[2] Vriend, ik heb medelijden met deze armzalige zwervers. Laat mij er naar toe gaan en ze hierheen brengen, ze hier opnemen om ze zo goed mogelijk te verzorgen! Ook al zijn deze kamers vuil, ze zullen allicht beter voor hen zijn dan die bevroren en triest uitziende, oneffen paden in die mij maar al te bekende richting, waarop het alsmaar slechter gaat!'
[3] IK zeg: 'Goed, heel goed, ga en doe wat je hart je gebiedt. Maar je moet je niet laten afschrikken als je zult ontdekken, dat die zwervers niet van jouw kerk zijn, maar van de Lutherse.'
[4] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Dat staat me inderdaad wel een beetje tegen. Maar nu doet het er niet toe, of het nu om Luther, Mohammed, Jood of Chinees gaat. Kortom, elke mens moet worden geholpen!'
[5] Bisschop Martinus, nog in de gewone boerenkleding, gaat nu weg en haast zich de zwervers achterna, al roepend en schreeuwend dat ze toch op hem moeten wachten. Waarop de zwervers blijven staan en op onze bisschop Martinus wachten om er achter te komen, wat hij met hen wil. Want zij zijn ook pas van de aarde in de geestenwereld aangekomen en weten nu ook niet hoe en wat.
[6] Nu komt BISSCHOP MARTINUS bij het treurige gezelschap aan en spreekt op vriendelijke toon tot hen: 'Lieve vrienden, waar willen jullie naar toe? Ik smeek jullie in Godsnaam, keer om en volg mij, anders gaan jullie allemaal te gronde. Want de richting die jullie nu volgen, voert regelrecht naar een afgrond die jullie allen voor eeuwig zal verslinden!
[7] Ik woon hier echter met nog twee lieve vrienden al een geruime tijd en weet hoe het met deze omgeving staat, zodat ik jullie kan waarschuwen.
[8] Kijk daar eens naar het zuiden. Daar zullen jullie een paleis zien, dat er weliswaar van buiten mooier uitziet dan van binnen, maar dat doet er voorlopig niet toe. Onderdak en een stukje brood zullen we daar binnen toch wel vinden, wat in ieder geval beter zal zijn dan om deze weg die zeker naar het verder leidt, verder te bewandelen. Denk er dus niet lang over na, maar keer meteen om en volg mij; bij God, het zal jullie niet schaden!'
[9] EÉN VAN DE ZWERVERS zegt: 'Goed, wij willen je wel volgen. Maar denk er bij voorbaat om, dat je ons niet naar een katholiek huis brengt. Want het zou voor ons onmogelijk zijn om daar te blijven, daar we van niets zo'n sterke afkeer hebben als van het nog erger dan de pest stinkende roomse katholicisme, met name van de paus, van zijn bisschoppen en vooral van de buitengewoon slechte kloosters van de roomse hoer!'
[10] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Wat paus, wat bisschop, wat monnik, wat Luther, wat Calvijn, wat Mohammed, wat Mozes, wat Brahma, of wat Zoroaster?! Dat heeft alleen maar in de domme wereld wat te betekenen; hier in het rijk van de zielen en geesten hebben al deze aardse, domme verschillen zo goed als helemaal geen betekenis meer! Hier bestaat maar één wachtwoord en dat is liefde! Alleen daarmee komt men hier verder; al het andere telt nog minder dan niets!
[11] Toen ik op de wereld was, was ik een roomse bisschop en daar liet ik me geweldig op voorstaan. Maar toen ik hier aankwam, leerde ik al gauw dat het er totaal niet toe doet, wat men op de wereld was, want waar alles om draait, is wat men op de wereld heeft gedáán en hoe en onder welke omstandigheden!
[12] Laten jullie je daarom ook noch door Luther noch door Calvijn van de wijs brengen, maar volg mij. Werkelijk, jullie zullen er geen spijt van hebben. Als het jullie bij mij echter niet bevalt, dan staat deze weg nog steeds voor jullie open.'
[13] DE AANVOERDER van dit gezelschap zegt: 'Nu goed, jij lijkt me een nogal verstandige man te zijn; daarom zullen wij je volgen naar je huis. Maar dát vragen wij al van te voren nadrukkelijk, dat wij onder elkaar nooit over godsdienst praten, want alles wat godsdienst heet, vervult ons met de grootst mogelijke tegenzin. '
[14] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Nu, mij best. Praat maar waarover jullie willen praten. Langzamerhand zullen we elkaar hopelijk beter leren kennen en jullie zullen bij mij absoluut nooit iets ontdekken, wat jullie ook maar in het allerminst zal beledigen. Daarom opgewekt en vrolijk op weg en neem plaats in het huis van mij en vooral van mijn vrienden en broeders.'
[15] Nu gaat bisschop Martinus voorop en de hele karavaan van 30 man volgt hem en hij brengt ze regelrecht naar het paleis en tegelijkertijd meteen bij Mij en bij Petrus. Als hij daar aankomt, zegt hij vol blijdschap tegen Mij:
[16] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Kijk, lieve vriend en broeder in God de Heer, hier heb ik ze gelukkig allemaal meegebracht. Wees jij nu zo goed om mij de vertrekken te laten zien, waar wij ze zullen onderbrengen. Dan wil ik je ook om wat brood vragen, zodat ze zich wat kunnen sterken, want zij zullen zeker wel heel hongerig zijn.
[17] IK zeg: 'Daar, die deur aan de westkant, daar is een grote kamer die goed is ingericht. Daar zullen ze alles vinden wat ze maar nodig hebben. Kom zelf echter terug, zodat we vlug een belangrijk werk kunnen beginnen, dat geen uitstel duldt.'
[18] Bisschop Martinus doet, wat Ik hem opdroeg en het gezelschap is heel verheugd, als het de goed ingerichte kamer binnen gaat die bisschop Martinus aanwijst. Nadat ze hier plaats hebben genomen, komt hij echter snel weer terug en vraagt waar het nieuwe werk is.
«« 23 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.