Een blik op de maan door de elfde deur - Bisschop Martinus en de wijze van de maan

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 49 / 204 »»
[1] (DE HEER:) 'Zie, we zijn nu bij de elfde deur! Kijk naar binnen en zeg dan, wat je hier allemaal ziet!'
[2] BISSCHOP MARTINUS kijkt nu een poosje naar binnen en zegt ietwat pruilend: 'Wat is dit nu voor een grappige wereld? Mensen, die maar iets groter zijn dan de konijntjes op aarde en de verschillende stukken land zo groot als op aarde de broeibedden. De bomen zijn hoogstens een paar span hoog, zoals op aarde kruipdennen en braam - en jeneverbesstruiken. Het beste zijn nog de bergen, die echt heel hoog en heel steil zijn. Zeeën zie ik helemaal niet, wel echter meren, waarvan het grootste naar aardse maatstaven ongeveer 10.000 emmers water bevat! Sapristi, dat is een verschil tussen deur nummer 10 en nummer 11!
[3] Maar wat is dat nu voor een spring in 't veld met bovendien maar één voet? Dat zal toch wel een dier zijn en geen menselijk wezen? Daar ontdek ik nog een hele kudde van een eigenaardig soort marmotten! Dat is toch wel heel merkwaardig! Tot nu toe heb ik nog nergens dieren gezien en hier in dit koddig wereldje zijn er opeens bijna meer dieren dan mensen. Zou dat dan een echte dierenwereld zijn? Ja, ja, zie, daar komt nog een grote kudde van een soort schapen aan! Jammer dat ik geen ossen en ezels zie, zodat ik me over mijn eigen soort kon verheugen! Er zijn ook vogels, ofschoon ze er niet bepaald vrolijk uitzien!
[4] Maar kijk daar eens! Hahaha, dat is een echte grap! Daar zijn de mensen helemaal aaneen gegroeid! Het vrouwtje zit als een bochel bij het mannetje op de schouders! En daar blaast een mannetje zich op als een boomkikvors en maakt met zijn gespannen buik een lawaai als op aarde een Turkse regimentstamboer! Nee, dat is echt heel grappig en hoogst lachwekkend!
[5] Werkelijk, Heer, als U dit wereldje hebt geschapen, heeft het zeker van Uw almacht en wijsheid niet veel gevergd, want voor zover ik dit wereldje zie is het vergeleken met alles wat ik eerder heb gezien eerder saai dan indrukwekkend. Dan moet ik weer terugnemen, wat ik bij nummer 10 zo denigrerend over de aarde heb gezegd! Want ten opzichte van deze wereld is ze toch wel - afgezien van haar mensen - een waar paradijs! - Zeg, o Heer, mij toch, hoe deze wereld heet! Die kan zich toch niet meer in het zonnegebied van onze aarde bevinden?'
[6] IK zeg: 'O jawel, want dat is de maan van de aarde. En deze mensen zijn ook van de aarde afkomstig, evenals de hele maan zelf die weliswaar vroeger het slechtste deel van de aarde was, maar nu veel beter is dan de hele aarde! Daarom is hij nu ook een school voor zeer wereldse zielen geworden. Want zie, beter een magere, kleine wereld met een rijke geest, dan een vette, grote wereld met een hoogst magere geest!
[7] Zie, hoe armzalig deze mensen er ook uitzien, jij zult nog lang werk hebben, voor je in je geest zo rijk zult zijn als deze allang zijn!
[8] Opdat je echter in de praktijk zult leren inzien hoe het met de wijsheid van deze mensen staat, zullen er twee dichterbij komen en met jou over verschillende dingen praten. Zie, daar komt al zo'n bultig paartje aan: vraag hen naar verschillende dingen en je kunt er zeker van zijn, dat ze je het antwoord niet schuldig zullen blijven! Zo zij het!'
[9] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Ja juist, daar is al zo'n paartje. Het komt naar ons toe kompleet met zijn hele wereld, die het letterlijk gebruikt als een schip. Kijk, van dichtbij ziet het paartje er heel potsierlijk uit, vooral het kleine vrouwtje. Maar zo te zien moeten wij voor hen onzichtbaar zijn, omdat zij zo verwachtingsvol om zich heen kijken, alsof zij echt iets waarnemen, maar toch niets kunnen ontdekken!'
[10] IK zeg: 'Jij moet dichter naar hen toe gaan en daardoor hun kleine sfeer aanraken, dan zullen ze je wel beter kunnen zien! De bewoners van alle manen van de planeten hebben de eigenaardige eigenschap, dat ze de geesten van andere planeten pas volledig kunnen zien, als deze zich in hun kleine sfeer bevinden. De reden van dit verschijnsel is, dat de manen het laagste, meest materiële bestaansniveau van de planeten zijn, evenals de mest van dieren ook hun laagste en meest materiële zijnsniveau is, maar dikwijls nuttiger dan het dier of de mens zelf! - Doe nu wat Ik je zei en het paartje zal jou meteen kunnen zien!'
[11] BISSCHOP MARTINUS doet nu, wat Ik hem heb opgedragen. Het paartje ziet Martinus meteen en bewondert zijn grootte. Martinus echter begint meteen het volgende gesprek met de beide maanbewoners: 'Zijn jullie wel de echte bewoners van deze kleine wereld of zijn er nog andere, die groter zijn dan jullie en misschien ook wijzer?'
