[2] UHRON EN SHONEL: 'O heilige, lieve Vader, als het Uw heiligste wil zou zijn, zouden wij de tafel onmiddellijk weer vol willen zetten?'
[3] IK zeg: 'Dat zou geheel onnodig zijn. Wie éénmaal aan Mijn tafel werd gevoed, die heeft zich verzadigd met het eeuwige leven. Hij behoeft niet meer dan één keer Mij in zich op te nemen en hij heeft Mij voor de hele eeuwigheid.
[4] Maar, kindertjes, nu hebben wij nog iets anders af te handelen en dat zal ook voedsel zijn, maar geestelijk en niet materieel.
[5] De drie dochters, die Mij het eerst tegemoet gekomen zijn en Mij ook het eerst hebben herkend in de liefdegloed van hun hart en een sterke beproeving goed hebben doorstaan, zal Ik tot Mij nemen onder het getal van Mijn kinderen. Maar alleen dan, als jullie het goed vinden. Want het voordeel, dat jullie lichamelijk kunnen leven, zolang jullie willen, zal niet van jullie worden afgenomen. Deel Mij daarom mee wat jullie wil is, of jullie het goed vinden dat Ik hun leven op deze wereld afbreek en ze tot Mij neem!'
[6] UHRON EN SHONEL zeggen: 'Heer, lieve, heilige Vader, Uw eeuwige heilige wil is immers ons aller leven, ons aller uiterlijke en innerlijke leven. Wij allen behoren U toe en niet onszelf, wij allen zijn Uw werk! Hoe zouden wij dan onze wil te kennen geven, of wij het goed zouden vinden of niet?
[7] O Heer, wat Gij wilt doen, dat vinden wij allemaal volkomen en van ganser harte juist; want Uw heiligste wil is nu onze liefde, is ons aller leven. U hebt oorspronkelijk deze drie lieve dochters tot leven geroepen en ze ons gegeven. Daarom zijn ze van U en niet van ons en U kunt ze nemen, wanneer U wilt. Uw alleen heilige wil zij voor eeuwig geprezen!'
[8] IK zeg: 'Lieve kinderen, jullie uitspraak bevalt Mij, omdat ze niet alleen uit jullie mond, maar ook uit jullie hart komt. En dus zijn de drie, zoals jullie ze nu zien, niet meer in hun lichamen van deze aarde, doch al in de zuiver geestelijke hier aan Mijn zijde. Want ze zijn veranderd op het ogenblik dat jullie in je hart daarmee waarachtig en vreugdevol instemden! Merken jullie bij hen wel een onderscheid tussen vroeger en nu?'
[9] UHRON EN SHONEL zeggen: 'O Vader, wij merken niet het geringste verschil. Hoe is dat dan wel toegegaan en hoe moeten wij dat begrijpen? Want zie, onze gestorvenen zien er als geesten veel lichter en etherischer uit, doch deze lijken nog helemaal hun vroegere aardse lichaam te hebben! Ook laten onze andere gestorvenen hun dode lichaam achter, dat we dan naar een bepaalde plaats brengen, waar het spoedig helemaal wordt opgelost. Maar bij deze drie is immers helemaal geen lichaam achtergebleven! Hoe is dat dan wel toegegaan?'
[10] IK zeg: 'Kinderen, onthoudt dit: Wiens liefde tot Mij zo vurig en sterk is als de liefde van deze drie, die wordt reeds in het lichaam veranderd door die vurige liefde tot Mij. Zodat zijn vlees door het vuur van zijn geest terstond wordt ontbonden, gelouterd en in het eigen leven en wezen van de geest wordt opgenomen, zonder dat van tevoren het lichaam helemaal van het geestwezen behoeft te worden gescheiden.
[11] Volg daarom in de liefde tot Mij het voorbeeld van deze drie, dan zal ook jullie verandering een zelfde zijn! Want waarlijk, Ik zeg jullie, wie Mij zo waarachtig lief heeft, dat hij uit liefde tot Mij alles verlaat, die zal precies zo veranderd worden als deze drie!'
[12] MARTINUS zegt: 'O Heer en lieve Vader Jezus, dat zou op onze kleine aarde ook wel goed zijn. Maar de lichamen van mijn aardse broeders zullen wel te grof-materieel zijn om voor zulk een verandering geschikt te kunnen worden?'
[13] IK zeg: 'Martinus, de aarde is niet wat de zon is, en de zon niet wat de aarde is! Ik echter ben dezelfde in de hemel, als ook op de zon en op de aarde en zo is ook de juiste liefde gelijk aan haar kracht en uitwerking!
[14] Ook de aarde kan genoeg voorbeelden van zulke veranderingen aanwijzen, en dat zowel in de oude als in de latere tijd. Maar aan zo'n uitwerking moet ook de daarvoor vereiste oorzaak vooraf gaan! Bij te weinig warmte, smelt niet eens de was, laat staan het erts! Begrijp je dat?'
[15] MARTINUS zegt: 'O Heer, dat versta ik heel goed. Want ik was zelf zo'n soort was of erts en had veel te weinig warmte in mij om de was ook maar enigszins weker te maken, laat staan om het harde erts van mijn materie te laten smelten. En zo zullen wel een heleboel broeders op de aarde wonen, wier materie niet alleen erts, doch geheel pure diamant zal zijn. Deze zal moeilijk zo kunnen worden als de drie hemelse dochters nu!'
[16] IK zeg: 'Martinus, om dat uitvoerig te bespreken, is hier nu niet meer op zijn plaats. Maar dat zul je wel weten, dat bij Mij heel veel mogelijk is, wat jou onmogelijk lijkt. Ik zeg je, ook in de graven geschieden wonderen, die door de vleselijke ogen van de aardemensen niet gezien en gadegeslagen worden!
[17] Maar nu niet meer hierover. Wij hebben nu heel wat anders te doen. Ik zeg jullie, we zullen nu nog iets belangrijks te doen krijgen, want onze vijand heeft al weer wat uitgevoerd. Wees dus voorbereid!'
«« 188 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.