Martinus' prediking tot de vergadering van de zonnemensen - Beproevingen op aarde als voorwaarde voor het kindschap Gods

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 172 / 204 »»
[1] Na deze woorden keert MARTINUS zich tot de gemeente en zegt: 'Laat allen die hier bij deze buitengewone gelegenheid bijeen zijn om woorden van leven uit mijn en tenslotte zelfs uit de mond van de Heer Zelf te vernemen, vooral gezegd zijn, dat jullie je niet moeten laten storen, als een onheil jullie zal bedreigen. Want zie, het is immers God, de allerhoogste, almachtigste Geest Zelf, die hier zichtbaar aanwezig is en dat is diegene met wie jullie allen mij zojuist hebben zien praten, hoewel jullie dat niet hebben kunnen horen.
[2] Deze ene ware, eeuwige Heer en Schepper van alle oneindigheid heeft mij voor jullie allen de absolute verzekering gegeven, dat Hij de Boze voor jullie ogen geweldig zal tuchtigen, als hij het zou wagen zijn slechte spel nog verder door te drijven. Daar wij die verzekering van Hem Zelf hebben, willen wij ook zonder vrees in alle geduld wachten op wat de Heer voor genade over ons zal laten komen.
[3] Ik, die nu spreek, ben helemaal geen wijze uit me zelf. Alles wat ik nu tot jullie zal zeggen, dat zal ik zeggen vanuit de Heer, en niet in plechtige, doch in heel eenvoudige woorden. Verwacht daarom ook niets hoogdravends, doch des te meer van het ware en het goede! Ik zal jullie geven, wat ik heb; luister dus naar mij!
[4] Mijn dierbare deelgenoten in de genade van mijn en jullie God, van mijn Heer en Vader en jullie Heer en nu ook Vader! De almachtige wil van deze ene Vader heeft jullie allen reeds vanaf het allereerste begin op je prachtige hemellichaam met zo vele voordelen toegerust, dat deze ten opzichte van de bewoners van mijn aarde in geen enkele verhouding staan.
[5] Jullie zijn mooi van gedaante, ja zo mooi, dat wij aardbewoners ons zelfs de meest zuivere lichtengel niet mooier voor kunnen stellen. Bovendien is de duur van jullie aardse leven vrij te bepalen, zodat ieder van jullie kan leven zo lang hij wil. Het verschil tussen jullie natuurlijke leven en het zieleleven daarna is werkelijk zo gering, dat het bijna hetzelfde is of jullie met of zonder dit lichaam rondwandelen. Jullie zien en spreken degenen die gestorven zijn, wanneer en hoe vaak jullie maar willen en kunnen zelfs met ons die nu zuivere geesten zijn, spreken en handelen alsof jullie helemaal geen lichaam meer hebben!
[6] Hoe heel anders is dit allemaal op die harde wereld, waarop ik en allen die hier met mij verblijven, in een stoffelijk lichaam geleefd hebben. Daar is de duur van het lichamelijk leven weliswaar onbepaald, maar toch heel kort. Als van jullie iemand zegt: 'Ik ben jong!', dan zou hij bij ons al enorm oud zijn. Want ik weet dat er hier in deze vergadering nog velen zijn, die naar onze aardse tijdrekening meerdere honderden jaren oud zouden zijn. En dat zijn bij jullie nog jonge mensen, terwijl ze bij ons werkelijk al reusachtig oud zouden zijn.
[7] Ook zijn er bij jullie zulke oude mensen, dat ze volgens onze tijdrekening al ouder zijn dan het totale mensengeslacht op mijn kleine wereld! Ja, er zullen hier ook nog wel zulke oude in het vlees levende mensen zijn, die misschien nog duizend keer ouder zijn. Wat veel belangrijke en heilige ervaringen moeten dergelijke mensen hebben opgedaan! Wat een hoge vlucht zal jullie geestelijke vorming aan de zijde van zulke zeer ervaren leraren nemen en hoe diep moet jullie heerlijke wijsheid geworteld zijn!
[8] Terwijl men op onze wereld nog maar nauwelijks is begonnen te begrijpen, wat het leven is, wordt men al op smartelijke wijze gedood en moet men het broze vlees verlaten. Tot het eeuwig leven of tot de eeuwige dood, dat wordt iemand nauwelijks aangekondigd! Kortom, men moet alles verlaten, wat men zich heeft verworven, of het nu eer is, roem, glorie, deugd, wetenschap, wijsheid; daarmee wordt nooit rekening gehouden door de Heer! Doch als heimelijk de wurg - en doodsengel komt en de mens zijn zwaard in het hart stoot, dan is het ook helemaal afgelopen.
[9] Men moet sterven zonder een bepaald uitzicht op een vergelding! Want het leven na de lichamelijke dood bestaat bij ons volgens de overgeleverde leer alleen maar uit geloven en hopen. Bijna niemand heeft al, zoals jullie hier, een zeker bewustzijn van het eeuwig leven als hij nog in het vlees is! Bedenk dus, wat een voorrecht het voor een vrij mens is, als hij, zoals jullie hier, meester is over zijn leven! Hoe kan hij zich verheugen in alles wat hij verworven heeft en hoe vrij kan hij genieten van de ontelbare voorrechten van een dergelijk leven!
[10] Jullie kunnen spreken met de zielen van de lijfelijk van jullie gescheiden broeders en kunnen ze altijd zien, alsof ze niet waren gestorven. Bij ons weet één op de tienduizend nauwelijks, of er na de dood van het lichaam nog wel een leven is en in welke vorm. En toch is men verplicht, alles voor een toekomstig leven op te offeren, een leven dat velen helemaal niet kennen en waarvan zij het bestaan niet eens vermoeden. Wie het wel geloven, hebben echter toch niet de minste aanwijzing - afgezien van enkele onhoudbare fabeltjes -, waaruit dat leven bestaat of zal bestaan!
[11] Denk je eens in wat een niet te schatten voordeel het is, als een schepsel reeds vanaf het begin heer over zijn eigen leven is!
«« 172 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.