Martinus' merkwaardige ervaringen bij het gezelschap, dat het eerst is opgenomen - Martinus wil onderrichten en wordt zelf onderricht

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 27 / 204 »»
[1] We gaan nu naar DE EERSTE DERTIG MENSEN, die bisschop Martinus alleen hier naar toe heeft gebracht. Als we binnenkomen, knielen zij voorover gebogen naar de grond en roepen: 'O Heer, Heer, Gij grote, verheven God in Jezus Christus, kom niet bij ons!Want wij zijn té grote zondaars en de geringste genade niet waard! Uw nabijheid is voor ons veel te heilig en te onverdraaglijk.'
[2] BISSCHOP MARTINUS kijkt naar alle kanten om zich heen om te zien, waar de dertig mensen Jezus zien. Maar hij ziet nog steeds niets en vraagt Mij: 'Lieve vriend, wat is er met deze arme mensen? Zijn ze niet bij hun verstand of zijn ze op de wijn, die ze vast en zeker ook gedronken hebben, in slaap gevallen en hebben ze nu een luthers of rooms droomvisioen?'
[3] IK zeg: 'Nee, nee, niets van dien aard; in hun geest zien ze Mij daarvoor aan en daarom roepen ze zo.'
[4] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Nu, dus toch een soort geesteszwakte, alleen om een iets andere reden dan ik had gedacht. Overigens hebben ze naar mijn mening gelijk, wanneer ze je als hun huidige, grootste weldoener onder de naam van het hoogste wezen prijzen. Want ik denk dat iedere weldoener wel een groot deel van de echte Godheid in zich meedraagt en als hij wordt geëerd, wordt ook de Godheid in hem geëerd. Wat moeten we nu met deze mensen beginnen?'
[5] IK zeg: 'Deze mensen zullen we nu volgens hun wens in hun mening laten en naar de anderen gaan. Want als ze voorlopig van mening zijn, dat ze Mijn nabijheid niet kunnen verdragen, dan zullen we ze ook niet verder kwellen; mettertijd zal dat wel gaan!'
[6] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Ja, ja, dat is goed. Forceren heeft geen zin; Laten we daarom nu snel naar de anderen gaan, die uit het vuur zijn gered. Ik verheug me daar al erg op.'
[7] Wij begeven ons vlug naar de anderen. Als we bij de deur zijn, zeg IK tegen bisschop Martinus: 'Broeder, ga jij eerst naar binnen en kondig Mij en Petrus aan! Als ze dat wensen, zal Ik naar binnen gaan. Wensen ze Mij echter niet, wat je uit hun woorden gemakkelijk zult kunnen opmaken, kom dan gauw terug, zodat we met een ander werk kunnen beginnen.'
[8] BISSCHOP MARTINUS doet dadelijk wat Ik hem gezegd heb. Als hij bij de uit de vlammen geredde mensen komt, trekt hij een overdreven plechtig gezicht en zegt: 'Lieve vrienden, de heer en meester van dit huis wil jullie bezoeken, met jullie goedvinden. Is zijn bezoek echter deze keer bij jullie niet welkom, zeg het dan en jullie zullen daarvan verschoond blijven. Mijn mening als jullie vriend is echter, dat jullie allemaal zouden moeten wensen dat hij bij jullie kwam, omdat de heer en meester van dit huis een buitengewoon goed en zachtmoedig heer is. Maar jullie zijn vrij en kunnen doen wat jullie willen; zeg ons wat je wilt!'
[9] DE GERED DEN vragen echter aan bisschop Martinus: 'Weet je wel Wie deze Heer en Meester is?'
[10] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Dat is iets wat ik zelf niet precies weet, maar dat is hier in de geestenwereld ook helemaal niet zo nodig. Het is genoeg dat ik uit ervaring weet, dat hij een buitengewoon goed en wijs man is. Het zou zelfs dwaas zijn om meer te willen weten. Stellen jullie je daarom voorlopig ook tevreden met hetgeen ik naar mijn beste weten over hem heb gezegd. En geef me antwoord op wat ik zojuist vroeg.'
[11] IEMAND UIT HET GEZELSCHAP VAN DE GEREDDEN zegt: 'Maar vriend, waarom ben je tegen ons zo terughoudend en wil je ons het Heiligste en Allerhoogste onthouden?
[12] De heer en meester van dit huis is immers de enige Heer, Schepper en eeuwige Meester van de hemel en van alle zonnen en planeten in de gehele oneindigheid, zoals ook van alle mensen en engelen in Jezus Christus!
[13] Hoe kun jij zeggen dat je Hem niet beter kent? Ben je dan blind en heb je dan Zijn doorboorde handen en voeten nog nooit gezien, terwijl wij dat toch allemaal meteen toen we Hem zagen ontdekt hebben?
[14] Let alleen maar op Zijn milde ernst, Zijn grote liefde en wijsheid en leg je handen in Zijn doorboorde zijde zoals Thomas; je zult dan zeker nog veel beter inzien dan wij arme drommels, wie er achter jouw Heer en Meester schuilgaat!
[15] Kijk, het is niet zo dat wij het in ons hart niet zouden wensen, dat Hij, de Allerhoogste en eeuwig Allerheiligste, bij ons zou komen in dit vertrek van Zijn erbarming. Maar wij zijn allen veel te grote zondaars en zijn zulk een bezoek, waarbij God bij Zijn allerlaatste en laagste schepselen zou komen die Zijn liefde en geduld op aarde dikwijls zo schandelijk misbruikt hebben, allerminst waard!
[16] Vertel jij dus, gelukkige vriend van je God en Heer die je niet kent of niet wilt kennen, dat ons hart naar Hem verlangt en altijd verlangd heeft; maar onze zonden hebben ons zo lelijk, vuil, naakt en stinkend gemaakt, dat wij niet kunnen wensen dat Hij bij ons komt!
[17] Wij vergaan bijna van schande en smaad, dat wij hier in dit huis verblijven, waar Hij nu hoofdzakelijk wegens de zondaars pleegt te wonen om hun Zijn medelijden deelachtig te laten worden. Wat zou er wel met ons gebeuren, waar zouden wij moeten wegkruipen, als Hij nu geheel en al bij ons zou komen?
[18] Vraag Hem daarom, jij gelukkige, of Hij ons onwaardigen wil sparen; echter niet onze, maar Zijn heilige wil geschiede!'
«« 27 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.