[2] Je hebt me nu veel verteld over de werkelijk hoogst ongelukkige toestand en positie, waarin je je al aeonen van grote scheppingstijdruimten bevindt. Maar zie, ik ben iemand die moeilijk gelooft en zeg je daarom ronduit, dat ik van dit alles nog niet het derde deel geloof!
[3] Dat het je stellig heel slecht gaat, ja soms zelfs onuitsprekelijk slecht, geloof ik graag. Maar de redenen van je grote ellende geloof ik helemaal niet! Want ik ken nu maar al te goed de eindeloze goedheid, liefde, geduld en zachtmoedigheid van de Heer en Zijn onbegrijpelijke welwillendheid tot ons, Zijn schepselen! Hoe zou ik dan ook maar in het minst kunnen geloven, dat het Zijn wil zou kunnen zijn, jou alleen voor de meest ontzettende ellende in de gehele oneindigheid te hebben geschapen, daar er toch nergens anders een wezen is, dat de Heer van zo'n verschrikkelijke hardheid zou kunnen beschuldigen!
[4] Met mij ging het ook helemaal niet goed, toen ik in deze werkelijke wereld kwam. Ik was ellendig, leed honger en dorst en werd geplaagd door ontzettende verveling, die van minuten duizenden jaren maakte. Maar dat gebeurde allemaal om mij te doen ontwaken en tenslotte het Rijk van de eeuwige heerlijkheid Gods binnen te voeren. In dit rijk herken ik steeds meer, hoe alle schijnbare ellendige toestanden niets anders dan de grootste liefde van de Heer waren, opdat ik daardoor gelouterd en geschikt werd gemaakt, de huidige volmaakte liefde van de Vader in mij te kunnen opnemen.
[5] Zou ik mijn meegebrachte bisschoppelijke hoogmoed eerder hebben afgelegd - wat ik, zoals ik nu wel inzie, gemakkelijk had kunnen doen -, dan zou het met mij ook snel beter zijn gegaan. Maar ik was zelfhard en wilde het niet, omdat de bisschoppelijke hoogmoed in mij woonde en van daaruit een enorm grote zinnelijkheid. En dus moest ik wel lijden, maar niet omdat de Heer het wilde, doch alleen vanuit mijn hoogst eigen wil - waaraan jij in eeuwigheid geen schuld zult hebben en nog minder de wil van de Heer!
[6] Dus geloof ik ook vast, dat aan jouw ellende niemand schuldig is dan jij alleen! Mocht jij je op dit ogenblik tot de Heer willen wenden en als een echte verloren zoon terugkeren in de schoot van je heilige, eeuwige Vader: dan wil ik in jouw plaats voor eeuwig het meest ellendige wezen van de oneindigheid zijn, als Hij jou niet onmiddellijk met open armen tegemoet zou komen en je onder de grootste feestelijkheid van alle hemelen als Zijn liefste zoon zou opnemen!
[7] Doe dat vanuit je zelf, arme broeder en aan je grote ellende zal ogenblikkelijk een einde komen. Vergeef mij ook, dat ik dikwijls hard was en jou de schuld gaf van Mijn zonden. Ik neem nu alles voor mijn rekening en zal je eeuwig een warm hart toedragen, als je mijn voorstel aanneemt en daarnaar handelt!
[8] Ik geef ook toe, dat ik helemaal niet waard ben, jou als eerste en grootste door God geschapen geest zo'n voorstel te doen. Want ik weet dat in jou die nu nog in het oordeel bent, oneindig meer wijsheid en kracht aanwezig is, dan ik, die een echte niemendal ben ten opzichte van jouw grootheid, ooit zal kunnen begrijpen. Maar juist daarom, omdat ik jou vanwege je grootheid zo waardeer en hoog vereer als de eersteling van God, wens ik evenals alle hemelen, dat je eindelijk eens tot je God, jouw Vader zou willen terugkeren!
[9] Er zijn immers wel eeuwigheden verlopen, waarin je steeds bezig was, je boven de eeuwige, almachtige God te verheffen door allerlei middelen, die alleen mogelijk waren door je diepe wijsheid en overgrote macht. Maar daarom heb je niet alleen nooit iets bereikt, doch bent alleen maar ellendiger, zwakker, armzaliger geworden. Je bent daardoor in niets rijker geworden, behalve in de jou zelf verterende woede en toorn tegenover God.
