9] Daarom kom ik nog een keer met het deemoedige verzoek en zeg: Gij, enige Heer en Vader van dit en elk ander huis, trek Uw volledige eigendom binnen. Wees mij als Uw allerslechtste zaakwaarnemer echter genadig en barmhartig en tuchtig mij niet naar de maat van mijn gewis slechte verdiensten!'
[10] Met deze woorden valt de wijze voor Mij neer en weent voor de eerste keer van zijn leven; want het lachen evenals het huilen is de dikwijls zeer ongenaakbaar wijze bewoners van deze wereld bijna geheel vreemd.
[11] Nu roep IK Martinus en zeg: 'Martinus, hoe bevielen jou de uitspraken van deze nu volledig bekeerde wijze?'
[12] MARTINUS zegt: 'O Heer, die heeft nu wel de volle waarheid gesproken en dat zo allesomvattend, dat ik mij in eeuwigheid niets kan voorstellen, dat méér waar is.
[13] Hadden toch de Joden maar zo gesproken, toen U op aarde kwam. Dan zou er geen Judas zijn geweest om U te verraden en geen Kaiphas en Pilatus om U te laten kruisigen. Want ook daar kwam U in Uw volledige eigendom, maar de Uwen hebben U niet herkend zoals nu deze vreemdeling hier in deze wereld!
[14] Maar wat gebeurd is, kunnen mensen niet meer ongedaan maken! Vergeef daarom, 0 Gij beste Vader, allen die niet weten wat ze doen - tot wie ik helaas ook de eer heb te behoren!'
[15] IK zeg: 'Nu goed, Mijn Martinus, ook jij hebt goed gesproken. Maar neem nu deze wijze en draag hem op jullie handen voor Mij uit het huis binnen. Zo geschiede het!'
«« 167 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.