[12] DE TWEE zeggen: 'Als mensen is er alleen een bepaald aantal van ons soort. Maar verder zijn er nog een heleboel schepselen en op het aan de andere kant gelegen deel van deze aarde wonen boetvaardige zondaars, die niet zelden naar ons toekomen om van ons de innerlijke wijsheid te leren. Deze boetelingen zijn echter gewoonlijk van een andere wereld afkomstig, waarschijnlijk van de wereld waar jij ook vandaan komt! Zij zijn wel groot van gestalte maar wat hun wezen betreft zijn ze nog zeer klein. Ook jij ziet er heel groot uit, maar de eigenlijke mens in je is nog maar nauwelijks zichtbaar!
[13] Maar wat doen jullie toch, jullie grote mensen, aan wie veel leven is gegeven? Waarom dragen jullie zo weinig zorg voor dit leven? Als het tijd is om vruchten te zaaien, die er toe dienen het aardse leven van de mens in stand te houden en het voedend te verzorgen - dan is de mens zeer aktief en werkt zolang zijn krachten hem dat toestaan, als een worm in een vermolmde boom, zonder ophouden en laat zich door niets van de wijs brengen. Hij verdraagt hitte, strenge kou en regen en andere moeilijke weersomstandigheden. Hij spaart zijn lichaam niet en stelt niet zelden zijn aan een zijden draad hangende korte leven bloot aan het grootste gevaar, om een beetje voedsel te veroveren. Maar voor het zorgdragen, instandhouden en vervolmaken van het eigenlijke innerlijke leven, voor het eigenlijke, eeuwige, heilige, grote Ik, doet hij weinig of niets!
[14] Wat zou je wel tegen een tuinman zeggen die op zijn grond vruchtbomen plantte, en wanneer ze in bloei stonden en vol beschermend blad zaten, hij deze eerste aanzet al voor de vrucht zou aanzien, alle bloesem en blad van de takken haalde en daarmee de vloer van zijn huis zou versieren? Zo'n tuinman zou toch zeker een domme dwaas zijn; want als zijn buurman een rijke oogst binnen haalt, zou hij van honger moeten sterven, omdat zijn bomen geen vrucht zouden dragen!
[15] Is echter niet elk mens een zelfde dwaas in nog veel hogere mate, wanneer hij het aardse leven reeds als vrucht geniet, terwijl dit slechts als bloesem en blad voor het innerlijke, ware leven dient? Hij vernielt door zo'n onnatuurlijk en hoogst onrijp genot de eigenlijke vrucht die daaruit moet voortkomen, namelijk het ware, eeuwige leven van de geest. Wat groeit dan uit tot een nieuw, onvergankelijk leven: de bloesem, het blad of het zaad binnen in de rijp geworden vrucht? Alleen toch maar het zaad!
[16] En zo is het ook met ieder mens het geval: zijn lichaam, zijn zintuigen, zijn uiterlijk verstand, zijn rede - dat zijn bloesem en blad. Daar komt een rijpe ziel uit voort. En deze juiste, goede rijpheid van de ziel heeft dan ook een rijpe kern in zich. Deze kern is de onsterfelijke geest, die in zijn volle rijpheid alles beïnvloed en in zijn onsterfelijkheid verandert, - zoals een vergankelijk lichaam, dat met de etherische olie van de onvergankelijkheid wordt gezalfd, ook mede onvergankelijk wordt.
[17] Zie, jij grote mens, dat is onze wijsheid! Om deze te bewerkstelligen nemen wij de ons bewuste orde van de allerhoogste geest van God in acht en daardoor zijn wij volkomen wat wij zijn. Bestrijd jij nu maar hetgeen ik zeg, als je dat kunt; ik ben bereid om van jou alles te verdragen!'
[18] ONZE MARTINUS kijkt na deze woorden verbouwereerd en verwonderd en is buitengewoon verbaasd over de hem zeer enorm voorkomende wijsheid van dit maan paartje. Pas na geruime tijd zegt hij: 'Nou, nou - wat ik wel het minst vermoed zou hebben bij jullie maanmensen, is wel zo'n diepe wijsheid! Wie gaf jullie deze grote wijsheid? Want die kan toch niet uit jullie zelf zijn ontstaan?
[19] De dieren beseffen instinctmatig wel hun bestaansorde en ontwikkelen deze heel natuurlijk uit hun natuurlijke orde, die hun instinkt dan ook is. Ook alle gewassen moeten dát tot wasdom brengen, wat in hen is gelegd. Maar dieren en planten zijn nu juist daarom aan datgene, wat zij zijn, gebonden. De mens echter als vrij wezen moet dit alles eerst door leringen van buitenaf in zichzelf als in een volkomen leeg vat opnemen. En het Woord van de goddelijke wijsheid moet in zijn hart worden gelegd als een zaadje in de aarde, opdat hij dan pas tot inzicht in zichzelf en daardoor tot inzicht in God en Diens orde kan komen. Krijgt de mens helemaal geen onderricht, dan blijft hij dommer dan welk dier ook en begrijpt hij minder dan een steen.
[20] Omdat niet valt te ontkennen, dat jullie ook mensen met dezelfde goddelijke rechten zijn als ons soort mensen, dan moeten ook jullie ooit onderricht, en wel van God Zelf direct of indirect hebben ontvangen, omdat anders jouw wijsheid het allergrootste wonder zou zijn, dat ik tot nu toe heb meegemaakt. Want bij alle oermensen moet God de eerste leraar zijn geweest, omdat anders alle mensen tot aan de huidige tijd wat hun ontwikkeling betreft veel lager zouden staan dan de dieren. Want als A blind zou zijn, wie zou dan aan B het licht hebben kunnen geven? En zou op die wijze noodzakelijkerwijs ook B blind zijn gebleven, van wie zou dan C enzovoort het licht hebben moeten krijgen? Daar jij echter een zeer verlicht mens bent, zeg mij daarom alsjeblieft, hoe het onmiskenbaar licht Gods bij jullie is gekomen en wanneer ongeveer?'
«« 49 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.