[10] Talloze malen heb je al zulke en ook betere uitnodigingen gekregen, als deze van mij nu. Maar ze waren vruchteloos door jouw onbegrijpelijke stijfkoppigheid. Maar zie, een miserabeler afgezant dan ik, heb je met dergelijke bedoelingen zeker nog nooit voor je gehad; maak daarom nu een uitzondering en keer met mij terug!'
[11] SATAN zegt: 'Je hebt nu werkelijk heel aardig en netjes gesproken! Ik vergeef je daarom ook alle grofheden die je mij hebt aangedaan. Maar wat jouw verlangen betreft, dat mij maar al te zeer bekend is, daarop zal ik je pas dan kunnen antwoorden, als in de hele onmetelijke scheppingsruimte geen zon en geen harde aarde mijn wezen nog gevangen zal houden.
[12] Want mijn ik is het onmetelijke al; en dit bevindt zich in het oordeel. Hoe kan ik in mijn al-heid los komen van het oordeel? Wat jij hier voor je ziet, is slechts de innerlijke levenskern van mijn voor jouw begrip eindeloze zijn! Als jij me kunt geven wat ik verloren heb, dan zal ik je ook onverwijld volgen!'
[13] MARTINUS staart Satan aan en zegt na een poosje heel ernstig: 'Ja, helemaal alles, armzalige eersteling uit God, dus volg mij maar!'
[14] SATAN zegt: 'Waarmee kun jij je belofte aan mij dan als volledig waar garanderen?'
[15] MARTINUS zegt: 'Met de eindeloze liefde van God, jouw Vader! Is dat voldoende voor je?'
[16] SATAN zegt: 'Vriend Martinus, je meent het naar je beperkte begrippen wel heel goed met mij. Jouw garantie is goed en acceptabel voor geesten die zoals jij eindig en beperkt zijn. Maar of deze garantie ook voor mij, die evenals God alhoewel uit God - een oneindige geest ben, voldoende is, dat is een andere vraag!
[17] Zie, voor een mug zul je al gauw en gemakkelijk voldoende voedsel vinden, maar niet zo gemakkelijk voor een olifant en nog minder voor de reusachtige leviathan die brokken zo groot als een berg nodig heeft om verzadigd te raken!
[18] En dus is de volgens jou oneindige liefde van God voor eindige wezens meer dan voldoende groot, om ze allemaal voor eeuwig te verzadigen. Maar voor een gelijkwaardige, oneindige geest zou ze alleen dan maar voldoende zijn, als ze alleen hem maar zou hebben te verzadigen!
[19] Maar daarnaast moeten nog een oneindigheid wezens verzadigd worden, waarvan mettertijd een ieder oneindig veel nodig zal hebben: zie, daarin is ook de oneindige liefde van de godheid noodzakelijkerwijs begrensd, omdat ze uit haar ene oneindigheid twee oneindigheden zou moeten in stand houden, wat toch absoluut onmogelijk zou zijn.
[20] Ik heb zelfs nu nog door de hele scheppingsruimte fysiek en moreel oneindig veel nodig, hoewel ik in harde gevangenschap verkeer. Hoeveel meer zou ik dan niet nodig hebben in mijn herkregen vrijheid?
[21] Ik zeg jou en ook jullie allen die hier zijn: Ik keer terwille van jullie niet terug. Want als ik terug keer, gaan jullie ten onder en te gronde! Ik alleen weet hoe groot God is, hoeveel Hij heeft en wat Hij kan geven. Ik zie in, dat Hij mij en jullie onmogelijk tegelijk kan behouden. Daarom blijf ik liever voor eeuwig ellendig, opdat jullie als mijn kinderen de alleen mij toekomende heerlijkheid kunt genieten - wat ik jullie ook van ganser harte gun!
[22] Ik zie wel in, dat God oneindig goed is, maar juist Zijn al te oneindige goedheid maakt Hem tot verkwister. Zou ik uit liefde tot jullie, mijn kinderen, het niet voor Hem opnemen, wat weliswaar heel moeilijk is, en Hem soms beperken in zijn al te enorme grootmoedigheid, dan zou Hij spoedig weer naar de aarde kunnen gaan om daar bij Zijn gevoelloze schepselen om brood te vragen!
[23] Je ziet dus, dat voor mij de oneindige liefde van God niet als acceptabele garantie kan dienen. Daarom moet je mij wel een andere geven, die voor mij deugdelijker zal zijn dan deze!'
«« 192 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.